Pagina's

donderdag 14 december 2023

Geschraagd







Kunt u het vinden? Het is een vraag waar ik normaalgesproken vriendelijk en beleefd afhoudend op reageer. Omdat ik het meestal inderdaad zelf wel kan vinden. Omdat ik daarna graag op eigen houtje in mijn eigen tempo een tijdje wil staan wikken en wegen hoe of wat en hoeveel dan en hoe groot en omdat ik het in de schaarse gevallen dat ik het niet kan vinden altijd nog kan komen vragen nietwaar. Ja hoor, dank u wel, is dan ook meestal mijn antwoord, eventueel vergezeld van een wetende blik en een zelfverzekerd knikje.
Maar vandaag kwam de vraag precies op het goede moment. Ik had al een tijdje lopen dwalen, in de bouwmarkt, tussen de kubieke meters kerstbullen en –prullen en andere gezelligheid, ik had de meest voor de hand liggende schappen wel zo’n beetje gehad en ik kon het inderdaad niet vinden. Reuze handig dus dat er juist op dat moment iemand in de bedrijfskleuren tevoorschijn kwam die mij de vraag stelde. Kunt u het vinden?
De reddende engel was een montere jongeman met hip haar en een gemodelleerd baardje dat hem eerder jongensachtig dan mannelijk maakte. Ik had zijn vader kunnen zijn, maar eerder nog zijn opa. Zijn opgeruimdheid nam mij voor hem in.
Schragen, herhaalde hij mijn vraag, het woord behulpzaam proevend, schragen.. Kunt u misschien uitleggen hoe dat er ongeveer uitziet, vervolgde hij, zonder merkbaar ongemak over zijn onwetendheid in dezen, dan weet ik misschien waar het ligt. Hij hield dus rekening met de mogelijkheid dat hij ook daar geen flauw idee van zou kunnen hebben. Dat nam mij nog verder voor hem in. Nooit ging ik nog naar een andere bouwmarkt.
Dat het een simpele houten constructie was die je uit kon klappen, zodat je er bijvoorbeeld een deur op kon leggen om die te schilderen, verduidelijkte ik mijn vraag, want dat was waar ik ze voor nodig had. Een deur schilder ik bij voorkeur terwijl hij ligt, zodat je zelf kunt blijven staan, je de scharnieren schoon houdt omdat je die eraf haalt en je ook geen druipers krijgt. Ieder zijn meug natuurlijk, dus ik de mijne.
Nou, dan wist de jongeman misschien precies waar hij moest wezen en ging mij met ferme pas voor, gangpad in, hoekje om, gangpad uit, de hele bouwmarkt door, om met een breed armgebaar te eindigen bij de Black ’n Decker Workmates. Dat je die ook uit kon klappen, prees hij de koopwaar aan toen ik voorzichtig naar voren bracht dat dit niet helemaal was wat ik bedoelde. Dat wat ik zocht een stuk eenvoudiger en vooral ook een stuk goedkoper was.
De jongeman liet zich daar niet door uit het veld slaan: Als ik wist hoe wat ik zocht officieel heette, zocht hij het op in de computer en kon hij zien wat ik nou eigenlijk bedoelde en of dat in de bouwmarkt aanwezig was. De officiële spelling kostte even moeite maar toen bleek dat er veertien schragen, met een r dus, in de schappen - zonder r - moesten hangen. En daar gingen we weer, met ferme pas, gangpad uit, hoekje om, gangpad in, langs de meest voor de hand liggende schappen. Maar daar hingen ze dus niet, wist ik al, al zei ik dat niet.
Nu moest de jongeman zich toch gewonnen geven en leek het hem, met ongebroken humeur, het beste dat ik hier even wachtte, en hij er een collega die alles wist bij haalde.
De collega die alles wist wist het inderdaad en zo liep ik even later naar de kassa met twee schragen over mijn schouder. De jongeman kwam er speciaal nog even voor uit een gangpad gedoken om met een brede glimlach en opgestoken duimen te constateren dat het gelukt was. Een fijne dag nog! riep hij me na.
Ik bedoel maar. Dit gebeurt ook. Laten we ons daar maar aan vasthouden, de komende tijden.

