Pagina's

zondag 22 december 2019

Natuurwetten






In een onbewaakt ogenblik had ik besloten de radiator in mijn schuurtje vandaag weer eens terug te hangen. In een eerder onbewaakt ogenblik, véél eerder, mag ik wel zeggen, had ik die namelijk weggehaald, in het kader van een groter plan. Ik zou, als voorloper van een nieuwe badkamer, een kast bouwen voor de wasmachine, de radiator hing daarbij in de weg. Wanneer de kast af was zou ik de nu afgedopte leidingen doortrekken en hem op een nieuwe plek terughangen. Echter, zoals die dingen gaan, in elk geval bij mij, na die eerste korte aanval van doortastendheid bleef het stil rond het grotere plan. En koud in mijn schuurtje. Wat ik in de wintermaanden dan als excuus gebruikte voor het feit dat ik niks deed en nergens mee opschoot. De radiator op dezelfde plek terughangen was geen optie omdat ik dan zou toegeven, al was het maar aan mezelf, dat het grotere plan min of meer ten onder was gegaan aan labbekakkerige besluiteloosheid. Zo had ik mijzelf dus aardig in de tang en moest ik lange tijd, hoe lang durf ik hier niet eens te bekennen, mijn winterjas aan doen wanneer ik toch een karweitje in mijn schuurtje had.
Aan die toestand zou vandaag dan eindelijk een einde komen, dankzij een nieuwe aanval van doortastendheid die waarschijnlijk net groot genoeg was om de radiator dan toch maar met hangende pootjes terug te plaatsen. Om mezelf klem te zetten was ik wel zo verstandig geweest mijn oudste zoon te charteren om mij te helpen, en dat was maar goed ook want volgens een bekende natuurwet diende de eerste tegenslag zich al vrij snel aan. Het ontluchtingssleuteltje, nodig om de boel leeg te laten lopen, was nergens te vinden. Er moeten er honderden rondslingeren in mijn mannenhuishouden want elke keer dat ik het nodig heb moet ik een nieuwe kopen omdat het nergens te vinden is. In die zin kun je ook eigenlijk niet van een tegenslag spreken, het is eerder een vast gegeven dat ik even over het hoofd had gezien. Een natuurwet, inderdaad. Een steeds bozere zoektocht langs alle handige en voor de hand liggende plekken waarvan ik zeker weet dat ik er ooit één gehangen, gelegd of bewaard heb en daarna ook door de rest van het huis leverde niks op. Normaalgesproken zou dat ruim voldoende aanleiding geweest zijn het hele projekt maar weer zuchtend op te schorten, maar omdat ik mij bij wijze van levensles groot wilde houden voor mijn zoon werd het een bezoekje aan de bouwmarkt.
Daar bleken de ontluchtingssleuteltjes alleen per vier verpakt verkocht te worden. Dan denk je in eerste instantie dat dat handig is, dat het blijkbaar een wijdverbreid en alom ergernis wekkend probleem is waar de bouwmarkt hier servicegericht op inspeelt door ze per vier aan te bieden waardoor je er, wanneer er ontlucht moet worden, altijd wel eentje kunt vinden. Maar bij nader inzien weet je: zo werkt het niet. Ook dit is een natuurwet.
Net als dat, zodra je na een boze gang naar de bouwmarkt nieuw hebt aangeschaft wat je kwijt was, je meteen bij thuiskomst ziet hangen, liggen of staan wat je nodig had. Meestal op een plek waarvan je zeker wist dat je het er de laatste keer had opgeborgen, weggehangen of neergelegd.
Zodoende heb ik nu vijf ontluchtingssleuteltjes. Die ik straks geen van allen kan vinden.

woensdag 18 december 2019

Komt tijd






En wat doe jij? Nog altijd een populaire gespreksopener op feesten en partijen en ander sociaal ongemak waarbij je mensen ontmoet die je nog niet kende. En die jou nog niet kennen. Ik heb me altijd een beetje ongemakkelijk gevoeld bij die vraag. Wat doe jij voor werk, wordt daar dan namelijk mee bedoeld. Tja. En het gewenste antwoord, zeker bij mannen onder elkaar, is meestal een vrij uitgebreide samenvatting van een succesvolle, opwaartse en goedbetaalde carrière van drukke banen en bloeiende ondernemingen, tachtig-urige werkweken met uitlopers naar leaseauto’s, droomhuizen en slimme hypotheken. De keren dat ik er in het verleden dan met enige trots uitflapte dat ik fulltime huisman was, en de hele week voor de kinderen zorgde, in de veronderstelling dat dat ook een bijdrage aan het gesprek was, bleef die mededeling een tijdje in een met ongemakkelijke stilte gevulde lucht hangen, werd er minzaam geglimlacht, wilde iemand nog wel eens opmerken dat hem dat ook wel wat leek, de hele dag thuis lekker ontspannen niks doen, waarna het onderwerp uitputtend behandeld werd geacht en er op voetbal kon overgeschakeld. Zo kwam ik van lieverlee steeds vaker en met meer plezier in de dameshoek terecht, waar mijn verhalen wel in vruchtbare bodem vielen. Dat was een mooie tijd. Maar inmiddels zijn mijn jongens al heel lang niet klein meer en moet ik mij in voorkomende gevallen zowel bij de dames als bij de heren dus weer zien te redden met een aarzelend bijeen gestamelde bouwval van artistiekerige projekten, huiselijke verplichtingen en ander onbetaald ongeregeld. Een anti-carrière, feitelijk. Zelf ben ik er nog steeds niet ontevreden mee, integendeel, maar het ongemak bij de vraag lijkt ingesleten en zo volautomatisch op te starten dat het langzamerhand is gaan wennen. Toch lijkt aan het probleem nu een eind te gaan komen. Al twee keer werd mij de afgelopen weken de vraag gesteld: werk jij nog?

zaterdag 9 november 2019

Territoriumdrift






Bij een vaste ochtendwandeling heb je dikke kans op vaste ontmoetingen. Iemand die dezelfde wandeling loopt bijvoorbeeld, zoals de meneer met de kleurige sportschoenen en de grote koptelefoon, die altijd met een brede lach en enig volume hallooo! roept wanneer ik hem tegenkom. Iemand die langs de route woont, zoals het oudere echtpaar dat wel eens net in de tuin staat te grutten als ik langskom en mij dan licht argwanend teruggroet. Of de boer die mij regelmatig ziet fotograferen en zich meer dan licht argwanend af komt vragen wat dat moet, wat dat te betekenen heeft. Dan zijn er de schapen die er steevast staan, in hun weiland. De eenden, de ganzen, de smienten, de witte reiger. De kiekendief die zich in het seizoen nog wel eens even laat zien. Allemaal leuke ontmoetingen, al zijn ze nog zo vluchtig en nog zo af en toe.
En er is de ontmoeting die zich bijna iedere keer voordoet, en dat is de ontmoeting met de hond. Een grote, zwarte hond. Een waakhond. Steeds wanneer ik een zekere bocht om ga vraag ik mij af of hij er weer zal zijn. Negen van de tien keer is dat het geval. Negen van de tien keer stuift het beest luid blaffend en grommend op mij af en wordt maar nauwelijks tegengehouden door zo’n gezellig, wiebelig kastanjehouten tuinhekje van de praxis. Blaffend en grommend en tegen het hek opspringend loopt hij met me mee naar de andere kant van de tuin waar hij achter het hekje net zo lang blijft staan schelden en tieren tot ik uit beeld ben verdwenen.
Wat is dat, vraag ik mij af. Waarom? Waarom moet ik als man van goede wil bij een doodnormale, onschuldige wandeling op de openbare weg worden geïntimideerd door een valse hond? Waarom moet ik er maar op vertrouwen dat dat beest niet dwars door of over dat lullige hekje heen naar mijn strot springt? Wat heb je te verbergen met zo’n hond in de tuin, dat ook.
De hond verdedigt zijn territorium hoor ik u zeggen, daarvoor is het een waakhond. Ja.. goed verhaal natuurlijk, maar liep ik niet op de openbare weg? En als ík bij iedere langslopende voetganger roodaangelopen en schuimbekkend mijn tuinpad af zou rennen, tegen mijn hekje zou trappen, schreeuwend van klootzak klootzak teringlijer, keukenmes in de aanslag, om mijn onbedreigd territorium te verdedigen, dan zou de stem des volks het geloof ik wel op prijs stellen dat ik zo snel mogelijk als verward persoon veilig werd opgeborgen, voor de rest van mijn leven. En terecht hoor, houd me ten goede.. zulke dingen doe je niet. Maar als je het door je hond laat doen, dan is het wel okay, blijkbaar. Dan behoort het kennelijk tot het algemeen beschaafd Hollandsch fatsoen.
Niet dat ik me er door van mijn wandeling laat weerhouden, niet dat ik mijn route aanpas, nee zeg.. wij zwichten niet voor terreur tenslotte. En het is de openbare weg, zeg ik nog maar eens. Dus zet ik mij iedere keer dapper schrap, bij de bewuste bocht. En als het monster dan weer grauwend met ontblote tanden tegen het hek aanvliegt begroet ik hem met een welgemeend driewerf: je bent een vuile gore kuthond! En voor zijn baasje steek ik er mijn middelvinger bij in de lucht. Iedere keer weer.
En zo begint het zelfs al te wennen. Ik vertrouw er inmiddels dan maar op dat het beest achter zijn hekje blijft en de laatste keer leek het er zelfs op dat ook bij de hond een zekere herkenning begint te spelen want toen ik hem mijn gebruikelijke begroeting had toegesist liet hij het er verder maar zo’n beetje half bij zitten.

maandag 4 november 2019

24000






Een tijd geleden alweer werd ik getroffen door een computercrash. Nou, echt een crash was het misschien niet, maar het resultaat was wel hetzelfde. Na de zoveelste verplichte en onvermijdelijke update van microsoft liep mijn laptop vast in een windowsblauwe loop van nog nooit vertoonde venstertjes die, wat ik ook aanklikte, dus telkens opnieuw naar elkaar verwezen, want het was een loop.
Onze taal wordt er ook niet fraaier van trouwens, van al die digitalisering, maar dit terzijde.
Verblind van woede en paniek heb ik toen een reeks beslissingen genomen die ik hier niet kan noch wil reconstrueren maar die er toe leidde dat ik met een geheel leeggehaalde laptop achterbleef. En het bijbehorend stinkend moeras van kokende agressie. Of.. nou, zeg maar gerust ongerichte, nietsontziende moordzucht. Verstikkende bloeddorst. Nee, leuk was het niet. Enfin, u kent het gevoel.
En niets gebackupt uiteraard dus minstens drie jaar aan teksten, liedjes en documenten maar vooral foto’s waren in het niets verdwenen. Kinderfoto’s, familiefoto’s, vakantiefoto’s, wandelfoto’s. Drie jaar.. uitgewist, alsof ze nooit waren geleefd. Nooit zouden de voorgenomen fotoalbums en –boeken van die jaren worden gemaakt.
Tot mijn geluk is mijn dochter ooit thuisgekomen met een schoonzoon die over de bovenmenselijke gave beschikt dit soort problemen met een rustige glimlach op te lossen. Vraag me niet hoe het kan, maar een week later had hij alle zoekgeraakte bestanden teruggehaald, uit de krochten en uithoeken van het parallel universum. Die staan dus nu weer op mijn laptop. Ongesorteerd weliswaar, maar toch, terug op het honk. En inmiddels ook veilig gebackupt.
Het zijn er 24.000. Geen titels, geen data, geen volgorde, geen mapjes, geen systeem. Ik struin er regelmatig een beetje doorheen, op zoek naar een werkwijze, een aanpak, het begin van een idee.. maar 24.000 is echt heel veel. Héél véél. Ontmoedigend veel, want inmiddels word ik al struinend bekropen door de gedachte dat die voorgenomen fotoalbums natuurlijk sowieso al nooit gemaakt zouden gaan worden, het laatst gerealiseerde album dateert niet voor niets van naar schatting ruim twaalf jaar terug. En dat bovenop die wankele stapel voorgenomen fotoalbums en -boeken nu dus ook nog eens een digitale berg van 24.000 ongesorteerde foto’s is uitgestort. En de natuurlijk buitengewoon ondankbare vraag of ik daar nou wel beter mee af ben.

