Pagina's

donderdag 26 augustus 2021

Hannah (2)






In het museum was ik een bekende tegengekomen die geen bekende was. Dat was in 2017. In museum Belvédère, om precies te zijn, één van mijn favoriete musea. Ik schreef er toen ook een stukje over. 
De bekende, die dus geen bekende was, leek sprekend op iemand uit een Australische Netflixserie waar ik toen veel naar keek, waardoor het wel voelde als een bekende. Het was Hannah, uit Please like me, een aanrader. Ik had destijds de aanvechting haar te groeten maar bedacht me toen ik bedacht dat ik dan zou moeten uitleggen dat ik haar op een tv-personage vond lijken. En wie dan precies en waarom. En dat dat waarschijnlijk een ongemakkelijk gesprek had opgeleverd, waar ik dus maar liever van afzag. Hoewel ongemakkelijke gesprekken een aangenaam smaakmakende rode draad vormden in de Netflixserie.
Later kwam ik erachter dat de actrice die dit personage speelde, Hannah Gadsby, een stand-up-comedian is die nogal furore maakte met haar eerste programma. In coronajaar 2020 kwam ik vervolgens mijn eigen stukje toevallig weer tegen en dat bracht mij toen op het idee eens uit te zoeken of zij met dit programma ook Nederland had bezocht. En of dat dan toevallig ook in 2017 zou kunnen zijn geweest - er gold een lockdown en een avondklok, ik had niets beters te doen.
Beiden bleken het geval. Toen bij het bekijken van haar programma ook nog duidelijk werd dat zij behalve comédienne ook kunsthistorica was wist ik het bijna zeker: ik had in 2017 in museum Belvédère inderdaad naast Hannah gestaan. Uit Please like me.
Een wapenfeit van niks, dat weet ik heus wel. En het gesprek zou met deze wetenschap ook beslist niet minder ongemakkelijk zijn geweest.

Lees hier eventueel het eerste stukje over Hannah.

vrijdag 13 augustus 2021

Stiltegebied






Je kunt als wandelaar weleens een beetje een hekel krijgen aan pelotons wielrenners. Of roedels mountainbikers. De goeden niet te na gesproken kunnen die er wel eens merkwaardige ideeën op na houden, op het sociale vlak. Maar op vakantie in Brabant maakten wij kennis met een nieuwe, misschien nog wel ergere variant op het thema. De elektrische toeristenscooter. Het zal vast een officiële naam hebben, iets hips waarschijnlijk, dat weet ik niet, wil ik ook niet weten, toeristenscooter dekt de lading volledig, je zult er nooit iets anders op aantreffen dan toeristen. In kuddeverband, dat spreekt.
Een clownesk voertuig op rare dikke bandjes, met een vreemd laag zadel en een breed uitgevallen stuur, waar je alleen maar potsierlijk voor lul op kunt zitten. Als een kleuter op de bagagedrager van zijn autoped. Een dwaas gezicht, vooral bij de buikige mannen en vrouwen van middelbare leeftijd die wij er vandaag op zien zitten. Om die lulligheid te compenseren wordt er dan ook alleen in luidruchtig en zo groot mogelijk groepsverband op gereden. In toffe jongens vrijgezellenpartysfeer. Kijk eens hoe lollig wij zijn. En lúister eens hoe lollig wij zijn, want hoewel de scooter zelf nauwelijks geluid maakt, hoor je zo’n gezelschap al van verre aan komen. Niet alleen vanwege het jolig geroep en geschreeuw over en weer, maar vooral ook vanwege het irritant snerpende toetertje dat er van fabriekswege op zit. En waar dus permanent lekker op gedrukt wordt, van je tèèèètetèèèètetèèèè, want ja, dat vinden jongens leuk, om met de nog altijd betreurde Jeroen van Merwijk te spreken. Om onnavolgbare redenen hoef je bij deze dingen geen helm op en mag je er, hoewel het geen trappers heeft, blijkbaar ook mee over fietspaden scheuren. Als wandelaar kun je alleen maar aan de kant springen en lijdzaam wachten tot het voorbij is. Als bedaagd fietser eigenlijk ook.
Nu kun je denken: ach, ieder z’n lolletje en dan zál er eens zo’n stoet geinponems langskomen en dan zál je ze nog even horen.. dan wandel je daarna toch weer rustig verder.. Maar zo werkt het niet. Die dingen worden in grote hoeveelheden per uur verhuurd dus in het aanpalend natuurgebied kun je tijdens één wandeling al gauw twee of drie van die optochten tegenkomen. En niet alleen op het fietspad. De derde komen we zelfs tegen op een smal voetpad door het stiltegebied. Minstens twintig achter elkaar. En allemaal toeteren en schreeuwen en lachen. En gezien de joviale commentaren blijkbaar ook nog in de veronderstelling dat wij dat wel leuk zullen vinden, zo’n lawaaiige club uitgelaten oude jonge honden.
Grommend staan wij in de berm op onze tanden te bijten. Als het eindelijk voorbij is komt er even later nog een spuit elf achteraan. Een verloren schaap. Met breed lachend de vraag of wij misschien een groep scooters langs hebben zien komen.
Helaas wel, klinkt ons geërgerd antwoord als uit één mond. Helaas wel. En dit is een voetpad, bijt ik er nog machteloos achteraan.
Maar ja.. Wij zijn de zeikerds natuurlijk. Met ons wandelen in een stiltegebied.. gekker moet het toch niet worden.
Eens komt de dag, dan is ons land af. Dan is heel Nederland een pretpark. Eén groot terras, met bierfietsroutes, zwemparadijzen en onbeperkt spareribs vreten. Leve de vrijheid!