donderdag 30 november 2023

Oud nieuws







Na ruim zes weken is het nu in elk geval zover dat ik de plafonds van onze nieuwe badkamer en wc kan witten. Niet dat alles verder al helemaal klaar is, of naar behoren functioneert, tegenslag hoort erbij, ook met vaklui in huis, het is niettemin een heuglijk feit. En leuk om te doen. Eindelijk weer zelf aan de slag, uit de wachtstand, de zaken in eigen hand.
Om spetters en spatten op de nagelnieuwe tegelvloer te voorkomen, bedek ik die met oude kranten. De krant van gisteren, en eergisteren, vorige week. Oud nieuws. Yesterdays papers telling yesterdays news, heb ik wel eens iemand horen zingen, in een platgetreden lied, maar dat klopt hier en nu niet helemaal. Vanaf bijna elke pagina, vanuit alle hoeken van mijn nagelnieuwe badkamer en wc word ik aangekeken en toegelachen door de verwaten kop van de heer Wilders, zoals hij nu opeens deemoedig genoemd wordt, met zijn milde oogopslag.
Dus het mag dan misschien de krant van gisteren zijn, met het nieuws van gisteren, het is natuurlijk ook het nieuws van de komende weken, maanden, jaren. Nieuws dat voorlopig niet meer weggaat. Waar we ons wel een tijdje toe zullen moeten verhouden, of we dat nou leuk vinden of niet. Ik vind er niks aan, maar blijkbaar zijn er meer dan twee miljoen mensen die het geweldig vinden. Tja. Zo werkt democratie, wordt er dan gezegd. En dat is natuurlijk ook zo. Toch heb ik het er moeilijk mee. Twee miljoen verongelijkte mensen. Het blijft een ruime minderheid natuurlijk, op het totaal aantal stemgerechtigden van dertien miljoen, maar toch. Wat willen ze? Wat verwachten ze? Waarom zijn ze zo boos? Wat staat ons te wachten? Hebben ze hier goed over nagedacht?
Daar moet je vanuit gaan natuurlijk, van dat laatste, iedereen moet serieus genomen worden. Je mag er niet zomaar vanuit gaan dat je te maken hebt met een grote groep luie en gemakzuchtige, ongeïnteresseerde, slecht geïnformeerde, verveelde, tot op het bot verwende überconsumenten die helemaal geen zin hebben hun individuele luxe leventje aan te passen aan een groter belang. Laat staan aan het belang van een ander. Die gewoon kiloknallers op de barbecue willen blijven gooien, spotgoedkoop naar de zon en spotgoedkoop naar de sneeuw willen blijven vliegen en 140 op de snelweg. Die gewoon negerzoen willen blijven zeggen, en jodenkoek en kankerhomo. Die gewoon weer zwarte piet willen. Die zich op black friday gewoon onbekommerd met 80% korting blind willen kopen aan overbodige plastic rotzooi uit China en wegwerpkleding uit Azië. Omdat ze daar recht op hebben. Fuck het dierenleed, fuck de kindslaaf, fuck het klimaat, fuck de natuur, fuck de oorlogsvluchteling, fuck de hele linkse teringzooi.
Daar mag je niet vanuit gaan, nee.
Dus moeten we er vanuit gaan dat deze meer dan twee miljoen mensen een doordachte en weloverwogen stem hebben uitgebracht op de partij van hun keuze.
Maar goed.. is dat beter?