woensdag 23 oktober 2019

Met mijn poten in de modder






In een zo langzamerhand onafgebroken lijkende reeks van volgeregende en natgeplensde dagen stond de hemel er vanochtend opeens even strakblauw bij, een mooie gelegenheid er weer eens op uit te trekken voor mijn regelmatig bedoelde ochtendwandeling. En dat kwam mooi uit want ik kon wel een frisse neus en een verzetje gebruiken. En een leeg hoofd, want man man man, daar hoopte de kommer en de kwel en het oud zeer zich ook maar weer huizenhoog op. Bovendien had ik veel teveel tijd in de krant en op internet doorgebracht, waar het klimaat er de afgelopen dagen ook niet beter op was geworden. Er werd wat af gepolariseerd. De één sloeg de ander nog parmantiger met zijn haastig bij elkaar gesprokkelde wereldbeeld om de oren dan de ander een volgende. En iedereen wist de absolute waarheid wel op één of andere manier voor het eigen karretje te spannen. Strontchagrijnig was ik er van geworden. Al dat ijdele gekift had een niet ter zake doende negatieve uitwerking op mijn toch al wankele humeur. Hoog tijd voor wat tegenwicht, dus daar ging ik, op pad. Neus in de wind, wind in de haren, zon op de bol.
Om mijzelf te motiveren ook inderdaad regelmatig de deur uit te gaan, zoals de gezonde bedoeling is, heb ik van die ochtendwandelingen dan meteen een soort fotoprojekt gemaakt. Ik loop telkens hetzelfde rondje, maak onderweg steeds foto’s van onvermijdelijk zo ongeveer dezelfde plekken, door de seizoenen heen, en hoop aldus na verloop van tijd een aardige reeks te hebben die een divers beeld oplevert van dit kleine stukje omgeving. Ach, ik ga er verder niet ingewikkeld of kunstzinnig over doen, ik vind het leuk en we zien wel wat het wordt. Het krijgt me in elk geval in beweging en daar was het om begonnen.
Zo kom ik halverwege de wandeling bijvoorbeeld steeds langs een vriendelijk ogende boerderij die eigenlijk iedere keer mijn aandacht wel trekt en die ik al vanuit vele hoeken met allerlei licht- en weersomstandigheden heb gefotografeerd. Gelegen aan een wat bochtende weg met dito sloot, een beetje verscholen tussen hoge bomen staat hij daar zeer authentiek en rustiek te zijn.
Ook vandaag maakte ik er wat portretten van. De weg lag bezaaid met platgereden modderkluiten, hier werd gewerkt. In de berm stond een tractor geparkeerd met een bekooide aanhanger vol vers geoogste witte kolen. Verderop reed een tweede tractor heen en weer. In de bomen was de herfst voorzichtig vast wat begonnen
Juist toen ik de tractor met kolen wilde passeren, wilde ook de tweede tractor daarlangs. Voor de zekerheid stapte ik opzij de modderige berm in, het was een brede tractor op een smalle weg. Maar in plaats van door te rijden, zoals ik had verwacht, hield de tractor stil, pal naast mij. Het bevreemdde mij een beetje eerlijk gezegd. Waarom precies hier, vroeg ik mij af, maar goed, hij moest hier zeker zijn.
Toen ik mijn wandeling dan maar met een groetend gebaar wilde vervolgen sprong de berijder huts van zijn tractor en hield mij staande. Het was de derde dag van de boerenopstand, het tweede beleg van Den Haag was op hetzelfde moment in volle gang.. ik was het gespin, het gescheld, het gestook en de stemmingmakerij nou juist ontvlucht, met mijn kop in de wind, en nu stond ik hier verdorie oog in oog met een boer die mij zo’n beetje had klemgereden met zijn tractor. Trekker, moet je geloof ik zeggen, anders ben je meteen al een elitaire linkse randstedeling. Het was een echte boer, met een blauwe, zeer verwassen overall maar niet op klompen. Hij stak een kop boven mij uit en was een paar dagen geleden in kennelijke haast geschoren.
Misschien wil hij de weg naar Den Haag vragen, bedacht ik grappig, maar ik liet het wel uit mijn hoofd dat ook hardop te zeggen want vriendelijk keek hij niet.
Waarom liep ik hem te filmen?, werd mij dan zonder te groeten, op barse toon gevraagd.
Vorige week liep ik hem ook al te filmen, had hij mij heus wel gezien, en nu dus weer. Waar dat voor was, wilde hij nu wel eens weten.
De handen gingen in de zakken, de voeten wat uit elkaar. Hier stond een boer die niet meer met zich liet sollen, zoveel was duidelijk. Een nieuw, assertief elan was over hem neergedaald.
Er schoten mij een aantal bijdehante antwoorden door het hoofd die ook bepaald assertief waren en waar de actualiteit ook toepasselijk doorheen schemerde maar ik besloot toch liever de-escalerend te werk te gaan. Dat paste beter bij mij. Ik vertelde dus van mijn ochtendwandelingen en het kunstzinnig fotoprojekt dat ik daar bij verzonnen had. Weidde kort uit over een portret van het landschap en de omgeving, het licht en de seizoenen. Alles met mijn charmantste glimlach.
Waarna de boer ook niet meer wist wat hij nog moest zeggen, wat hij zo te zien jammer vond. Met toch nog een groet beklom hij zijn tractor en reed achteruit terug naar waar hij vandaan kwam.
En ik maakte mijn wandeling af. Kwam thuis met een frisse neus, maar zonder leeg hoofd. Want ja.. Ik kon de actualiteit natuurlijk proberen te ontvluchten, het platteland was daar deze dagen misschien niet de beste plek voor.

maandag 21 oktober 2019

The one with the scam






Met een aantal vrienden, hoe anders, bezochten we de film Friends, the one with the anniversary. Het was 25 jaar geleden dat deze serie voor het eerst op televisie was en dat werd nu gevierd met een tweehonderd minuten durende Friends-marathon op groot doek met, volgens de aankondiging, iconische afleveringen, geremastered en wel, exclusieve interviews en nog nooit vertoonde beelden. Dat leek ons leuk want ook bij ons thuis was en is deze serie mateloos populair. Toen de jongens nog wat jonger waren zaten we regelmatig een avondje met zijn vieren op de bank, haartjes nat nog even op, om een aflevering of twee te kijken. Later, toen ze groter waren en ze de grote mensen humor er ook uit haalden, werden de seizoenen er nogmaals doorheen gejaagd en nog steeds wordt het wel eens aangeklikt op Netflix. Een aantal uitdrukkingen en gebaren zijn blijvend in ons huiselijk communicatieverkeer opgenomen. Alleen om die reden was het dus al leuk om nog eens zo’n avondje te doen, maar dan in bioscoopstoelen. Met exclusieve interviews, bloopers en nog nooit vertoonde beelden. Extra leuk. Dat beloofde wat!
Nou, voor wie twitter een beetje bijhoudt zal het niet als een verrassing komen dat dit uitliep op een teleurstelling. Een deceptie. Een fiasco. Tjongejongejonge, wat een schandalige vertoning was dat. Wat een armoedige geldklopperij. Twee nogal irritante en supersnel gemonteerde maar gelukkig wel korte trailertjes - waarin we de vrienden inderdaad wat korte quotes in microfoons zagen debiteren, wat kleedkamerhumor zagen uitwisselen en zich misschien een keer zagen verspreken - bleken achteraf de exclusieve interviews, de bloopers en de nog nooit vertoonde beelden te zijn geweest. De overige 195 minuten werden liefdeloos volgeplempt met acht (negen? tien? maakt het nog uit?) volkomen willekeurig uit de kast gevallen afleveringen, zonder verdere toelichtingen, aanvullingen of duidingen, met in het midden een pauze om de horeca-inkomsten binnen te harken. En wat er dan al aan geremastered was, het geluid in elk geval niet, dat was gewoon een 25 jaar oude televisie die heel hard stond.
En zo zaten we dus voor de somma van vijftig euro naar precies dezelfde oude afleveringen van Friends te kijken die we thuis ook gratis op Netflix hebben staan. Die we thuis ook gratis in de complete dvd-box hebben zitten. Sterker nog, in de complete dvd-box zit ook nog een heel aardige documentaire over Friends, met opnames op de set en achter de schermen, niet gebruikte scenes, bloopers en interviews met makers, redacteurs, spelers en zelfs publiek. Kijk.. dat was nog eens een idee geweest.
Nee, dames en heren, met zulke friends heb je geen enemies meer nodig. Va fa Napoli!

vrijdag 18 oktober 2019

Met de juiste aanpak






Het klinkt misschien gek, voor iemand die in een klushuis woont, maar ik heb een hekel aan klusjes. Een pesthekel, eigenlijk. Tja. Al klinkt het misschien niet eens zó gek als je bedenkt dat je in een klushuis dus altijd en overal wel klusjes hebt liggen. Waar je halverwege in bent blijven steken, die je hoognodig eens moet afmaken. Of waaraan je hoognodig eens moet beginnen. Die je al een tijdje in de lucht hebt hangen. Daar kun je ook wel eens genoeg van krijgen. Zeker wanneer je al het grotere deel van je leven in een klushuis woont.
Hoewel het dan ook weer zo kan zijn natuurlijk, dat je het grotere deel van je leven in een klushuis woont juist omdat je een hekel aan klusjes hebt, ze daarom maar zoveel mogelijk voor je uit blijft schuiven en maar liever net doet of je ze niet ziet hangen, in de lucht, waardoor je er nooit aan begint, waardoor ze nooit afkomen en je dus altijd wel klusjes hebt liggen. Ikzelf heb er geen zin in maar ik weet zeker dat mijn vrouw daar een heel accuraat zo niet uitputtend lijstje van voorbeelden bij zou kunnen opstellen.
Nu lekte de wasmachine dan bijvoorbeeld weer. Het was verdorie een machine van nog geen jaar oud maar al een tijdje lag er na iedere wasbeurt een langgerekte plas water op de grond en was het beuntje waar de wasmachine op staat flink nat. Al een tijdje moest ik daar eens wat aan doen. Iets anders dan de reeds uitgeprobeerde halfhartige blik achter het apparaat en het vruchteloze aandraaien van de watertoevoer. Waar de waterafvoer vastzat, dat wist ik niet eens. Het zou er echt al een tijdje binnenkort eens van moeten komen dat de wasmachine van zijn plek werd getild, aan een grondige inspectie onderworpen, desnoods met inroepen van meer deskundige hulptroepen en gebruikmaking van loodgietersgereedschap, mijn minst favoriete gereedschap, na de glassnijder. Vooralsnog was het er niet van gekomen. Braaf dweilde ik na elke wasbeurt de langgerekte plas water op, controleerde het beuntje af en toe op doorzakken en nam mij regelmatig voor er binnenkort eens iets aan te doen.
Tot ik mij onlangs realiseerde dat de plas water, na ongemerkt steeds iets minder langgerekt te zijn geworden inmiddels helemaal was weggebleven. Dat het beuntje wel geheel leek te zijn opgedroogd. Terwijl ik zeker niet minder ben gaan wassen. Het leek verdomd alsof dit probleem zich zelf had opgelost. Dit klusje had zich, zonder tussenkomst van hulptroepen, loodgietersgereedschap of glassnijders, zelf geklaard. Zonder enige actie van mijn kant, behalve lusteloos uitstellen en afwachten.
Nu ik weet dat dat dus ook kan, heb ik besloten voortaan al mijn klussen en klusjes op deze wijze aan te pakken. Voelt goed, zoveel daadkracht.

maandag 14 oktober 2019

Wie, wie, wie?






