Pagina's

maandag 24 juli 2023

Aangepast







Hij had me net op mijn kop gescheten - ik kwam terug van het toilet waar ik de vuiligheid uit mijn haar en van mijn bril had gespoeld - en nu zat ie een terrastafeltje verderop haastig een bakje mayonaise leeg te vreten. Of het inderdaad dezelfde was wist ik uiteraard niet zeker want het wemelde ervan, rond de Leidse haven, maar daar ging ik wel van uit.Waarschijnlijk om te voorkomen dat ze al te gemakkelijk de zeebaarsfilet van je bord kwamen roven was er een camouflagenet over het terras gespannen, maar dat weerhield de brutaalsten er niet van de verlaten tafeltjes af te schuimen. En in elk geval was het niet afdoende tegen de straal dunne, lauwwarme schijt, die mijn bord alleen maar had gemist omdat mijn hoofd in de weg zat. Gadverdamme. En nu zat ie daar dus een mayonaisebakje leeg te vreten, met z’n gemene oogjes. En z’n grote poten op tafel.
Om te weten wat het er voor een was had ik op de kleur van die poten moeten letten, las ik later. En op het grijs van veren en vleugeltoppen. Even de spanwijdte op moeten meten. Nu kom ik niet verder dan meeuw. En hoe dichterbij ik kwam hoe groter. Zo’n grote-stads-meeuw die afvalzakken open hakt, met z’n vernielzuchtige snavel. Zo’n meeuw waarvan je hoopt dat ie ook inderdaad wegvliegt als je op hem afloopt om hem weg te jagen.
Dat deed ie, gelukkig. Met medeneming van het bakje mayonaise. Hij pakte het handig beet, met z’n snavel, en vloog puberaal loom op om het even verderop op het dek van een plezierboot weer neer te zetten en de maaltijd te vervolgen, tot ie ook daar weer hinderlijk werd gestoord.
Het was niet zo’n lichtgewicht plastic wegwerpbakje, maar een stenen schaaltje dat tot de inventaris van het restaurant behoorde, wat de actie iets nog brutalers gaf. Iets vermakelijks, ook wel, eigenlijk. Ik voelde ondanks mijzelf een soort bewondering voor de koelbloedige kalmte, de superieure onbevreesdheid. De kille gewetenloosheid. Aangepast door onaangepast gedrag.
Tien minuten later meldde zich een rood aangelopen fietser in oranje tenue op het terras. Hij kwam het mayonaisebakje terugbrengen. Met brede gebaren en een opgewonden blik in de ogen duidde hij uit tot waar hij de meeuw had achtervolgd.

donderdag 6 juli 2023

Érable d'amour






Eénendertig jaar geleden, wij kenden elkaar een half jaar, gingen mijn vrouw en ik voor het eerst samen op vakantie. In de gammele Renault 5 die mijn vrouw toen net had aangeschaft. Bordeauxrood, was die. Later schilderde zij zwarte bloemen over de roestplekken. Met matte verf. Nog weer later moest de Renault 5 eerst gehoosd worden, als het had geregend. Maar dat was dus allemaal later. Nu reden we zonder vooropgezet plan naar Frankrijk, tentje achterin, de liefde achterna. En die hebben we gevonden want vandaag, éénendertig jaar later, zijn wij nog altijd samen. Tot volle en wederzijdse tevredenheid.
Als souvenir van deze vakantie hadden wij achterin de gammele Renault 5 de zaailing van een esdoorn meegenomen. Vier blaadjes aan een steeltje met een handjevol Franse aarde in een plastic zakje van de supermarché op de smoorhete hoedenplank. Het boompje overleefde de reis, en de schok van de overgang van het Franse woud naar een pot op een loggia in de Haagse binnenstad, een loggia die niet veel later ónze loggia zou worden, en zo werd deze kleine Franse esdoorn al snel het symbool van onze liefde. Onze érable d’amour. We hebben het verhaal vaak en graag verteld aan wie er maar oren naar had.
De kleine esdoorn werd ieder jaar een stukje groter, kreeg regelmatig een ruimere pot, verhuisde van de loggia naar het balkon van ons eerste echt gezamenlijke huis, in dezelfde Haagse binnenstad, en groeide uit tot een echt boompje. Iedere herfst kleurden haar bladeren helgeel, om daarna af te vallen, iedere lente bracht nieuwe, malse knoppen die uitbotten tot een nieuwe, fris groene bladerkroon aan lieve rode steeltjes.
Het boompje verhuisde mee naar ons eerste koophuis, een portiekwoning in een Haagse buitenwijk, waar het, inmiddels in een flinke speciekuip, ruim boven het balkonhek uitstak. Onze peuter en onze kleuter gaven haar water, met hun plastic gietertjes voor op het strand.
Toch leek hier na de eerste jaren de groei er een beetje uit. De nieuwe bladeren werden iedere lente wat kleiner, de knoppen minder dik en talrijk. De speciekuip werd te klein. Of misschien had de esdoorn het inmiddels ook een beetje gehad met de grote stad, net als wij.
We verhuisden naar een huisje in de provincie, een huisje met een tuin voor en achter en ten teken dat dit het huisje was waar we samen nog lang en gelukkig gingen leven, plantten we onze esdoorn der liefde, vijftien jaar inmiddels, op een mooi plekje in de achtertuin.
De eerste twee lentes heeft ze daar wat schichtig om zich heen staan kijken, niet wetende wat haar was overkomen, maar toen zette ze een zelfverzekerde groeispurt in. Al snel stak ze ver boven de schutting uit, ontwikkelde ze drie flinke stammen met een breed uitwaaierende pruik van bladeren. Ze bood verkoelende schaduw op hete dagen en allerlei vogels vonden er een fijne plek om even uit te puffen, te schuilen, een hapje te eten en een vrolijk lied te fluiten of van zich te laten horen. Spreeuwen, merels, musjes en meesjes, tortels, eksters, kauwtjes en gaaien. Roodborstjes. Houtduiven. Een boomkruiper zagen we laatst nog, een specht heel af en toe. In de winter hing het vogelvoerstation van haar takken, altijd goed gevuld, immer druk bezocht.
Op een jaar kreeg ze haar eerste vlindertjes. Daarna vulde de hele tuin zich elk voorjaar van voor tot achter met zaailingen. Het leek of ieder vlindertje ook wortel schoot, en misschien was dat ook wel zo.
Eén keer hebben we haar gesnoeid, omdat de buren daarom hadden gevraagd. Met pijn in het hart stond ik op een ladder haar lange takken af te zagen met een brullend gevaarte. Ze vergaf het ons door in de lente een mooi, vol bladerdek te laten groeien dat haar mishandelde kroon aan het oog onttrok. Maar iedere winter werden we onvermijdelijk aan onze vergissing herinnerd. Ik heb het mezelf nooit vergeven en toen de buren vorig jaar opnieuw kwamen klagen over hun avondzonnetje kregen ze nul op rekest. Het was ónze esdoorn. Onze trots. Ons symbool van liefde. Daar gingen we niet nog eens in staan zagen.
Die esdoorn, die trouwe vriend, is vandaag, na éénendertig jaar, geveld. Door een storm die geen Polly heet, maar Poly, wat volgens mij niet eens een naam is. Als een laatste daad van vriendschap viel ze net naast ons huis en richtte geen andere schade aan dan haar eigen dood. Met bezwaard gemoed sta ik haar de komende dagen in handzame stukken te zagen. Dag lieve boom.