dinsdag 7 november 2023

Tegen beter weten in







Mensen met honden. Als u daar geen zin in heeft slaat u dit bericht maar even over. Ik heb er zelf ook geen zin in, maar het moet weer even. Mensen met honden! In radeloze verontwaardiging laat ik het over het wandelpad galmen. Mijn vrouw loopt met straffe pas voor me uit, duidelijk niet van plan me bij te vallen. Wat is dat toch met mensen met honden, probeer ik het nog maar eens, maar mijn vrouw laat weten dat ze niet begrijpt dat ik daar elke keer weer in trap. Dat ik inmiddels toch beter weet, beter zou moeten weten in elk geval, en dat ik daar nu weer een hele wandeling op loop te knarsetanden. Dat dat zonde van de tijd is. En van de wandeling. Ze heeft gelijk natuurlijk, het is tegen beter weten in.
Het is eindelijk even een uurtje droog, in de herfstmoesson die nu al weken lijkt aan te houden, en we besluiten daar gebruik van te maken om het sluimerend chagrijn met een frisse neus te verdrijven. We rijden een stukje richting de kust en parkeren de auto bij de ingang van een ons nog onbekend wandelgebiedje. Er staat één andere auto. Die zal van de mevrouw zijn die net aan de andere kant van het klaphek aan komt lopen. Met een schoothondje onder haar arm en voor zich uit een groot, zwart, loslopend monster dat bij voorbaat al intimiderend naar ons begint te blaffen. Alleen het klaphek houdt hem tegen. Ik houd op enige afstand stil, in afwachting van een veilige doorgang. De mevrouw ziet dat, zegt dingen als blijf en kom hier tegen haar hond, maar dat zijn blijkbaar vrijblijvende adviezen want ze pakt hem niet aan zijn halsband en ze doet hem niet aan een riem. Wel doet ze het klaphekje open waarop de hond, alle adviezen in de wind slaand, meteen luid blaffend op me af stuift en tegen me aan begint te duwen. Kijk, dan heb je mij al. Want ik houd daar niet van en ik snap niet dat ik dat allemaal maar normaal moet vinden.
Even terzijde deze vuistregel voor mensen met honden: het is úw hond, dus ú houdt hem onder appèl, liever nog aan de lijn, en zorgt dat een ander er geen last van heeft. Als de ander belangstelling heeft voor uw hond, zal hij of zij dat zelf aangeven.
Goed.
Ik voel nu dus meteen al een sterke aandrang om boos naar de mevrouw uit te vallen maar tegen beter weten in besluit ik het beleefd te houden en deel op kalme en de-escalerende toon mede dat ik het niet fijn vind haar hond zo dichtbij me te hebben. Het correcte antwoord zou natuurlijk iets zijn in de trant van neemt u mij niet kwalijk of pardon of iets dergelijks, maar dat vinden mensen met honden over het algemeen heel moeilijk om te zeggen. Dat geldt ook voor deze mevrouw.
Dan moet u niet naast mijn auto gaan staan, want dan vraagt u er om, is de officiële reactie waar ik het wat haar betreft mee kan doen. Hoewel ik vind dat de mevrouw nu zelf ook ergens om vraagt, houd ik mij nog altijd in en rond het korte en zinloze gesprek af met een nog altijd beleefd: u kúnt natuurlijk mij de schuld geven, maar u kunt ook uw hond vasthouden. Tevreden dat ik er in geslaagd ben op een kalme manier assertief te zijn en mijn punt te maken, loop ik door het klaphekje achter mijn in straffe pas vooruitlopende vrouw aan.
De mevrouw heeft haar honden inmiddels in de auto geladen en maakt aanstalten weg te rijden. Dan stopt ze plotseling, opent haar portier en heeft daaroverheen verbeten het laatste woord: dat dit een losloopgebied is, dus! Ze trekt het portier weer dicht, geeft gas en verdwijnt uit beeld. Mij achterlatend met mijn nu toch oplaaiende verontwaardiging over zoveel lompe domheid. Mensen met honden! Galm ik over het wandelpad. Maar mijn vrouw is niet van plan me bij te vallen. Zij trapt er niet meer in.

