Wie zal het puberbrein ooit begrijpen? De man deed zijn
best. Hij moest wel, trouwens, met twee voltijdpubers in huis. Zo had hij, nog
niet eens zo gek lang geleden, een lezing bijgewoond, op de middelbare school
van zijn jongens. Over het puberbrein ging dat. Langs welke ondoorgrondelijke
wegen dat werkte. Of niet werkte, eigenlijk. En dat je als vader bijvoorbeeld niet
meer de positie innam die je gewend was, die van held en allesweter, maar dat
je gewoon niet echt meer cool was,
bij die gasten. Nou wist de man dat natuurlijk allang van het onvolprezen lied ‘Op
een mooie pinksterdag’ en viel dat bovendien tot nog toe nogal mee, met zijn
jongens, maar het kon nooit kwaad het nog eens van een ander te horen.
Vandaag dacht hij ineens terug aan die lezing toen hij zijn jongste zoon
tegenkwam, in het wild, de puberste van de twee. De man maakte een
avondwandeling en zag in de verte zijn jongste zoon, op zijn stoerst, in het
gezelschap van vooral een meisje. Wie het meisje was, wist de man niet, maar
zijn jongste zoon duidelijk wel. Ze waren geanimeerd in gesprek. Op dat moment
schoot hem een voorbeeld uit de lezing over het puberbrein te binnen. Een
situatie precies als deze, puber temidden van peergroup, waarin je, aldus de expert, een ernstige fout maakte
wanneer je je eigen vlees en bloed gedag zou zeggen. Laat staan enthousiast toe
zou zwaaien. Je bekend zou maken als de vader of de moeder van. Dat dat awkward zou zijn. Of zoiets.
De man besloot dus het goede te doen, zijn jongste de vernedering te besparen
en maakte zich ongezien uit de voeten, linksaf een zijstraat in. Tevreden over
zijn modern vaderlijk inlevingsvermogen.
Lang duurde dat dan weer niet, want eenmaal weer thuisgekomen informeerde zijn
jongste zoon of hij hem nou net had zien lopen? Waarom hij niet eens gezwaaid
had, vroeg hij zich ook nog af.
Pagina's
vrijdag 22 augustus 2014
maandag 11 augustus 2014
Maar wel lief
Zijn dochter had een huis gekocht, samen met haar vriend. Over groot worden
gesproken. En daar moest, zoals dat gaat, het één en ander aan opgeknapt, verbouwd
en geklust worden. De man had eigenlijk altijd gedacht dat hij met zijn eigen
eeuwigdurende verbouwing wel een voldoende afschrikwekkend voorbeeld had
gesteld, maar hij vond het toch ook wel weer aardig om te zien dat de appel dus
ook weer niet zo ver van de boom viel als hij ook wel eens dacht. Hoewel er meteen bij gezegd moest worden dat zijn dochter het een stuk handiger aanpakte
door het hele huis in één keer volgens een strakke planning binnenstebuiten te
keren en daarbij héél veel aan de vakman over te laten, zodat het er voor haar
in twee maanden opzat. Al bleven voor haar vader natuurlijk ook nog wel wat
klusjes over. Gelukkig maar, de man voelde zich graag gestreeld door de
gedachte dat hij af en toe nog nodig was, ergens voor. Dus zat hij met liefde
anderhalf uur in de auto om haar te helpen met schuren, plamuren en aflakken. En
zo werd dan tussen de bedrijven door ook zijn advies nog gevraagd. Hoe hij het
zou oplossen met de nieuwe vensterbank en de verwarmingsbuizen, vroegen zijn
dochter en haar vriend. Want dat zat elkaar in de weg. De man begreep onmiddellijk
dat er een creatieve oplossing van hem verwacht werd. Dat een hoekje uit de
vensterbank zagen niet afdoende zou zijn. Met verhelderende gebaren legde hij
een alternatief idee op tafel. Waar het als een dood vogeltje bewegingloos
bleef liggen. Heel even werd er met passende deernis naar gekeken. Ja, legde
zijn dochter haar vriend toen uit, op een toon alsof ze het al wel gedacht had,
mijn vader is niet echt van de práktische oplossingen.