maandag 9 augustus 2021

Slangenarend






In het plaatselijk ochtendblad op ons vakantieadres las ik het bericht dat in de omgeving de slangenarend is gesignaleerd. Ik had nog niet eerder van de slangenarend gehoord. Ik ben oprecht geïnteresseerd in alles wat met vogels en dieren en planten te maken heeft, de natuur, maar zal altijd hopeloos onwetend blijven. Ik las verder dat het een bijzondere verschijning was in ons land. En nu dus in de buurt. Op de Strabrechtse heide. Nu las ik ook dat daar, zoals dat gaat, onmiddellijk hele kuddes vogelaars en aanverwanten op af waren gekomen, met verrekijkers en camera’s en telelenzen, om het beest meteen weer te verjagen, dus hoewel ik een wandeling over de Strabrechtse heide in mijn verzameling klaar heb liggen, besloot ik er weg te blijven. Als het even kan mijd ik de kudde, wat voor kudde het ook is. Mijn voorgenomen wandeling van de dag voert langs de Stratumse heide en de Gijzenrooische Zegge en dat blijft zo.
Wanneer ik zo een eind op streek ben en trek begin te krijgen strijk ik neer op een bankje. Het is een half gesloopt bankje en er ligt een hele rol Fruitella aan bonte snoeppapiertjes omheen maar beter dan dat krijg ik het nou eenmaal even niet. Het blijft verbazend hoeveel rotzooi mensen, die dan toch ook door de natuur en het landschap wandelen, overal achterlaten. Het is verschrikkelijk. Verdrietigmakend.
Als mijn ergernis wat is gezakt hoor ik achter mij een roofvogelachtig geluid en wanneer ik het nogmaals hoor dringt het langzaam tot me door dat het niet het geluid van een buizerd is. Zo onwetend als ik ben, het geluid van een buizerd, een wat klaaglijk miauwen, behoort inmiddels wel tot het basispakket. Wat ik nu hoor is duidelijk anders. Een tikkeltje opgewonden sta ik op van mijn bankje en loop naar het open veld dat vlak achter mij ligt en verdomd, daar zie ik meteen de roofvogel heen en weer kruisen die verantwoordelijk is voor dit geluid. Ik zie het, ik hoor het. Ik probeer wat foto’s te maken, wat nog niet meevalt met mijn eenvoudige camera, om thuis eventueel te determineren wat ik nu weer gezien heb, maar in mijn achterhoofd heeft zich allang het avontuurlijk idee gevormd dat dit weleens de beroemde slangenarend zou kunnen zijn. De Strabrechtse heide is hier ook weer niet zó ver vandaan.
Als de vogel even achter de bomen is verdwenen pak ik mijn telefoon erbij en zoek de slangenarend op het web. Als eerste speel ik een geluidsfragment af dat precies klopt met wat ik net gehoord heb. Dan lees ik over gedrag dat precies klopt met wat ik juist gezien heb. Ik word overvallen door een nergens op gebaseerde opgetogen trots. Ik heb een slangenarend gehoord, gezien én herkend. Dé slangenarend. En er is hier niemand, alleen ik, stuiterend op mijn gesloopte bankje.
Toch heb ik sterk de behoefte mijn geluk te delen.
Een mevrouw komt de hoek om wandelen. Het is een mevrouw met een witte kuitbroek en een tijgerprint bloesje maar het maakt me niet uit.
Of ze lekker aan de wandel is, gooi ik er als inleidend lokkertje in.
De mevrouw trekt haar oortjes eruit en vraagt: wablief?
Nee.. ik zal mijn geluk helemaal zelf op moeten kunnen.