donderdag 2 november 2023

Klusser







Klusser. Ik heb het nog altijd parmantig in mijn profieltje staan, in de rechterkolom - onderaan bij de telefoonversie waarschijnlijk - kijkt u maar. Huisvader, opa, schrijver, theatermaker, klusser, wandelaar. En nog zo het een en ander. Ziet u het staan?
Nou ben ik inderdaad al op jonge leeftijd begonnen met klussen en zijn er inmiddels drie huizen vrij rigoureus door mijn handen gegaan, als laatste ons droomhuis op het platteland, nog altijd ons thuis, maar de eerlijkheid gebiedt mij te bekennen dat, hoewel ons droomhuis in de meer dan vijftien jaar dat we er nu wonen nooit helemaal af is gekomen, ik al zeer geruime tijd niet meer op serieus klussen te betrappen ben geweest. Al jaren niet meer. Als ik nog een klusser ben, is het een klusser in ruste.
Terwijl er natuurlijk altijd wel iets te doen is, aan een eigen huis een plek onder de zon. Dat weet iedereen. Al is het maar het onderhoud.
Nou is het ook weer niet zo dat wij, als in het zoveelste klusprogramma op televisie, leven op opengebroken vloeren onder een met bouwzeil dicht getapet dak, tussen stapels gipsplaat, zakken cement en rondslingerende bossen hout en pvc-leiding. Nee, zo is het ook niet. Goed, nog niet alles is afgeschilderd, niet alle zelfgebouwde kasten hebben al alle deurtjes, de keuken ontbeert nog een afzuigkap, de thermostaat hangt op een onhandige plek, de deur van de kamer sluit niet geweldig, het schilderen van de buitenboel is er deze zomer ook weer bij in geschoten, maar dat zijn allemaal overkomelijke zaken waar we met gemak omheen weten te wonen. Zonder ons eraan te storen. Komt wel een keer.
Heel lang hebben we dat ook gedacht van onze badkamer. Komt wel een keer. Ik heb dat langer volgehouden dan mijn vrouw, zal ik ruiterlijk toegeven. Mijn vrouw had het al lang opgegeven, maar ik bleef denken: ooit zal de geest over mij nederdalen en begin ik eraan. De tijdelijke douchecabine staat al jaren in onderdelen in de schuur. De geest liet het echter afweten en de moed zonk mij steeds verder in de schoenen. Het werd steeds moeilijker het als iets overkomelijks te zien. Iets waar we omheen konden wonen. Zonder ons eraan te storen. De badkamer, een jaren zeventig relikwie van de vorige bewoner, begon steeds erger en beschamender af te steken bij de rest van het huis - dat er dus, vergeleken bij de badkamer, strak en afgewerkt uitzag. Zodat onlangs uiteindelijk besloten is de zaak uit handen te geven. Inmiddels bivakkeren wij al ruim drie weken op tijdelijke adressen in zomerhuisjes en worden onze badkamer en wc door professionele handen aangepakt. Het gaat er grondig aan toe. Zeer grondig.
Werklui over de vloer. Ik heb daar altijd een moeizame relatie mee onderhouden, met dat gegeven. De rol van opdrachtgever ligt mij niet zo, maar vooral voel ik mij als man, en als klusser, zo tekortschieten. Zo nietterzakedoend. Zo’n goedbedoelend amateurtje waar achter zijn rug meewarig om wordt gelachen. Met z’n zelfgeknutselde keuken van schuttinghout, waar ie anders zo trots op is.
En nu helemaal, nu ik de sleutel van mijn droomhuis heb afgegeven aan de vakman, die het klusje wel even voor me zal opknappen, terwijl ik in een zomerhuisje zit af te wachten tot hij klaar is. En ik er weer bij mag.
Maar goed, het gaat er grondig aan toe, alles staat loodrecht, waterpas en past precies in elkaar, loopt af waar het moet en als het straks af is, zal het wonderschoon zijn. Het zal strak en glimmend afsteken bij de rest van het huis. Dat er dus, vergeleken bij de nieuwe badkamer, gebutst en niet afgemaakt uit zal zien. Hard toe aan onderhoud. Verbetering en reparatie. Een laatste hand, een nieuwe lik verf.
Nee, dat klusser laat ik toch nog maar even staan, in mijn profieltje in de rechterkolom.

maandag 24 juli 2023

Aangepast







Hij had me net op mijn kop gescheten - ik kwam terug van het toilet waar ik de vuiligheid uit mijn haar en van mijn bril had gespoeld - en nu zat ie een terrastafeltje verderop haastig een bakje mayonaise leeg te vreten. Of het inderdaad dezelfde was wist ik uiteraard niet zeker want het wemelde ervan, rond de Leidse haven, maar daar ging ik wel van uit.Waarschijnlijk om te voorkomen dat ze al te gemakkelijk de zeebaarsfilet van je bord kwamen roven was er een camouflagenet over het terras gespannen, maar dat weerhield de brutaalsten er niet van de verlaten tafeltjes af te schuimen. En in elk geval was het niet afdoende tegen de straal dunne, lauwwarme schijt, die mijn bord alleen maar had gemist omdat mijn hoofd in de weg zat. Gadverdamme. En nu zat ie daar dus een mayonaisebakje leeg te vreten, met z’n gemene oogjes. En z’n grote poten op tafel.
Om te weten wat het er voor een was had ik op de kleur van die poten moeten letten, las ik later. En op het grijs van veren en vleugeltoppen. Even de spanwijdte op moeten meten. Nu kom ik niet verder dan meeuw. En hoe dichterbij ik kwam hoe groter. Zo’n grote-stads-meeuw die afvalzakken open hakt, met z’n vernielzuchtige snavel. Zo’n meeuw waarvan je hoopt dat ie ook inderdaad wegvliegt als je op hem afloopt om hem weg te jagen.
Dat deed ie, gelukkig. Met medeneming van het bakje mayonaise. Hij pakte het handig beet, met z’n snavel, en vloog puberaal loom op om het even verderop op het dek van een plezierboot weer neer te zetten en de maaltijd te vervolgen, tot ie ook daar weer hinderlijk werd gestoord.
Het was niet zo’n lichtgewicht plastic wegwerpbakje, maar een stenen schaaltje dat tot de inventaris van het restaurant behoorde, wat de actie iets nog brutalers gaf. Iets vermakelijks, ook wel, eigenlijk. Ik voelde ondanks mijzelf een soort bewondering voor de koelbloedige kalmte, de superieure onbevreesdheid. De kille gewetenloosheid. Aangepast door onaangepast gedrag.
Tien minuten later meldde zich een rood aangelopen fietser in oranje tenue op het terras. Hij kwam het mayonaisebakje terugbrengen. Met brede gebaren en een opgewonden blik in de ogen duidde hij uit tot waar hij de meeuw had achtervolgd.