Om even uit te rusten, iets te eten en van het zonnetje te genieten streek ik neer op de eerste de beste picknicktafel die ik tegenkwam, zo halverwege mijn wandeling. Ik zag hem al van verre staan. Het was zo’n typische, robuuste picknicktafel van balken en bouten en moeren, met bankjes aan weerszijden waar je eerst ongemakkelijk overheen moet klimmen om er op aan tafel te kunnen zitten, en waar je met minimaal drie echtparen aan terecht kunt, met je thermosflessen en je tupperware broodtrommeltjes. Ze staan door het hele land, in bossen en duinen, op heide en parkeerplaatsen langs de snelweg. En hier stond er ook één, in de polder, speciaal voor mij.
Het tafelblad was niet standaard trouwens. Normaal zijn dat zeven of acht brede balken met steeds een centimeter tussenruimte, waar je je opgefrommelde boterhamzakjes en snoepwikkels handig zolang even tussen kunt stoppen, om te voorkomen dat ze wegwaaien; bij deze picknicktafel was het blad uit één stuk en had het een tweede functie als kleurig informatiebord. Met ditjes en datjes over de omgeving en getekende plaatjes van de verschillende weidevogels die hier met meer geluk te zien kunnen zijn.
Met brede viltstiften en een mespunt hier en daar was er in de loop der tijd nog het nodige aan deze lezenswaardigheden toegevoegd, we leven in een beschaafd land tenslotte, het vrije woord, u begrijpt. De meeste van deze uitingen kan ik hier met een gerust hart onbesproken laten maar één regel trok toch mijn aandacht. Op de hoek van de tafel stond in een goed leesbaar handschrift geschreven: Wie heeft er suiker in de erwtensoep gedaan?
Voor wie het niet weet: dat is de titel van een nogal flauw en wat rommelig lied dat werd geschreven door Jacques van Tol en in 1937 voor het eerst op de plaat werd gezet door Lou Bandy, die ook de muziek schreef. Boze tongen beweren dat Ringo Starr zijn oor hier later nog te luisteren heeft gelegd bij het componeren van Yellow Submarine. Maar goed, er zijn ook mensen die beweren dat de aarde plat is. Yellow Submarine werd in 1966 dan trouwens weer van een Nederlandse tekst voorzien door Wim Kan, Jelle zal wel zien werd dat, waarna onder andere Johnny Hoes er in 1967 een hit mee scoorde. Dus mocht het waar zijn, van Ringo, dan is er wel erg zoete wraak genomen.
Jacques van Tol dus, die in de oorlog voor de Duitsers heeft gewerkt en daarna, op z’n Hollandsch, alleen nog onder valse naam als populair tekstschrijver werd gedoogd. Vader bovendien van Hans van Tol Tol Hansse, in 1977 bekend geworden met het lied Big City. Een appel die qua schrijfstijl dus in elk geval niet heel ver van de boom is gevallen, en ook alweer jaren dood.
Lou Bandy was in de dertiger en veertiger jaren van de vorige eeuw een buitengewoon populair revue-artiest, werkte in zijn nadagen nog mee aan het radioprogramma De Bonte Dinsdagavondtrein en vierde successen met onder meer Louise zit niet op je nagels te bijten en Zoek de zon op, liedjes die waarschijnlijk alleen bij het alleroubolligste programma van Omroep Max nog ergens een vaag belletje doen rinkelen.
Ik bedoel maar.. wat is hier gebeurd? Wat moeten we hier van denken? Is hier een krasse negentigjarige op pad gegaan, met een viltstift, opgejut in een programma van Omroep Max wellicht, om de jeugd van tegenwoordig nog eens wat echte, Hollandsche cultuur bij te brengen? Met een écht liedje, in plaats van al dat onverstaanbare rare praten? Of heeft de Jeugd van Tegenwoordig deze vooroorlogsche klassieker soms gecovered, in een nieuw jasje gestoken, in een programma van Ali B? En is het, zonder dat ik er weet van heb, inmiddels opnieuw razend populair.. Het kan allebei, het zijn verwarrende tijden tenslotte, maar dat laatste hoop ik eigenlijk het meest van niet.

woensdag 9 oktober 2019

Mini's






Er is weer een spaaractie bij de supermarkt. Nou ja, er is eigenlijk altijd wel een spaaractie bij de supermarkt. Dat je zegeltjes moet plakken of muntjes moet sparen voor een gratis handdoek, een gratis pannenset of korting op iets anders dat je niet nodig hebt. Ik bedank daar altijd vriendelijk voor want sneuer kun je het niet krijgen wat mij betreft. Sigaren uit eigen doos, ook nog eens een keer.
Deze weken is het dan weer eens zo’n spaaractie die vooral op kinderen is gericht, ik ken het nog van vroeger, toen mijn jongens nog jongetjes waren. Gratis waardeloze dingetjes en dangetjes bij tien of vijftien euro boodschappen die na verloop van tijd een onbedaarlijke hebzucht bij kinderen losmaken, omdat ze ze dan allemaal willen hebben, en waarvoor je als liefhebbende ouder dan geacht wordt net dat extra boodschapje in de kar te leggen. Wuppies, smurfen, dierenvriendjes, lubberdingen, voetbalplaatjes, flippo’s en wat al niet.
Moeders hebben de neiging daar zelf bijna nog fanatieker in te worden dan hun prinsenkinderen, zetten een drukke ruilhandel op met andere moeders, laten de kassière net zo lang door de stapel zakjes woelen en voelen tot het begeerde item is gevonden, maar deze vader heeft daar nooit zo heel erg aan meegedaan, toen zijn kinderen die leeftijd nog hadden.
Nu kunnen er dan zogenaamde mini’s gespaard worden. Miniatuur boodschappen. Kleine neppotjes pindakaas, kleine nepdoosjes eieren, kleine nepflesjes ketchup. Enzovoort en zo verder. Allemaal van plastic en alles afzonderlijk verpakt in zakjes van milieuonvriendelijk folie. Geproduceerd in China waarschijnlijk, door nijvere kinderhandjes, en met het vliegtuig ingevlogen om hier na verloop van tijd weer achteloos te worden weggeflikkerd. Het is maar goed dat er volgens de geleerden op twitter bij nader inzien toch geen enkel probleem met het klimaat blijkt te bestaan, want ik spaar ze nu ook. Voor mijn kleindochter. Voor in haar keukentje, dat ze thuis in de kamer heeft staan. Tja, je bent opa of je bent het niet. Ik heb al een flinke verzameling en vandaag krijg ik er weer twee bij, de kassière weet al dat ik ze hebben wil. De tweede krijg ik zelfs toegestopt zonder de vereiste dertig euro vol te hebben gemaakt, zo blij is ze dat ik eindelijk een keer leuk mee doe.
Wanneer ik op weg naar huis mijn kar met boodschappen naar de uitgang draai, word ik staande gehouden door twee paar vragende kinderogen. Of ik soms mini’s heb gekregen, bij de kassa, wordt er nogal bedeesd door de twee bijbehorende meisjes gevraagd. En inderdaad, zo ging dat, herinner ik me nu weer. Wanneer zo’n spaaractie eenmaal aansloeg moest je na je rondje supermarkt door een haag van opgewonden kinderen manoeuvreren die het allemaal op je wuppies, smurfen, dierenvriendjes, lubberdingen, voetbalplaatjes, flippo’s of wat al niet hadden voorzien. Nu dus op de mini’s.
Dat ik kleinkinderen heb, sputter ik aarzelend tegen. En dat ik ze daar dus zelf voor spaar. De meisjes begrijpen het, zij het licht teleurgesteld. Dat het niet per se hoeft, zeggen ze er nog bij. En dan ga ik alsnog door de knieën. Geef de meisjes ieder een zakje. Er zitten flesjes in, voel ik nog snel, die ik waarschijnlijk nog niet heb.
Ik ben toch ook een opa van niks.

zaterdag 5 oktober 2019

Het nadeel van buienradar







Vandaag zou ik wandelen, met mijn jongste zoon. Zelf ben ik al jaren een enthousiast wandelaar, en tot mijn grote vreugde is mijn jongste zoon dat nu ook. Zodoende bedachten we een gezamenlijke langeafstandswandeling - van onze woonplaats op het platteland van Noord Holland naar onze geboorteplaats Den Haag, en weer terug - en lopen we daar met enige regelmaat een etappe van. Een stevige dagmars. Fijne, gemoedelijke dagen zijn dat altijd, met wat uitgebreidere vader en zoon gesprekken dan het gebruikelijke ‘zijn er geen krentenbollen’ en ‘zou jij je kamer niet eens stofzuigen’.
Beiden hebben we een goedgevulde agenda dus om de enige regelmaat er in te houden moeten die dagen ruim van tevoren worden afgesproken. Wat als nadeel heeft dat je geen rekening kunt houden met weersvoorspellingen, buienradar heeft ook zo zijn grenzen, en dat je dus maar moet afwachten wat het weer gaat doen, de afgesproken dag. Tot nu toe heeft dat allemaal reuze goed uitgepakt, we mogen daar niet over mopperen en dat doen we dan ook niet, maar voor vandaag hebben we de verwachtingen de hele week steeds somberder zien worden. Tot er gisteravond sprake was van 70% kans op regen en 10 mm neerslag. Daar zagen we geen van tweeën de lol nog van in en met enige tegenzin besloten we dat het verstandiger was de boel dan maar af te blazen deze keer.
Toch blijft het dan altijd de vraag of je jezelf daar nou een plezier mee doet. Want evengoed loop je de hele dag naar buiten te kijken of het nou al eens een keertje regent, of dat het nou nog steeds wel meevalt allemaal. Word je zelfs ronduit chagrijnig als de hemel nu en dan blauw kleurt, de zon er af en toe door komt. Loop je je heel je vrijgehouden dag wat spijtig af te vragen of je nou niet beter toch had kunnen gaan. Waarmee het dus inderdaad de vraag wordt of je niet beter toch had kunnen gaan.

dinsdag 1 oktober 2019

Lieve opa






Als ik in de regen terugloop van de fietsenmaker vind ik een ansichtkaart op straat. Een analoge, handgeschreven ansichtkaart. Eerst denk ik dat de postbode die heeft laten vallen, die stond hier op de heenweg namelijk nog met stapeltjes post te hannesen, in regenpak, dus ik kijk de straat eens rond of ik haar nog zie; maar als ik dan het adres lees, blijkt het anders te zitten. Het adres is niet in deze straat, niet in deze stad. De postzegel is ook niet afgestempeld. Deze kaart moest nog worden gepost. Die is op weg naar de steeds moeilijker te vinden brievenbus aan iemands hand ontsnapt, uit iemands mandje gewaaid, uit iemands tas gevallen en ligt daar nu op de stoep, kromgetrokken in de regen.
Ik kan het niet nalaten te lezen wat er geschreven staat, in een kinderlijk meisjeshandschrift, met hier en daar een rondje als punt op de i.
“Lieve opa van harte gefeliciteerd Met je verjaardag! Het liefst was ik bij je geweest en een feestje gevierdt. Maar hopelijk Kan dat ooit. IK mis Je en hoop je weer eens te zien. xxxx je Kleindochter”
Een lieve kaart van een kleindochter aan haar jarige opa. Maar ook een tekst die vragen oproept. Want waarom kan ze niet bij haar opa op bezoek, om een taartje te eten voor zijn verjaardag? Zo ver weg woont hij niet, zie ik aan het adres. Maar blijkbaar is het er al veel langer niet van gekomen want ze mist haar opa, schrijft ze, en hoopt hem weer eens te zien. Hopelijk kan dat ooit, staat er zelfs, en dat klinkt toch weinig hoopgevend in mijn oren. Is opa al heel lang ziek, en te zwak om bezoek te ontvangen? Heeft opa ruzie gekregen met papa en mama en willen die hem nooit meer zien? Vinden ze het ook niet goed dat opa de kleinkinderen nog ziet? En is dat dan opa’s eigen schuld? Of kan hij er niks aan doen? Allemaal vragen. De antwoorden zal ik nooit weten.
Als man van goede wil doe ik de kaart alsnog op de bus, uiteraard, zodat opa weet dat er aan hem gedacht is, op zijn verjaardag. En dan hoop ik er maar het beste van, voor allebei.