zondag 10 augustus 2014
Voicemail
Nog een week vakantie, was er te gaan. Eén héle week. En
daarna waren de dagen voorlopig waarschijnlijk nog steeds alleen maar gevuld
met trivialiteiten als rooster ophalen en boeken kaften en etui inpakken en
potloden slijpen. Nou had zijn oudste zoon een baantje, dus die was mooi hele dagen
onder de pannen, tot ieders tevredenheid. Maar de jongste, ook alweer bijna vijftien trouwens, had
eigenlijk niets om handen. Ja, zijn telefoontje, had hij om handen. De godganselijke
dag, kon je wel zeggen, zat hij scheef onderuit gehangen op de bank op zijn
schermpje te kijken. Als hij zijn bed ervoor uitkwam tenminste, want dat was
ook geen uitgemaakte zaak. De man werd er ook wel eens opstandig van hoor.
Tjongejonge. Het was niet eens meer een half oog, waarmee hij eraan bleef plakken
als je iets tegen hem zei, er werd maar nauwelijks notitie van je genomen. Als
je een klusje voor hem had, moest je eerst even wachten tot hij een gaatje in
zijn game had gevonden. Of in zijn app-conversatie. En dan moest nóg alles met
één hand gebeuren want wegleggen was geen optie. Het ding ging zelfs mee naar
de wc. De man wilde niet eens weten waarom. Ten einde raad had hij zijn zoon vandaag
het bindend advies gegeven iets te gaan ondernemen. Met zijn racefiets
bijvoorbeeld, die er zo nodig moest komen. Ja, de man leek zijn vader wel, als
hij zichzelf zo hoorde, maar goed. Nu was zijn jongste dus op weg naar zijn
neef, twee uur fietsen van huis. De man kon tevreden zijn. En dat was hij ook.
Al maakte hij zich ook een klein beetje ongerust dat hij na drie en een half
uur nog altijd niets gehoord had over een behouden aankomst. Hij had al
geprobeerd hem even te bellen. Maar er werd niet opgenomen. Zijn sms bleef
onbeantwoord. Zijn zoon bleek onbereikbaar.
vrijdag 1 augustus 2014
Silence is golden
Om de lange rit terug naar huis te breken, hadden zijn vrouw en de man ergens tussen uit en thuis een hotel gereserveerd. Voor een overnachting. Met een eigen kamer voor hun jongens. Een goedkoop hotel, want het kon ook te gek. Een zéér goedkoop hotel, was het zelfs geworden. In Lille.
Na een lange, warme dag in de auto draaiden ze tegen de avond hongerig en moe het omhekte parkeerterrein op. Rond de sobere ingang van het hotel zwermde een bont gezelschap van smoezelige kinderen, rokende en bierdrinkende mannen, en donker kijkende vrouwen van het type waarzegster op de kermis, in lange rokken, op slippers en met om het hoofd geknoopte doeken. Naast de entree stond een barbecue opgesteld. Daarachter een nauwelijks geschoren en buikige man in hemdsmouwen, met een indrukwekkende snor, die voor een blijkbaar vrij grote familie kippenpoten zat te grillen. De belendende picknicktafels waren overwoekerd met een zorgwekkende hoeveelheid leeggedronken halve liter blikken van een bedenkelijk biermerk.
Bij de koffieautomaat in de karige lobby stond een man met diepliggende, koolzwarte ogen, een ontbloot, gebruind en zéér gespierd bovenlijf en een glimmende, zorgvuldig in jaren vijftig model geboetseerde vetkuif met grote moeite zijn agressie te beheersen. Omdat de automaat zijn muntje niet wilde accepteren. Met geheven vuist bedreigde hij het apparaat, in stilte, met vreemde, vertraagde gebaren. Ondertussen adviseerde de receptionist zijn vrouw en de man desgevraagd, met een beleefd maar meewarig lachje, de bagage liever niet in de auto achter te laten, zoals ze dus van plan waren geweest.
Zowel het raam als de deur van de hotelkamer was voorzien van een achterdochtig robuuste kierstandhouder. Een bijbehorende sticker legde in twee talen uit dat het hotel niet aansprakelijk kon worden gehouden voor de gevolgen van het niet gebruiken daarvan.