donderdag 6 juli 2023

Érable d'amour






Eénendertig jaar geleden, wij kenden elkaar een half jaar, gingen mijn vrouw en ik voor het eerst samen op vakantie. In de gammele Renault 5 die mijn vrouw toen net had aangeschaft. Bordeauxrood, was die. Later schilderde zij zwarte bloemen over de roestplekken. Met matte verf. Nog weer later moest de Renault 5 eerst gehoosd worden, als het had geregend. Maar dat was dus allemaal later. Nu reden we zonder vooropgezet plan naar Frankrijk, tentje achterin, de liefde achterna. En die hebben we gevonden want vandaag, éénendertig jaar later, zijn wij nog altijd samen. Tot volle en wederzijdse tevredenheid.
Als souvenir van deze vakantie hadden wij achterin de gammele Renault 5 de zaailing van een esdoorn meegenomen. Vier blaadjes aan een steeltje met een handjevol Franse aarde in een plastic zakje van de supermarché op de smoorhete hoedenplank. Het boompje overleefde de reis, en de schok van de overgang van het Franse woud naar een pot op een loggia in de Haagse binnenstad, een loggia die niet veel later ónze loggia zou worden, en zo werd deze kleine Franse esdoorn al snel het symbool van onze liefde. Onze érable d’amour. We hebben het verhaal vaak en graag verteld aan wie er maar oren naar had.
De kleine esdoorn werd ieder jaar een stukje groter, kreeg regelmatig een ruimere pot, verhuisde van de loggia naar het balkon van ons eerste echt gezamenlijke huis, in dezelfde Haagse binnenstad, en groeide uit tot een echt boompje. Iedere herfst kleurden haar bladeren helgeel, om daarna af te vallen, iedere lente bracht nieuwe, malse knoppen die uitbotten tot een nieuwe, fris groene bladerkroon aan lieve rode steeltjes.
Het boompje verhuisde mee naar ons eerste koophuis, een portiekwoning in een Haagse buitenwijk, waar het, inmiddels in een flinke speciekuip, ruim boven het balkonhek uitstak. Onze peuter en onze kleuter gaven haar water, met hun plastic gietertjes voor op het strand.
Toch leek hier na de eerste jaren de groei er een beetje uit. De nieuwe bladeren werden iedere lente wat kleiner, de knoppen minder dik en talrijk. De speciekuip werd te klein. Of misschien had de esdoorn het inmiddels ook een beetje gehad met de grote stad, net als wij.
We verhuisden naar een huisje in de provincie, een huisje met een tuin voor en achter en ten teken dat dit het huisje was waar we samen nog lang en gelukkig gingen leven, plantten we onze esdoorn der liefde, vijftien jaar inmiddels, op een mooi plekje in de achtertuin.
De eerste twee lentes heeft ze daar wat schichtig om zich heen staan kijken, niet wetende wat haar was overkomen, maar toen zette ze een zelfverzekerde groeispurt in. Al snel stak ze ver boven de schutting uit, ontwikkelde ze drie flinke stammen met een breed uitwaaierende pruik van bladeren. Ze bood verkoelende schaduw op hete dagen en allerlei vogels vonden er een fijne plek om even uit te puffen, te schuilen, een hapje te eten en een vrolijk lied te fluiten of van zich te laten horen. Spreeuwen, merels, musjes en meesjes, tortels, eksters, kauwtjes en gaaien. Roodborstjes. Houtduiven. Een boomkruiper zagen we laatst nog, een specht heel af en toe. In de winter hing het vogelvoerstation van haar takken, altijd goed gevuld, immer druk bezocht.
Op een jaar kreeg ze haar eerste vlindertjes. Daarna vulde de hele tuin zich elk voorjaar van voor tot achter met zaailingen. Het leek of ieder vlindertje ook wortel schoot, en misschien was dat ook wel zo.
Eén keer hebben we haar gesnoeid, omdat de buren daarom hadden gevraagd. Met pijn in het hart stond ik op een ladder haar lange takken af te zagen met een brullend gevaarte. Ze vergaf het ons door in de lente een mooi, vol bladerdek te laten groeien dat haar mishandelde kroon aan het oog onttrok. Maar iedere winter werden we onvermijdelijk aan onze vergissing herinnerd. Ik heb het mezelf nooit vergeven en toen de buren vorig jaar opnieuw kwamen klagen over hun avondzonnetje kregen ze nul op rekest. Het was ónze esdoorn. Onze trots. Ons symbool van liefde. Daar gingen we niet nog eens in staan zagen.
Die esdoorn, die trouwe vriend, is vandaag, na éénendertig jaar, geveld. Door een storm die geen Polly heet, maar Poly, wat volgens mij niet eens een naam is. Als een laatste daad van vriendschap viel ze net naast ons huis en richtte geen andere schade aan dan haar eigen dood. Met bezwaard gemoed sta ik haar de komende dagen in handzame stukken te zagen. Dag lieve boom.