zaterdag 28 september 2019

Een beschaafd en redelijk mens







Goedgeluimd stap ik van de trein, op het station van onze gemoedelijke provincieplaats op het platteland. Perron twee, van de drie. Weer thuis. Goedgeluimd vanwege de welbestede, vriendschappelijke dag van museumbezoek met appeltaart die ik achter de rug heb vandaag. Ed van der Elsken in kleur, in het Nederlands Fotomuseum te Rotterdam. Lust for life, een tentoonstelling die zijn naam eer aan doet. Beslist een aanrader. Nog te zien tot 3 november meen ik, maar dit terzijde.
In het nog vroege donker klit de dorpsjeugd als gebruikelijk wat bij elkaar, rond de uitgang van het station. In het tunneltje, onder de afdakjes en tegen de hekken gehangen. Het toont misschien wat duister, vanwege de hoodies, de opgetrokken schouders, de militaristische kapsels. Het te harde praten en lachen. De schelle meisjesstemmen niet te vergeten. De onmiskenbare dampen. Maar ach, denk ik lankmoedig, ze moeten toch ergens rondhangen, voor hun verkennend jongens en meisjes gedoe. Daar deden we zelf vroeger ook geen kwaad mee tenslotte. Ed van der Elsken zou er wel raad mee weten. En ik ben goedgeluimd, dat helpt ook.
Tot ik mijn fiets met een in de fietsklem omgebogen voorwiel terugvind natuurlijk. Een slag als een achtbaan erin. Daar valt niet meer op te fietsen, dat zie ik meteen. En de fietsenmaker hoor ik ook al, over dure geintjes en beter een nieuwe kopen, het liefst natuurlijk bij hem. Dit is geen ongelukje, dat is duidelijk, daarvoor is er te ver doorgeduwd. Daarvoor is er te veel moeite gedaan. Dit is vastberaden opzet. Domme, respectloze vernielzucht.
Mijn stemming slaat om als een blad aan een boom. Kutpubers! Klootzakken! Dat staat hier maar doelloos rond te hangen, met die primitieve door drank en drugs in de kiem gesmoorde kleuterbreintjes. Dat staat hier maar hol te schreeuwen en dom te lachen en afval om zich heen te laten vallen. Dat staat hier maar andermans spullen te vernielen. Kan daar nou niet eens flink een knuppel overheen!? Zal ik er daar hier en nu eens een paar van op hun bek slaan?
Nee, zover komt het niet uiteraard, ik ben een beschaafd en redelijk mens. Maar van enige goedgeluimdheid is geen sprake meer.

De illustratie bij dit stukje is een schilderij van Ton Bouchier.

vrijdag 27 september 2019

Bereik in de Prehistorie





Bij mijn wandelingen op vakantie vind ik het altijd moeilijk niet teveel in nostalgie te vervallen. Dat gaat eigenlijk vanzelf. Ik loop langs een beekje en zie mijn jongens er uren lang stenen in verleggen, dammen in bouwen, stokken in gooien.. jaren geleden alweer. Ik zie zo’n typisch Duitse Jagdstuhl - een vaak maar nauwelijks gecamoufleerde schiethut op hoge poten - en klim in gedachten de ladder met ze op, om te kijken of er kogelhulzen liggen, of iets anders spannends. Soms niet eens alleen in gedachten trouwens. Maar goed.
Is het erg, al die nostalgie? Ach welnee, dat ook weer niet. Ik heb soms het gevoel dat ik de dag van vandaag er tekort mee doe, maar verder doe ik er niemand kwaad mee, niemand wordt gekwetst. Het zijn mooie herinneringen aan een rijk recent verleden die nou eenmaal graag nog eens worden afgespeeld. Ik geniet ervan.
Ook nu weer. Al wandelend ben ik in een spectaculair, sprookjesachtig, betoverend stukje Eifel terechtgekomen - drie bijvoeglijke naamwoorden zijn hier volkomen op hun plaats. Walbert heet het, volgens de kaart, een Naturschutzgebiet. Onderdeel van wat wel de Schönecker Schweiz wordt genoemd. En ik weet zeker dat mijn jongens dit in die jaren ook fantastisch hadden gevonden. Die hadden hier zo een halve dag in het rond kunnen klimmen en klauteren en de mooiste avonturen beleven.
Volgens een informatiebord ter plekke is het een landschap dat honderden miljoenen jaren geleden ontstond, toen de oercontinenten Laurazië en Gondwana tegen elkaar aan botsten en de tussenliggende zeebodem als een tafellaken werd bijeengeveegd en opgevouwen. De imposante, tientallen meters hoge rotsformaties waar ik hier zo opeens tussen loop zijn de rechtop gezette brokstukken daarvan. De oplettende toeschouwer zou er talloze fossiele resten en afdrukken van zeeleven in moeten kunnen vinden, het leven waar het leven mee begon. Ik vind het meteen een buitengewoon fascinerend idee dat deze rotsen, waar ik nu mijn handen op leg, dus ook het dekor zijn geweest van de dinosauriërs. Dat ze onze verre, verre, verre betovergrootvaderen nog langs hebben zien komen, gewapend met speren en vuistbijlen. Nu zien ze mij hier ademloos staan kijken, maar het doet ze niks. En terecht. Voor hun is het zó weer voorbij. Een oogwenk in een eeuwigheid. Wat zullen ze over duizend jaar zien? Over honderdduizend jaar? Misschien dat ze dan weer deel uitmaken van de zeebodem.
Ik ben zo lyrisch enthousiast over deze ontdekking dat ik besluit er later in de week nog eens terug te keren, met mijn vrouw en mijn oudste zoon, die ook mee is op vakantie, om het ze te laten zien. Om het ze te laten voelen. En ik hoop natuurlijk dat bij mijn zoon nog een keer hetzelfde lichtje op gaat als bij mij.
Nou. Goed. Hij gaat gewillig met ons mee, dat moet gezegd, hij klautert niet onwelwillend achter ons aan, of voor ons uit en desgevraagd is het ook best wel mooi allemaal, maar ja, het zijn stenen, vindt hij. Grote stenen, maar stenen. We lopen hier in de prehistorie maar belangrijker is de vraag of er bereik is of niet. 4G of geen 4G. Voortdurend wordt het gecheckt en als het er is moet er gebruik van worden gemaakt. Voor het één of ander, ik heb geen idee. Het is de moderne tijd, kun je denken, al zal de gemiddelde Neanderthaler ook niet direct bezig zijn geweest met de schoonheid van dit alles, dus.. ja..
Ben ik nu teleurgesteld? Nee, welnee, dat niet. Wat geweest is is geweest, en het gaat, zoals het gaan moet.. voorbij. En voor nostalgie is die jongen nog niet oud genoeg.
Ik vind nog wel een kaakbeen, van een zwijn, of een ander dier. Er zit nog een heel rijtje gave kiezen in. Vroeger zouden we die onder luid gejuich meegenomen hebben, in de leeggegeten broodtrommel, in een zakdoekje gewikkeld, om thuis toe te voegen aan onze verzameling van dingen uit de natuur. Nu houd ik het bij een foto, want ja..
Maar daar heb ik later dan wel weer spijt van gekregen.

Eerder gepubliceerd op De Vrije Wandeling, weblog van een wandelaar.

dinsdag 10 september 2019

Een kakikleurige meneer met handige zakken

Met mijn jongste zoon wandel ik van onze woonplaats in Noord Holland naar onze gezamenlijke geboorteplaats Den Haag. En vandaar weer terug. Een wandeling van huis naar huis. Onderweg hebben we vader en zoon maar ook andere gesprekken, we geven onze ogen de kost en hebben zo af en toe een leuke ontmoeting.
In de duinen rond Bergen bijvoorbeeld, duikt plotseling een kakikleurige meneer met handige zakken op uit de bosjes. Met onder zijn arm wat provisorische vlaggetjes en in zijn hand een geel apparaat. Nieuwsgierig vragen wij hem wat hij doet, en dat wil hij graag vertellen. Hij gaat er zelfs eens goed voor staan. Hij is bioloog, vertelt hij, plantkundige, om precies te zijn. Gepensioneerd inmiddels weliswaar, maar naar eigen beleving nog niet oud genoeg voor de permanente vakantie en vandaar als zelfstandige nog regelmatig in opdracht aan de slag. Zoals nu een onderzoek naar de vegetatie in dit gebied. Steekproefsgewijs, op verschillende van te voren willekeurig bepaalde plekken, legt hij uit, inventariseert hij wat er zoal groeit of bloeit. Met enige trots toont hij zijn gps, het gele apparaat, dat achtduizend euro gekost heeft maar hem dan ook tot op tien centimeter nauwkeurig brengt waar hij moet wezen. Wij tonen ons onder de indruk.
Met de provisorische vlaggetjes zet hij een cirkelvormig lapje grond af van vier, tien of honderd vierkante meter, afhankelijk van de hoogte van de begroeiing. Hoe hoger de begroeiing, hoe minder planten per vierkante meter, hoe groter het lapje grond. De door de steekproef opgegeven coördinaten dienen als middelpunt, en het is natuurlijk handig te weten dat de oppervlakte van een cirkel pi maal de straal in het kwadraat is. Goed. Binnen die cirkel telt en benoemt hij ieder plantje, bloempje en grasje dat er groeit, of het nu een boom, korstmos, helmgras of moeraswespenorchis is. En alles wat er zou kúnnen groeien kent de meneer - uit zijn hoofd - bij naam. En komt hij toch iets tegen dat hij niet kent, neemt hij een foto om het thuis te determineren. Vooral bij campings komt hij wel eens iets tegen dat hier eigenlijk niet hoort, in de Noordhollandse duinen. Dat is dan als pluisje of zaadje aan tentzeilen en in slaapzakken meegereisd uit andere delen van het land en de wereld en heeft het aangedurfd hier te ontkiemen en wortel te schieten. Als ware journalisten vragen wij dóór naar wat het bijzonderste is dat hij vandaag heeft gevonden, en dat is een dode buizerd. Dat valt dus feitelijk buiten het onderzoek maar wordt evengoed wel doorgegeven, zodat gekeken kan worden naar de doodsoorzaak. Wij vinden het schokkend om vervolgens te horen dat er blijkbaar ook mensen bestaan die deze vogels vergiftigen. Net waren we nog verrukt er één te zien vliegen.
Op onze beurt vertellen wij de meneer over onze tocht naar Den Haag, de meneer blijkt daar ook te zijn geboren en opgegroeid en zo wordt het een hartelijk afscheid. Hij stapt in zijn elektrische auto en laat zich door zijn dure gps het volgende coördinatenpaar wijzen. Even later komen we hem opnieuw tegen, in de andere richting. Met de zelfspot die Hagenaars eigen is bekent hij door het open raam dat hij verkeerd is gereden. Vrolijk zwaaien we hem na.