Vroeg in de avond stopte onder hun raam een afgeleefd busje in een rare kleur. Er stapte een vrouw uit, ook weer van het waarzegsterstype, die jaren geleden al was opgehouden zich nog om haar figuur te bekommeren en zich daar niet voor schaamde. Op luide toon begon zij een larmoyant gesprek met de bewoners van de kamer onder hen, terwijl haar man zich buikig met snor en de armen over elkaar geslagen op de achtergrond hield. Het gesprek ging gepaard met weidse armgebaren, gefleem en een levendige mimiek, maar leverde blijkbaar niet het gewenste resultaat op want even plotseling als ze waren gekomen, vertrokken ze weer, met hun busje.
In de gang hing een geplastificeerd verzoek om stilte na 22:00 uur. Ook in twee talen. Silence is golden, stond erboven. Uit verschillende omringende hotelkamers stegen voortdurend harde maar onverstaanbare stemmen, verontrustende geluiden en zelfs uiteenlopende etensluchtjes op. De man had er een zéér hard hoofd in. Hij voorzag een lange, slapeloze nacht. En dat werd het ook. Om 22:00 uur was het stil, daar niet van. Maar de man kon de slaap niet vatten. Hij lag te lijden van het lijden dat hij vreesde.
Na een lange, warme dag in de auto draaiden ze tegen de avond hongerig en moe het omhekte parkeerterrein op. Rond de sobere ingang van het hotel zwermde een bont gezelschap van smoezelige kinderen, rokende en bierdrinkende mannen, en donker kijkende vrouwen van het type waarzegster op de kermis, in lange rokken, op slippers en met om het hoofd geknoopte doeken. Naast de entree stond een barbecue opgesteld. Daarachter een nauwelijks geschoren en buikige man in hemdsmouwen, met een indrukwekkende snor, die voor een blijkbaar vrij grote familie kippenpoten zat te grillen. De belendende picknicktafels waren overwoekerd met een zorgwekkende hoeveelheid leeggedronken halve liter blikken van een bedenkelijk biermerk.
Bij de koffieautomaat in de karige lobby stond een man met diepliggende, koolzwarte ogen, een ontbloot, gebruind en zéér gespierd bovenlijf en een glimmende, zorgvuldig in jaren vijftig model geboetseerde vetkuif met grote moeite zijn agressie te beheersen. Omdat de automaat zijn muntje niet wilde accepteren. Met geheven vuist bedreigde hij het apparaat, in stilte, met vreemde, vertraagde gebaren. Ondertussen adviseerde de receptionist zijn vrouw en de man desgevraagd, met een beleefd maar meewarig lachje, de bagage liever niet in de auto achter te laten, zoals ze dus van plan waren geweest.
Zowel het raam als de deur van de hotelkamer was voorzien van een achterdochtig robuuste kierstandhouder. Een bijbehorende sticker legde in twee talen uit dat het hotel niet aansprakelijk kon worden gehouden voor de gevolgen van het niet gebruiken daarvan.
Vroeg in de avond stopte onder hun raam een afgeleefd busje in een rare kleur. Er stapte een vrouw uit, ook weer van het waarzegsterstype, die jaren geleden al was opgehouden zich nog om haar figuur te bekommeren en zich daar niet voor schaamde. Op luide toon begon zij een larmoyant gesprek met de bewoners van de kamer onder hen, terwijl haar man zich buikig met snor en de armen over elkaar geslagen op de achtergrond hield. Het gesprek ging gepaard met weidse armgebaren, gefleem en een levendige mimiek, maar leverde blijkbaar niet het gewenste resultaat op want even plotseling als ze waren gekomen, vertrokken ze weer, met hun busje.
In de gang hing een geplastificeerd verzoek om stilte na 22:00 uur. Ook in twee talen. Silence is golden, stond erboven. Uit verschillende omringende hotelkamers stegen voortdurend harde maar onverstaanbare stemmen, verontrustende geluiden en zelfs uiteenlopende etensluchtjes op. De man had er een zéér hard hoofd in. Hij voorzag een lange, slapeloze nacht. En dat werd het ook. Om 22:00 uur was het stil, daar niet van. Maar de man kon de slaap niet vatten. Hij lag te lijden van het lijden dat hij vreesde.
Abonneren op:
Posts (Atom)