woensdag 4 augustus 2021

Strooiselroof






Je zal het altijd zien. De hele dag dat je door bos en over heide loopt te wandelen kom je niemand tegen, geen hond, geen kip, geen mens, je waant je alleen op de wereld, tót je heel even iets staat te doen waar je geen toeschouwers bij nodig hebt. Dan komt er opeens een medewandelaar de hoek om zeilen. De hoek waarvan je niet gezien had dat die er was of Joost mag weten waar ze dan opeens wel vandaan komen.
Nu denkt u natuurlijk dat ik tegen een boom sta te pissen, en inderdaad, dan gebeurt dat ook heel vaak. Ongemakkelijke situaties levert dat op want ja, je staat toch een beetje voor lul natuurlijk. En je kunt nergens heen zo gauw. Hoe moet je kijken? Waar moet je kijken? Wat denkt zo iemand dat jij staat te doen? Soms loopt zo iemand dezelfde kant op als jij en kom je elkaar verderop weer tegen. Huu.. Ik hou er niet van, maar goed, soms laat de natuur je geen andere keuze.
In dit geval was het iets anders waar ik pottenkijkers bij kreeg, ik stond aan de rand van het bospad een beukje uit te graven. Voor eigen gebruik. In mijn volkstuin leg ik een verzameling boompjes aan die ik tijdens wandelingen uit het bos meeneem. Wederrechtelijk dus. Een gestolen arboretum. Strooiselroof, zoals dat heet, heb ik me ooit laten vertellen. Dat klinkt spannend en dat is het ook, voor een braverik als ik. Laatst hoorde ik dat iemand met dezelfde gewoonte het ‘het verspreiden van biodiversiteit’ noemde, wat inderdaad een positievere toon heeft, maar het blijft toch iets waar iemand anders weleens de wenkbrauwen bij op zou kunnen trekken. Iets waar je niet bij betrapt wilt worden, met je plastic zakje, en je van huis meegebrachte schepje. Iets dat de schijn van vernielzucht om zich heen heeft hangen. Al is dat ook weer reuze relatief allemaal want vanmorgen las in het plaatselijk ochtendblad nog een gedienstig trots artikel over een nieuw aan te leggen testlocatie voor onderzoek naar duurzame wegenbouw, waarvoor als eerste stap op weg naar een CO2 vrije wereld alvast 1900 bomen waren gekapt. Dus. En het zwarte beukje waar ik mijn oog nu op had laten vallen was nog maar piepklein en stond zó dicht bij het pad dat het vrijwel zeker gemaaid zou worden, vandaag of morgen. Dus.
Omzichtig keek ik naar links en naar rechts en nog een keer en toog aan het werk.
Ik had mijn boompje nauwelijks los van de grond of ik hoorde een stem achter mij vragen of ik misschien iets aan het zoeken was. Het was me een raadsel waar ze vandaan gekomen was maar daar stond een mevrouw, met een hondje. Een beetje schaapachtig hield ik mijn zakje omhoog. Dat ik een beukje had uitgegraven, voor in de tuin, zei ik zo neutraal mogelijk en hoopte er het beste van. Ach ja, glimlachte de mevrouw al even neutraal, er staan er genoeg. Ze riep haar hondje en liep door.