Uit: Een kakikleurige meneer met handige zakken, gepubliceerd op De Vrije Wandeling, weblog van een wandelaar.

woensdag 4 september 2019

Een ijsje op het plein

Het Julianaplein in Wijk aan Zee doet er alles aan om een levendige indruk te wekken. Herberg de Posthoorn, Restaurant Klein Zwitserland, Club Star Aan Zee. Snack Corner, Super Kibbeling, Döner Combi. Tip Tourist Information en een Kunstontmoetingsplek. Maar het meeste lijkt dicht en Wijk aan Zee zo goed als uitgestorven. Zelfs het kerkhof naast de bakstenen kerk is maar matig bezet.
We kopen een ijsje bij de Snack Corner en vragen de dame die onze bolletjes schept of het druk is in Wijk aan Zee vandaag. We vragen naar de bekende weg. Maar het valt wel mee, zegt de dame. Wij nemen plaats op een bankje bij de kerk en eten ons ijsje. En wachten af.
Een zilvergrijze auto rijdt het plein op. Een man en een vrouw stappen uit. De man is kaal geschoren, is klein maar breed, breed maar klein, en heeft een stoer en gehaast loopje. De vrouw is blond, maar niet van zichzelf. Ze heeft diverse tattoos en streeft tevergeefs iets meisjesachtigs na. Uit de achterbak komt iets tevoorschijn dat wij na enig overleg thuisbrengen als een kooi voor een papegaai. De man brengt de onderdelen één voor één van de auto naar binnen. Ze wonen boven de Snack Corner. De voordeur valt telkens dicht, er zit waarschijnlijk een veer op, wat nu onhandig uitpakt. Als de man de laatste stapel ongeregeld naar huis loopt moet hij een paar keer terug om iets op te rapen wat onderweg van de stapel viel. Hij legt dat dan weer terug op de stapel. Ook de laatste keer werkt de deur niet mee. De vrouw brengt ondertussen de auto weg, want op het plein mag niet worden geparkeerd.
Dan komt een bejaarde met bretels en een olijk hoedje het plein op lopen. Met zijn handen in zijn zij roept hij een paar keer hard naar een man die, ondanks de warmte, zijn dakgoot staat te schuren. De olijke bejaarde komt niet boven het lawaai uit en moet zijn kreet een aantal keer herhalen voordat de schilder zijn schuurmachine uitzet, zijn oordoppen afdoet. Dan heeft de olijke bejaarde alle aandacht van heel Wijk aan Zee op zich gevestigd. Volgt de grap dat hij ook nog wel iets te schuren heeft.
Ons ijsje is op, wij vervolgen onze weg naar Beverwijk. De uitbater van Döner Combi zit moedeloos in zijn deuropening en kijkt ons niet na.

Uit: Een kakikleurige meneer met handige zakken, gepubliceerd op De vrije wandeling, weblog van een wandelaar.

dinsdag 27 augustus 2019

Ben + Tim





Wandelend over de heuvelrug genaamd Der Schwarze Mann, in de Eifel, plaatselijk bekend als één van de hoogste, werd ik door meerdere bordjes uitnodigend gewezen op een bijzonder uitzichtpunt. Eifelblick, heette de route die ik liep, geloof ik. Een Aussichtanlage was het, met uitzicht op drie landen. Duitsland, uiteraard, België en Luxemburg. En dan ben ik toerist genoeg om even een kijkje te nemen.
In de berm was een iets verhoogd podium gebouwd dat ruimte bood aan minstens veertig belangstellenden. Met een stevig hek eromheen voor de veiligheid, een bank om op te zitten voor de ouderen en de corpulenten, en een informatiebord om op te lezen waar je welk land kon zien en waarom.
Ik zag het niet, maar dat vond ik niet erg. In een hoekje namelijk stond iets dat alles goed maakte.
Het was een bescheiden, eenvoudig maar vooral zelfgetimmerd bankje. Een restje schuttinghout, met twee handenvol ferme spijkers op evenveel aan de haard ontkomen stammetjes vastgenageld. Aan één kant volgens een min of meer symmetrisch systeem, aan de andere kant met een wat lossere aanpak. Aan beide kanten was goed te zien dat er flink getimmerd was.
Een rugleuning had het bankje niet nodig, dat was te ingewikkeld, maar op de zitting was een bordje gespijkerd waarop je kon lezen wie dit bankje gemaakt had. Dat waren Ben + Tim. Het stond er met zwarte stift geschreven, in onbeholpen letters en met zo’n verdraaide N.
Tim het oudere broertje, vulde ik ter plekke in, die al aan elkaar heeft leren schrijven, en Ben de jongste, die vooral zijn eigen naam heeft geoefend. De N blijft lastig. Papa heeft de datum erbij gezet. 25 4 19. Tim timmerde de rechterkant, Ben de linker. Papa trots het bordje. Samen hebben ze het naar hier gebracht, als geschenk aan de wereld. Met een beetje pijn in het hart achtergelaten misschien, zo’n mooi werkstuk.
Ik besloot even op dit bankje te gaan zitten. Ik had toch net trek in een appeltje. En een slokje water. Ik wilde toch net even rusten, om even wat te mijmeren.
Het uitzicht over drie landen kon mij verder gestolen worden, ik genoot dankzij dit bankje van een veel mooier uitzicht. Op de dagen namelijk dat deze papa zelf zijn dochter meenam naar het atelier, en later ook zijn zonen, gedrieën zijn eigen Tim en Ben, zo kort geleden nog maar, zo lang geleden alweer, om een dagje te zagen en te timmeren. Iets moois te maken, op eigen kracht, met een beetje hulp van papa, die toen nog alles wist en alles kon.
Uitzicht op de rijkdom van je bestaan. Het beste inzicht dat je kunt hebben. En geen bordje dat je er op wijst. Daar heb je een bankje als dit voor nodig.

Eerder gepubliceerd op De Vrije Wandeling, weblog van een wandelaar.

zaterdag 8 juni 2019

Ei






De ganzen hebben het niet slecht voor elkaar, zie ik bij mijn ochtendwandeling. Hun pullen zijn in een paar dagen tijd enorm groot geworden en nog altijd even talrijk als ik ze me van de vorige keer herinner, toen ze nog klein en hulpeloos waren. Ook nu worden ze nog fanatiek in een groep bij elkaar gehouden door de achterdochtige volwassenen, zijn ze nog pluizig en kunnen ze nog niet vliegen maar de puberleeftijd lijken ze al wel te hebben bereikt en het ziet er naar uit dat de plaatselijke ganzenpopulatie zich ook dit jaar weer succesvol heeft vertienvoudigd. De boeren schijnen daar niet blij mee te zijn en daar zullen ze hun redenen voor hebben maar ik vind het een mooi en bemoedigend gezicht, al dat jonge nieuwe leven. De eendenpullen van vorige keer zijn van de aardbodem verdwenen, zijn waarschijnlijk omgezet in andere diersoorten, en ook de kleine meerkoetjes zijn gedecimeerd. Boven mij zie ik mijn kiekendief zijn inspectierondjes draaien.
Uit de omringende bomen hoor ik een aantal koekoeks gestadig over en weer naar elkaar roepen, met de bekende kreet. Een gezellig geluid wel, al weten we natuurlijk allemaal dat schijn hier bedriegt. Telkens als ik denk er één zo dicht te zijn genaderd dat ik hem straks waarschijnlijk zie zitten, vliegt ie er snel vandoor en zie ik niets anders dan een vage flits. Ze zien mij een stuk eerder dan ik hen, zoveel is duidelijk, en aan pottenkijkers hebben ze geen behoefte.
Aan de kant van de weg zie ik een flinke kraai die een kapot gevallen ei staat leeg te vreten. Met zijn kop schuin gebruikt hij zijn snavel als lepel. Slim inderdaad, maar wat zijn het toch klotebeesten, kan ik niet nalaten te denken. Ik weet wel, het is de natuur en kraaien moeten ook eten en hun jongen ook, en ik weet niet wat voor ei het is maar als er nooit eens iets wordt opgegeten worden het er ook gewoon wel weer teveel misschien, maar sneu vind ik het ook.
Ergens hoop ik dan maar dat het het ei van een koekoek is, want het is natuurlijk gewoon asociaal zoals die hun enorme ei bij een klein vogeltje in het nest dumpen, er zelf verder hun vleugels van aftrekken om in de volgende boom de hele lente lang een beetje gezellig koekoek naar elkaar te gaan zitten roepen. Dat die kraai nu op het randje van datzelfde nest heeft gezeten en heeft gedacht: ik pak lekker de grootste, die kleintjes laat ik liggen. Maar ja, wat kan zo’n ei daar dan weer aan doen?

Ook gepubliceerd op De Vrije Wandeling, weblog van een wandelaar.

maandag 3 juni 2019

Plek voor twee







Na een lange dag wandelen nemen mijn jongste zoon en ik de trein terug naar huis. Het was een warme dag ook nog, het leek verdorie wel zomer. We zijn moe en tevreden. Met onze rugzakken voor ons uit stappen we een redelijk gevulde coupé in, het is een doordeweekse dag, we zitten nog in de spits, de randstedelijke leegloop richting het noorden. Hoe noordelijker we komen hoe rustiger het zal zijn, maar nu is het nog even zoeken naar een plaatsje waar we kunnen zitten. Naast elkaar, ook nog, liefst. De nodige zitplaatsen zijn in beslag genomen door bagage, zoals dat gaat, in een beschaafd land als het onze, waar normen en waarden immer hoog in het vaandel staan. De ervaring leert dat de bagage alleen na mondeling aandringen met de grootst mogelijke tegenzin op schoot zal worden genomen of tussen de voeten op de grond zal worden gezet. De bagage betekent eigenlijk: rot op, laat me met rust, ik wil hier alleen zitten, zoek maar een andere plek, ga maar in het halletje staan. Tja. Wij hebben geen zin in mondeling aandringen en onwillig zuchtende medepassagiers op een mooie dag als deze en dat hoeft gelukkig ook niet want verderop is nog plek voor twee, zien we.
Verderop zit ook een parmantig appende meneer in korte broek die ons aan ziet komen lopen en een beleefd gebaar meent te maken door zijn voeten van de bank tegenover hem te halen. Om plaats voor ons te maken. Zijn blote voeten. Zijn blóte voeten. Dat wij dus wel mochten gaan zitten op de bank waar híj net nog zijn blote zweetkakken had liggen. Die hij nu weer in zijn sandalen heeft gestoken. Zwijgend wegkijkend bedanken wij voor de eer en nemen plaats op de bank aan de andere zijde, schuin tegenover hem. De meneer werpt ons een verongelijkte blik toe, waarschijnlijk ook in antwoord op ons nauwelijks onderdrukt misprijzen, legt dan zijn voeten, zijn blote voeten, weer terug op de bank tegenover hem en hervat zijn parmantig appen. De hele reis naar huis blijven de voeten hardnekkig in onze ooghoeken plakken.