donderdag 9 februari 2023

Ik heb niet eens begonia's






Het kan zijn dat ik oud begin te worden. Of dat ik de verkeerde televisieprogramma’s kijk, de verkeerde krant lees, de verkeerde boeken. Met de verkeerde mensen omga, in de verkeerde bubbel. Maar het gebeurt me steeds vaker. En het wordt ook steeds erger. Vandaag zag en hoorde ik een vrachtwagen de straat inrijden. Nou is het niet zo dat ik hele dagen achter de begonia’s argwanend het leven op straat in de gaten zit te houden, zeker niet, ik sta nog volop in het leven en ik heb niet eens begonia’s, maar nu stond ik toevallig als deugdzaam huisvader de was te vouwen en had daarbij uitzicht op straat. Het is een klein, al jaren doodlopend straatje zonder bedrijvigheid, afgezien van de school aan de overkant.. een vrachtwagen is een gebeurtenis.
Voor onze deur stopte hij, ook nog. En voor de deur van de buren want het was een grote vrachtwagen. Hij piepte bij het achteruitrijden, hij zuchtte bij het uitschakelen. Op de zijkant stond Plieger, in witte kapitalen. Een jonge man met een grijs baseballpetje sprong lenig uit de cabine, keek om zich heen waar hij moest zijn en liep naar de achterkant van zijn wagen om er de deuren open te zwaaien, waarna hij uit het zicht verdween.
Een nieuwe badkamer, vermoedde ik. Eén van de buren heeft een nieuwe badkamer besteld. Er zijn wat wisselingen geweest de afgelopen tijd, dus dat zou zo maar kunnen. Zelf hebben we trouwens ook net iemand over de vloer gehad om na vijftien jaar eens te praten over vervanging van de jaren zeventig badkamer die we van de vorige eigenaar hebben overgenomen, maar dat is een ander verhaal, waarvan ik niet weet of ik dat wil vertellen.
Het zou ook kunnen dat de vrachtwagen voor de school aan de overkant kwam. Daar waren sinds enige tijd Oekraïense oorlogsvluchtelingen in gehuisvest, misschien dat daar iets aan het sanitair moest gebeuren. Al leek het me niet waarschijnlijk dat daar dan een vrachtwagen van Plieger voor voor kwam rijden.
Dat bleek ook niet het geval. Inmiddels was de jonge man met het grijze petje weer tevoorschijn gekomen, vanachter zijn vrachtwagen, met onder zijn arm een spiegel. Het was een langwerpige spiegel van naar schatting 30 bij 120 cm. Een spiegel zonder lijst. Een doodgewone spiegel, zou je kunnen zeggen, al lag het er misschien aan wie er in keek. Verpakt in plastic met witte kartonnetjes om de hoeken. Met veerkrachtige tred leverde de jonge man zijn pakketje af bij het buuradres, sprong weer in zijn cabine, handelde de administratie af op zijn telefoon en vertrok.
Ik zag het allemaal gebeuren, als de normaalste zaak van de wereld, en wist het weer eens zeker. Het komt echt nooit meer goed.