De illustratie bij dit stukje is een detail van het schilderij 'Vincent in Londen' van Emo Verkerk.

maandag 27 mei 2019

Mits







Bij een genoeglijke wandeling langs bos en hei passeren mijn vrouw en ik een bordje waarop staat dat in het achter het bordje gelegen gebied honden los mogen lopen, mits zij geen overlast veroorzaken. Wij barsten altijd in lachen uit bij dat soort bordjes, al is het ook als een boer met kiespijn. Dat soort bordjes gelden meestal namelijk alleen voor de mensen zónder hond. Het mag inmiddels duidelijk zijn dat wij tot die groep behoren. Nergens tref je zoveel loslopende honden op je pad als na een bordje waarop staat dat de hond moet worden aangelijnd. Hondenbezitters laten zich niet graag de wet voorschrijven. Dat maakt het bordje waar wij nu langs wandelen ook tot een ingewikkeld bordje. Want wie bepaalt wanneer de hond overlast veroorzaakt? En wie gaat het baasje of het bazinnetje daar dan op aanspreken? En heeft u dat wel eens geprobeerd? Een hondenbezitter aanspreken op zijn gedrag? Of dat van zijn hond? Wij raden dat niet aan. Dat kan uw dag goed verpesten. Daar houden hondenbezitters nog minder van dan van bordjes. Dat blijkt ook nu weer, uiteraard, anders zou ik er niet over beginnen.
Het leuke van wandelen, vinden wij, is dat je onderweg van alles ziet. Niet alleen weidse landschappen, wolkenluchten en vergezichten, maar ook een specht die wegschiet, een bloemetje waar je de naam niet van kent of een mestkever die de grootste moeite heeft met de klus die hij moet klaren. De ingang van een hol, en de vraag die dat oproept van welk dier dat zou kunnen zijn. Dingen waar je bij stil blijft staan. Om er even wat langer naar te kijken, elkaar er op te wijzen, het er even over te hebben. Dingen waarvoor je dan wel eens door de knieën gaat, omdat het zo klein is. Iets waar je even bij gaat zitten, omdat het zich op de grond afspeelt. En als er dan plotseling een vrij grote hond uit het niets de hoek om komt draven en in je gezicht gaat staan blaffen, dan ervaar je dat als overlast. Wij wel tenminste. Dus daar gaan we.
Inmiddels hebben zich nog twee honden gemeld die weliswaar niet blaffen maar het wel duidelijk met hun soortgenoot eens zijn. Dan pas komen de baasjes de hoek om, waarvan er één nogal bars roept dat ‘er niks aan de hand is’. We hopen dat dat tegen de hond is, maar omdat we zelf net iets snauwerigs tegen de hond zeggen weten we dat niet zeker. Het lijkt ons wel een mooi moment om de baasjes er, het bordje van daarnet indachtig, op te attenderen dat wij het niet erg prettig vinden om zo intimiderend te worden toegeblaft. Dom natuurlijk, dat weten we zelf ook wel, maar je flapt er wel eens iets uit. Wat hadden we verwacht? Dat de baasjes ons gelijk zouden geven? Begrip zouden tonen? Zich zouden verontschuldigen en de honden bij de halsband zouden nemen? Nee, zo gaat dat niet. De baasjes vinden het maar flauwekul want wie gaat er nou op de grond zitten? Daar schrikt de hond toch van? Dan weet de hond toch ook niet meer waar hij aan toe is? Zeikerds, zijn we.
En dan zijn wij natuurlijk uitgepraat, want wat moet je daar nou nog tegenin brengen?

Ook gepubliceerd op De Vrije Wandeling, weblog van een wandelaar.

vrijdag 17 mei 2019

Een oude bekende






Voor het eerst in toch alweer iets te lange tijd maak ik mijn vaste ochtendwandeling. Het is niet dat ik daar geen zin meer in heb, of dat ik het niet meer nodig zou hebben, verre van dat. Er staan gewoon steeds andere dingen op het programma. Het leven raast ook maar gewoon door nietwaar. Tja, wat doe je eraan.
In elk geval, ik ben weer op ochtendwandeling en er is nogal wat veranderd sinds de laatste keer, merk ik op. Uiteraard is er nogal wat veranderd, dat haalt je de koekoek. Er is een volle maand lente overheen gegaan, dat wil wel. Waar de vorige keer alles nog kaal, woest en ledig was, springt het nieuwe leven me vandaag overal vandaan tegemoet. Een wellustig fris, jong groen kleurt bomen en struiken waar je kijkt. Bermen staan botergeil in bloei met enorme bossen fluitekruid en koolzaad, boterbloemen, pinksterbloemen, paardebloemen en allerhande anders dat ik zonder boekje niet weet te benoemen. De meidoorn bezwijkt zo hier en daar bijna onder de bloemenvracht. Nieuw riet schiet op in de boerensloot. Waar ik trouwens nog veel meer nieuw leven in zie. Een moeder eend paradeert trots met een sliert pulletjes in haar kielzog, een meerkoet duikt onduidelijk voedsel op voor twee kleintjes, die ondanks hun pluizigheid eigenlijk weinig aandoenlijks hebben, valt mij altijd op. Ik zie een weide vol ganzen die al hun pullen in een soort kinderopvangsysteem bij elkaar hebben gedreven. Zij voeden hun kinderen op volgens het Afrikaans spreekwoord: It takes a village to raise a child. Als ze mij zien aankomen, met mijn camera, maken ze zich groepsgewijs waggelend en gakkend uit de buurt, de kinderschare veilig in het midden. Opvliegen, wat ze normaalgesproken doen, is er voorlopig even niet bij. Opvallend genoeg blijven vijf ganzen achter, die zich gezamenlijk met één jong bezig staan te houden. Er worden hartige woorden gesproken, die ik jammer genoeg niet kan verstaan. Al kan ik me er, door de wol geverfd als vader van drie en opa van twee, wel iets bij voorstellen.
Verderop kom ik drie eendenpullen tegen waar geen enkele volwassen eend zich om lijkt te bekommeren, ik zie er niet één tenminste. Moederziel alleen klitten ze piepend bij elkaar in de sloot. Braaf vluchten ze steeds een eindje voor me uit, zoals ze dat van moeder geleerd hebben waarschijnlijk, maar na een tijdje geven ze dat op en blijven ze maar wat liggen. Het kan mijn vaderhart zijn natuurlijk, maar het lijkt er zelfs een beetje op dat ze hoopvol naar me op kijken. Of ik misschien weet waar hun moeder is. Of ik ze misschien kan helpen. Maar ja.. nee.. wat moet ik doen? Wat kan ik doen? Niks natuurlijk. Zo gaan die dingen. Met bezwaard gemoed loop ik door.
Mijn humeur klaart weer wat op als ik plotseling een oude bekende zijn rondjes door het luchtruim zie zweven. Het is de bruine kiekendief die ik vorig jaar al regelmatig rond zag vliegen en waarvan ik geheel zelfstandig had geconcludeerd dat het een bruine kiekendief was. Daar was ik toen best trots op en sindsdien ben ik hem als oude bekende gaan beschouwen. Hij mij niet, uiteraard. Al liet hij zich vrij regelmatig zien. Nu was hij dus weer terug van blijkbaar weggeweest, want dat het een trekvogel was wist ik dan weer niet. Ik weet heel veel niet. Ik ben blij met het weerzien en hoop hem dit jaar nog beter en van dichterbij te zien te krijgen. Nu kijk ik hem na, hoe hij in glijvlucht zijn koers verlegt. Schitterend, vind ik het. Dan dringt het opeens tot mij door dat hij in de richting van mijn drie eendjes glijdt. En dat hij niet voor niets kiekendief heet. Ik houd mijn hart vast. Gelukkig heb ik geen verrekijker bij me.

woensdag 8 mei 2019

Iga







We wandelen vanaf Dirkshorn. Van het oude raadhuis en de kerk lopen we langs het haventje het dorp uit, steken onderlangs de N245 over en door een sluis van robuust hekwerk dat het ergste doet vermoeden komen we op de grasdijk langs het meer. Het meer van Dirkshorn. Heel groot is het niet, maar dat zegt niks.
Halverwege treffen we een kruis tegen de rietkraag. Een herdenkingskruis. Zelf in elkaar geknutseld van in de fabriek al witgespoten hardhouten balkjes en een door de elementen verweerd plankje waarop met zwarte stift een naam, twee data en een onleesbare zin in het Pools staan geschreven. We nemen tenminste aan dat het Pools is, geen vreemde veronderstelling in deze contreien.
Iga Kunicka.
SP, staat er nog voor. De Poolse versie van RIP, vermoeden wij. Spoczywaj w Pokoju. Zoek het maar op, op internet. Een halfvergaan en kleurloos geworden kransje van nepbloemen ligt even verderop in het riet. Voor het kruis staat nog een latje in de grond geprikt met daaraan een wat knullig geplastificeerd stukje multomappapier waarop dezelfde naam, de tweede datum en daaronder RIP. De tweede datum, dat zal een sterfdatum zijn, is 26 juli 2014. Toch is de tekst op het papier vandaag nog goed te lezen, al is het wat uitgelopen door het vocht. Je mag dus aannemen dat dit extra bordje er later nog bij is gezet. Naar het waarom daarvan kunnen we natuurlijk alleen maar raden, maar het lijkt er alles bij elkaar op dat Iga Kunicka na vijf jaar nog niet vergeten is, in Dirkshorn.
Op internet vinden wij nieuwsberichten uit Poolse kranten die haar tragisch einde beschrijven, in krakkemikkig Google Translate Nederlands. 21 jaar was ze, een seizoenskracht in de bollenteelt. Geliefd bij de mensen met wie ze werkte, een gangmaakster, lezen we in het Noordhollands Dagblad. In haar schooltijd deed ze mee aan schaaktoernooien, in een ander Pools artikel. Tijdens een feestelijk, zomers boottochtje met haar veelal Poolse collega’s raakte ze te water en verdronk.
In de commentaren onder de Poolse artikelen schrijven mensen die haar blijkbaar gekend hebben dat ze goed kon zwemmen. Dat ze geduwd werd. Verder wordt er al even naargeestig en respectloos heen en weer gevit en gescholden als hier onder willekeurig welk Volkskrantbericht op facebook, daar wensen wij verder geen wijs uit te worden.
Is ze zelf gesprongen? Verleid tot een verkoelende duik? Het was een warme dag. Werd ze tijdens een stoeipartijtje geduwd? Zo’n typisch verkennend stoeipartijtje met een jongen misschien, die haar leuk vond. Die zij leuk vond. Kon ze toch niet zo goed zwemmen? Misschien had ze gedronken.. we weten het niet. Het meer van Dirkshorn is diep, en koud. En zwijgzaam.
Het Noordhollands Dagblad meldt een week later dat de toedracht rond haar dood alsnog nader wordt onderzocht. Een bericht dat geen vervolg krijgt.
Wij denken dus maar aan Iga Kunicka, niet ouder geworden dan 21. En aan haar ouders, in Hrubieszów, in Polen, aan de grens met Oekraïne. Meer kunnen we niet doen.
Het halfvergane bloemenkransje, dat we al bijna als plastic zwerfafval hadden meegenomen, hangen wij terug aan het kruis.

zaterdag 4 mei 2019

Scha - pen






Met mijn jongste zoon maak ik sinds kort regelmatig een lange wandeling. We zijn dan een dag onderweg, een rugzak met leeftocht omgebonden en wandelschoenen aan de voeten. Hij is 19 inmiddels en blijkbaar kan het dan wel weer, wandelen met je oude vader. Ik las ook ergens dat wandelen hip wordt, onder jongeren. Misschien is dat dus waar. Misschien straalt de hipheid ook wat op mij af. Wie zal het zeggen. Hoe het ook zij, ik geniet van de wandelingen. En van zijn gezelschap, het samen zijn als vader en zoon.
Vandaag lopen we dicht bij huis, op en langs de Westfriese Omringdijk. Na wat over grasdijkjes gelopen te hebben, moeten we een hekje over waaraan een bordje hangt met de universeel verontrustende waarschuwing: pas op voor de stier. Maar ach.. de kans dat je in deze barre tijden nog een echte stier van vlees en bloed in een weiland rond ziet lopen lijkt mij eerlijk gezegd zo goed als nihil, zelfs koeien worden al een bijzonderheid in de wei, dus waarschijnlijk hangt het bordje er voornamelijk voor de authentieke sfeer. Stel ik mijn zoon gerust. Al lopen er wel een aantal schapen achter het hek met vervaarlijk uitziende horens.
Zodra we over het hekje zijn, drommen de beesten opdringerig om ons heen. Mijn zoon vindt dit een tikkeltje verontrustend, in combinatie met de vervaarlijke horens waarschijnlijk, en misschien ook wel het bordje. Het is niet dat hij zich naar de overkant háást, om het weiland daar weer uit te klimmen, terug naar het veilige asfalt.. hij doet er ook niet langer over dan strikt noodzakelijk.
Ik ben hier toevallig deze week al eerder geweest, tijdens een andere wandeling, en ik meen vrij zeker te weten dat dit welvaartsschapen zijn, die bij mensen met rugzakjes al meteen de conclusie trekken dat er wat te vreten valt. Ik doe dus een beetje laconiek. Een beetje wereldwijs. Ik wil zelfs niet uitsluiten dat ik een beetje stoer doe, voor mijn huiverige jongste zoon. Dat krijg je, als je zonen zo boven je uit beginnen te steken. Baarden gaan dragen.
Ik blijf met enige branie tussen de schapen hangen, spreek ze licht uitdagend toe, pak er eens één bij de horens. Maar dan neemt er toch eentje een aanloopje, een paar stapjes naar achteren, de kop naar beneden. Dan word ik toch inderdaad bijna op de vervaarlijke horens genomen, door een welvaartsschaap met een kort lontje. Maak ik toch ook snel dat ik over het hekje kom.
Tja, het is niet anders.
Nu hoop ik alleen maar dat mijn zoon dit niet gezien heeft.

woensdag 10 april 2019

Het geheim van de Alexanderflat ontsluierd






In Bergen aan zee werden wij op de hoek van de Zeeweg en het Van der Wijckplein dus zomaar voor een raadsel geplaatst. De zijgevel van de Alexanderflat, die daar staat, is vier verdiepingen hoog opgemetseld uit onregelmatig gevormde basaltblokken, zoals die ook worden gebruikt om golfbrekers mee op te werpen. En uit de speelse structuur die dat oplevert, steekt heel bescheiden een schijnbaar achteloos meegemetseld reliëf naar voren. Twee vrolijke figuren zien we, waarvan er één op de handen staat. Spelende kinderen, nemen wij aan, een populair thema immers, in de vijftiger jaren, toen je nog op straat spelende kinderen had. Het is zo onnadrukkelijk aangebracht dat je er ook zomaar aan voorbij zou kunnen lopen, zonder het op te merken. Wij hadden dat bijna gedaan. Het is dat de zon scheen en voor het schaduwrandje zorgde dat het reliëf verraadde.
Maar nu het raadsel, waar wij voor werden geplaatst. Het bleek dat nergens een aanwijzing viel te vinden over wie de kunstenaar zou zijn die dit gemaakt had. Niet op een bordje ter plekke en ook niet weer thuis op internet. We achterhaalden nog net dat de Alexanderflat in 1958 werd gebouwd, het reliëf leek verder niet te bestaan. Ja toch, op een site van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen werd het ergens in een hoekje achteraf vermeld. Maar ook niet meer dan dat. Het reliëf wás er, het bestond, het was niet onopgemerkt gebleven.. maar wie het gemaakt had wist men op het ministerie ook niet te vertellen. Sterker nog, eenieder die meer informatie had over het werk of zijn maker werd verzocht die met het ministerie te delen.
Goed, wij hebben er inmiddels ons eigen verhaal omheen gebreid, ook altijd leuk, maar het zit ons toch niet lekker. We besluiten op onderzoek te gaan.
Te beginnen bij de Dorpsraad van Bergen aan zee. Daar lazen we al dat de Alexanderflat van 1958 is en destijds het begin van het einde betekende voor de eerder nagestreefde kleinschaligheid voor het dorp.. allicht dat we daar iets te weten komen. En inderdaad komt bij navraag al vrij snel in elk geval de naam van de architect van de flat naar boven: Gert Boon (1921 – 2009). Telg uit een architectengeslacht die er uitgesproken tot rigide ideeën over functionaliteit op na houdt, medeoprichter is van de Forumgroep en zich ontwikkelt tot een exponent van het zogenoemde structuralisme, een typisch Nederlandse stroming in de architectuur die zich afzet tegen de grootschaligheid en eenvormigheid van het dan heersende Nieuwe Bouwen en juist de menselijke maat als leidraad wil nemen. In een publicatie van het Nieuwe Instituut in Rotterdam wordt Boon in retrospectief omschreven als ‘een wat merkwaardige figuur op de achtergrond, die er ondanks zijn vooruitstrevende ideeën niet in is geslaagd zijn stempel op de Nederlandse architectuur te drukken.’ Boon vestigt zich na zijn studie in 1953 als zelfstandig architect in Amsterdam en de Alexanderflat, waarvan het ontwerp van 1955 stamt, zal dus één van de eerste opdrachten zijn geweest. In dezelfde periode ontwerpt en realiseert hij de kubuswoningen in de duinstrook tegenover de Alexanderflat. Over het reliëf wordt nergens gesproken. Het zou kunnen dat Gert Boon het ontwerp zelf heeft gemaakt, al lijkt ons dat, afgezet tegen zijn streng geordende, geometrische stijl, onwaarschijnlijk.
In afwachting van verdere berichten zoeken wij het hogerop en wenden ons tot de gemeente Bergen. Die ons per ommegaande niet kan helpen omdat men het niet weet. Omdat het reliëf geen onderdeel uitmaakt van de gemeentelijke kunstcollectie. En men het dus ook niet hóeft te weten. Waaróm het reliëf geen onderdeel uitmaakt van de gemeentelijke kunstcollectie en waar het dan wél onderdeel van uit maakt, blijft onvermeld. We worden doorverwezen naar het Regionaal Archief in Alkmaar.
Daar valt onze vraag gelukkig in vruchtbaarder aarde en wordt ons zelfs verzocht eventuele verdere bevindingen te delen. Via een door het archief geraadpleegde lokale historicus worden wij vervolgens in contact gebracht met de secretaris van de werkgroep Historisch Onderzoek van de Historische Vereniging Bergen die op zijn beurt weer beschikt over een artikel over de Alexanderflat dat echter nooit werd afgemaakt omdat de auteur ervan voortijdig overleed en dat dus ook nooit werd gepubliceerd maar waarin wel de maker van het wandreliëf dan eindelijk bij naam wordt genoemd. Het is Henk van den Idsert (1921 – 1993). Bij ons roept die naam geen herkenning op maar nader onderzoek wijst uit dat hij in kunstenaarsdorp Bergen geen onbekende is. Sterker nog, mijn eigen schoonvader, die in Bergen woont, herinnert zich hem als een heel prettige man. Heeft zelfs een klein bronzen beeldje van hem op de vensterbank staan. Maar dit terzijde.
Het is een veelzijdig kunstenaar, Henk van den Idsert, die zich in veel technieken weet uit te drukken. Schilder, tekenaar, aquarellist, graficus, beeldhouwer. En hij maakte mozaïeken, dus. Studeerde aan de Rijksacademie in Amsterdam en is daarna in de leer geweest bij onder meer Matthieu Wiegman en Ossip Zadkine. Hij wordt gerekend tot de latere generatie van de befaamde Bergense School, een zich rond het naamgevend dorp afspelende stroming van expressionistische kunstenaars met kubistische invloeden. Als beeldhouwer staat Van den Idsert bekend om zijn weinig gedetailleerde mens- en dierfiguren. Hij hakte direct in hout of steen en liet zich leiden door de vorm en de eigenschappen van het materiaal. Dat laatste zien we in elk geval terug in het wandreliëf in Bergen aan zee, waar de voorstelling als vanzelf lijkt te ontstaan uit de vorm en de structuur van de gemetselde basaltblokken. Bijzonder hoe uit zulk grof materiaal toch zo’n bescheiden, haast subtiel beeld kan worden gevormd.
Een interessante vraag die nu opkomt maar waarschijnlijk onbeantwoord blijft is of deze twee mannen, Gert Boon en Henk van den Idsert, leeftijdgenoten, elkaar kenden. En was het de architect die bedacht dat de zijgevels uit basaltblokken moesten worden gemetseld en heeft de kunstenaar vanuit dat gegeven zijn ontwerp gemaakt? Of heeft de kunstenaar de architect aan het idee van basaltblokken geholpen?
Ander beeldhouwwerk van Van den Idsert is op verschillende plekken te zien, zeker in Bergen. Aan de Landweg staat daar De Amazones, in Museum Kranenburgh de onvoltooide en aan de Kerkelaan is een beeldentuin met veertig van zijn beelden ingericht.
Rest ons nog onze burgerplicht te vervullen en het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen op de hoogte te brengen van onze bevindingen.

Eerder gepubliceerd op samenuitenthuis, weblog van een wandeling langs het Groot Frieslandpad, in de rubriek Kunst onderweg.

donderdag 21 maart 2019

Afgezant der Renaissance







Voor het schattig kleine raadhuisje van Schoorl (anno 1601) staat een bijzonder beeld. Het lijkt in eerste instantie niet zo heel bijzonder. Bij oppervlakkige beschouwing zou je makkelijk kunnen denken dat het gewoon het dertiende klassiek geboetseerde standbeeld uit het dozijn is. De zoveelste bekende vaderlander uit vervlogen tijden, gevangen in brons. In een ontspannen, zelfverzekerde pose staat hij daar. Wijdbeens, alert, penseel en palet in de aanslag en gekleed volgens de mode voor beter gesitueerden uit een ver verleden. Een hoge kraag, een zwierige mantel, robuuste schouderstukken die aan een harnas doen denken, wijd geplooide en bloezende mouwen met nauwsluitende onderarmen, een pofbroek met beenwindsels om de kuiten en typisch middeleeuwse puntschoenen aan de voeten. Een baret op het hoofd. En alles van de fijnste stoffen en de duurste materialen. Nee, hier staat niet zomaar iemand. En dat klopt. Hier staat Jan van Scorel (1495 – 1562), waarschijnlijk de grootste vaderlander die Schoorl heeft voortgebracht. Een in zijn tijd beroemd, zeer gewaardeerd en baanbrekend kunstenaar. De eerste schilder die zich als kunstenaar beschouwde, een intellectueel als dichters en geleerden, en niet alleen de ambachtsman die de Middeleeuwen in de schilder zagen. Toonaangevend wegbereider van de Renaissance in de Nederlanden. In zijn geboorteplaats geëerd met dit standbeeld. Klassiek geval, duidelijk.
Bekijk je het beeld wat beter, en van wat dichterbij, dan zie je al snel dat die adellijke kleding, die dure en fijne stoffen en materialen zo duur en fijn niet zijn. De pofbroek is opeens een stuk autoband, de bloezende plooien van de mouwen lijken verdacht veel op een in stukken geknipte tuinslang, de schouderstukken zouden wel eens het deksel van een plastic vuilnisemmer kunnen zijn, het vest een rieten mand. Dit zo klassiek aandoende beeld is geheel opgetrokken uit afvalmateriaal en alledaagse gebruiksvoorwerpen. De kunstenaar heeft het een en ander bij elkaar gezocht, het tot een geheel geassembleerd en in brons gegoten. Dat het nu evengoed klassiek oogt komt een beetje door dat brons natuurlijk, maar zeker ook doordat de kunstenaar haar materiaal heel goed gekozen heeft en er bijzonder mooi de juiste sfeer van zo’n adellijke dracht mee weet op te roepen. Erg knap.
Elly Baltus, heet deze kunstenaar, geboren in 1957 in Bergen, en het beeld van Jan van Scorel was het eerste dat zij in deze stijl maakte. Kennelijk viel het in de smaak en was ze er zelf ook blij mee want er volgden er meer, zoals Vrouwen in het verzet, in Heerhugowaard, Jan van Heemskerck in Heemskerk en Jan Jansz Weltevree in De Rijp. Behalve met beelden is Elly Baltus internationaal bekend geworden met haar eigenwijze ontwerpen voor penningen, waarin ze de grenzen van het klassieke gegeven van de penning opzoekt, en combineert met elementen uit de moderne tijd waarin we nu leven, zoals elektronica bijvoorbeeld. Grofweg hetzelfde uitgangspunt dus als we in het beeld van Jan van Scorel zien. Zelf zegt Elly Baltus daarover: ‘We kijken vanuit het heden, met onze mogelijkheden en kennis, naar een historisch figuur die in zijn tijd ook modern was.’
De pose die Van Scorel aanneemt, op zijn sokkel voor het raadhuis, is ontleend aan een schilderij dat aan hemzelf is toegeschreven: Het portret van een jonge scholier, geschilderd in 1531. Op dit schilderij zien we een twaalfjarige jongen, alert en zelfverzekerd met pen en papier in de aanslag staan. Met ook nog net zo’n baret. Op het papier heeft de jongen een notitie gemaakt: Omnia dat Dominus, non habet ergo minus. We zien het papier van de achterkant dus het staat er in spiegelbeeld. Het betekent: Alles geeft de Heer, toch heeft Hij niet minder. Onder de scholier staat nog een Latijnse tekst: Quis dives qui nil cupit pauper avarus. Oftewel: Wie niets verlangt is rijk, de vrek daarentegen is arm. Stichtelijke teksten die verklappen dat Van Scorel behalve schilder en tekenaar, kunstenaar, geleerde en intellectueel ook een religieus man en een filosoof was. Hier staat, met andere woorden, waarlijk een afgezant der Renaissance.

Eerder gepubliceerd op samenuitenthuis, weblog van een wandeling langs het Groot Frieslandpad, in de rubriek Kunst onderweg.

woensdag 13 maart 2019

Het geheim van de Alexanderflat






Op de hoek van de Zeeweg en het Van der Wijckplein in Bergen aan zee staat sinds 1958 de Alexanderflat. De bouw ervan is de geschiedenis ingegaan als het definitieve einde van de blijkbaar ooit nagestreefde kleinschaligheid voor Bergen aan zee, en wordt genoemd als één van de oorzaken dat er nooit echt een centrum is ontstaan, waardoor het dorp een ongestructureerd en rommelig karakter kreeg. Ik praat hier de Dorpsraad na, dat spreekt. De flat telt vier verdiepingen met vakantieappartementen en is er één uit twee of misschien wel meer dozijn. De enige reden het er hier over te hebben is de zijgevel.
De flat lijkt als door twee boekensteunen te worden bijeengehouden door de zijgevels, opgemetseld uit basaltblokken zoals die ook gebruikt worden om golfbrekers mee op te werpen. Een knipoog van de architect allicht naar de op steenworp afstand liggende zee. Een idee dat aardig uitpakt want doordat de basaltblokken onregelmatig van vorm en grootte zijn, ontstaat er een speels metselwerk dat om vele middelpunten lijkt rond te draaien. Gelijk de zee rond een golfbreker kan doen.
De zijgevel aan de kant van de Zeeweg blijkt bovendien, bij beter kijken, voorzien van een wandreliëf. Er worden twee spelende of dansende figuren uitgebeeld, kinderen misschien. Eén staat er op de handen, de ander staat ernaast te juichen of te zwaaien of anderszins. Je moet inderdaad echt beter kijken anders zie je ze zo over het hoofd, de figuren zijn bijna onmerkbaar in het patroon van de gevel meegemetseld, ze steken alleen iets naar voren, de schaduw verraadt ze. Maar alleen de schaduw. Een bordje met nadere inlichtingen over maker, opdrachtgever of jaar van ontstaan is nergens te vinden, al lopen we er een rondje voor om de flat.
Op internet zijn de figuren zelfs helemaal onopgemerkt gebleven. Nergens is een schaduwrandje van informatie te vinden over wie de kunstenaar is, of zelfs maar de architect van het gebouw. Hoe en waar we ook zoeken, het blijft in nevelen gehuld. Uiteindelijk vinden we een webpagina van de Rijksdienst voor het cultureel erfgoed van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.. waar ze het ook niet weten. Waar zelfs een oproep gedaan wordt, aan eenieder die meer weet over het reliëf en zijn kunstenaar, die kennis te delen.
Tot nader order houden wij het er daarom op dat hier een metselaar aan het werk is geweest, halverwege de jaren vijftig, die eigenlijk een toekomst als kunstenaar voor zichzelf had gewenst maar noodgedwongen in de bouw terecht was gekomen. Er moest brood op de plank tenslotte, hij had een vrouw en twee kinderen thuis. In de bouw was nog altijd werk genoeg, zo kort op de oorlog. Een carrière in de kunst zat er voor hem niet in. Maar hier, op de zijgevel van de Alexanderflat, had hij zijn kans schoon gezien. Al metselend aan de rechter zijgevel had hij gemerkt wat een speels beeld het metselen met de onregelmatig gevormde basaltblokken opleverde. Voor de linker gevel had hij heimelijk besloten zijn fantasie de vrije loop te laten en de wereld te laten zien dat hij meer was dan een metselaar. Hij was dan misschien geen Da Vinci, zijn ambitie was er niet minder om. Bergen was een kunstenaarsdorp, hier zouden ze hem begrijpen. Waarderen misschien zelfs. En zo had hij zijn kinderen vereeuwigd, spelend en dansend in een ter plekke uitgedokterd wandreliëf.

Eerder gepubliceerd op samenuitenthuis, weblog van een wandeling langs het Groot Frieslandpad, in de rubriek Kunst onderweg.

donderdag 7 maart 2019

Jonas en de walvis






Als we Bergen aan zee inrijden en het strand naderen, en daarmee het beginpunt van onze langeafstandswandeling voor de komende maanden, zien we midden op de rotonde bij het zeeaquarium een beeld staan. Of beter gezegd, we zien het niet staan. We zoeken een parkeerplekje, we vergewissen ons ervan dat dat gratis is deze tijd van het jaar, we gorden onze rugzakken om, trekken de wandelschoenen aan en gaan op zoek naar een geschikte gelegenheid om de dag te openen met een kop koffie.
Zo vergaat het de kunst in de openbare ruimte. Het staat er wel, maar we zien het niet. Niet echt. We geven geld uit aan een museumjaarkaart, of aan entree voor het museum, om daar kennis te nemen van het tentoongestelde, maar de kunst die dagelijks gratis te bezichtigen valt op straten, pleinen en rotondes, daar lopen en rijden we achteloos aan voorbij. Omdat we te druk zijn met iets anders.
Dat is jammer denken wij, het staat er niet voor niets tenslotte, en we besluiten ons leven te beteren. Te beginnen met het beeld op de rotonde bij het zeeaquarium in Bergen aan zee.
Het heet Jonas en de walvis, staat op het bordje in de van kinderhoofdjes gemetselde sokkel, en het is van Nic Jonk (1928 – 1994). Die kennen we wel, die naam. Op onze wandeling langs het Noordhollandpad, vele jaren geleden, passeerden we zijn beeldentuin in Grootschermer. Ook tamelijk achteloos overigens. We denken aan voluptueuze maar tegelijk sierlijke beelden, glimmend zwart, met veel ronde, vaak ook vrouwelijke vormen. Figuratief en toegankelijk. Dat is dit beeld ook. Bij heel slordig en oppervlakkig kijken zou je een soort van boom kunnen zien maar nadere beschouwing levert al snel een menselijke figuur op, in verstrengeling of worsteling met een grote vis. De groep bollen daaronder zal het schuim op de golven van de zee verbeelden.
Jonas en de walvis. Een bekend verhaal, zou je zeggen, maar bij ons is het een beetje een klok en klepel verhaal. Eerlijk gezegd kennen wij het vooral van het oeroud kinderliedje dat onze ouders voor ons zongen: Toen Jonas in de wallevis zat, van je één.. twee.. drie! Daarbij werd je dan aan handen en voeten opgetild in de maat tussen je ouders heen en weer geslingerd. Bij drie werd je losgelaten en plonsde je in het zwembad, of plofte je op bed. Net als bij veel andere kinderliedjes had je geen flauw idee waar het over ging. Kinderen slikken veel voor zoete koek. Het blijkt dus een bijbelverhaal te zijn. Noem ons onwetend zo u wilt, wij wisten het inderdaad niet. Wij zijn niet erg bekend met de bijbel. Dus.
Jonas, of Jona, was een profeet die van God de opdracht kreeg de bevolking van de stad Ninevé, het huidige Mosul in Irak, een ultimatum te stellen. Wanneer zij hun de Heere onwelgevallige manier van leven niet binnen veertig dagen zouden veranderen zou Zijn toorn hen treffen en zou hun stad worden verwoest. Jonas voelde niet zoveel voor deze taak en maakte zich per schip in tegengestelde richting uit de voeten. Dit bleef uiteraard niet onopgemerkt bij zijn opdrachtgever, we hebben het hier wel over God tenslotte, en die achterhaalde hem met een flinke storm, waarin het schip met man en muis dreigde te vergaan. In een schuldbewuste poging in elk geval de bemanning van het schip van de ondergang te redden besloot Jonas overboord te springen en zijn leven in de golven te offeren. Dat was nou ook weer niet helemaal de bedoeling van God, aan een dode profeet had Hij ook niet veel, en zo kwam het dat Jonas door een grote vis werd opgeslokt en aldus van de verdrinkingsdood gered. Drie dagen en drie nachten zat hij daar opgesloten voor hij door de vis weer werd uitgespuugd. Dat zal de herkomst van het één, twee.. drie! ritueel uit het kinderliedje zijn, vermoeden wij. Jonas, tot inkeer gekomen tijdens zijn eenzame opsluiting, meldde zich alsnog met zijn onheilspellende boodschap bij de inwoners van Ninevé, die het reuze goed opnamen en hun levenswandel welwillend aanpasten, waardoor hun stad werd gespaard. Niet helemaal tot in de eeuwigheid trouwens want vanaf halverwege de 19e eeuw werd de stad al als een ruïne uit het woestijnzand opgegraven en nog onlangs werd uit hoofde van weer een andere God het nodige onwelgevallig cultuurgoed kort en klein geslagen door Islamistische Staat. Ondoorgrondelijk, wat u zegt.
Nic Jonk heeft Jonas niet ín de walvis afgebeeld. Zo letterlijk heeft hij het verhaal kennelijk niet willen nemen. In zijn beeld wordt Jonas door de vis over de golven des doods gedragen en zo in veiligheid gebracht. De vis moeten we dan zien als het symbool van Jezus en het christelijk geloof, zoals je dat wel eens achterop auto’s ziet geplakt. Veilig onderweg met Jezus. Ook Jonks Jonas heeft zijn arm vol vertrouwen om de vis, zijn God, geslagen. Zo heeft de kunstenaar gekozen voor de diepere betekenis van het verhaal.
We lezen dat Nic Jonk, naast zijn eigen leefwereld, graag koos voor bijbelse en mythische taferelen en dat hij, zoekend naar de perfecte uitbeelding ervan, vaak meerdere versies van één tafereel maakte. Zo zijn er acht verschillende versies van Jonas en de walvis bekend, die onder meer te zien zijn in de straten van Amsterdam, Eindhoven, Tilburg, Heerlen, Vlaardingen en in het museum Beelden aan zee in Scheveningen.
Het beeld in Bergen aan zee werd geplaatst in 1977. Aanvankelijk stond het dichter bij strand en zee en had het de branding en de golven als gepaste achtergrond, maar toen het na een storm in 1990 gevaarlijk dicht op het randje van de duinen kwam te staan, werd het verplaatst naar waar het nu staat, op de rotonde bij het zeeaquarium.

Eerder gepubliceerd op samenuitenthuis, het weblog over de wandeling langs het Groot Frieslandpad, in de rubriek Kunst onderweg.