Pagina's

zaterdag 8 juni 2019

Ei






De ganzen hebben het niet slecht voor elkaar, zie ik bij mijn ochtendwandeling. Hun pullen zijn in een paar dagen tijd enorm groot geworden en nog altijd even talrijk als ik ze me van de vorige keer herinner, toen ze nog klein en hulpeloos waren. Ook nu worden ze nog fanatiek in een groep bij elkaar gehouden door de achterdochtige volwassenen, zijn ze nog pluizig en kunnen ze nog niet vliegen maar de puberleeftijd lijken ze al wel te hebben bereikt en het ziet er naar uit dat de plaatselijke ganzenpopulatie zich ook dit jaar weer succesvol heeft vertienvoudigd. De boeren schijnen daar niet blij mee te zijn en daar zullen ze hun redenen voor hebben maar ik vind het een mooi en bemoedigend gezicht, al dat jonge nieuwe leven. De eendenpullen van vorige keer zijn van de aardbodem verdwenen, zijn waarschijnlijk omgezet in andere diersoorten, en ook de kleine meerkoetjes zijn gedecimeerd. Boven mij zie ik mijn kiekendief zijn inspectierondjes draaien.
Uit de omringende bomen hoor ik een aantal koekoeks gestadig over en weer naar elkaar roepen, met de bekende kreet. Een gezellig geluid wel, al weten we natuurlijk allemaal dat schijn hier bedriegt. Telkens als ik denk er één zo dicht te zijn genaderd dat ik hem straks waarschijnlijk zie zitten, vliegt ie er snel vandoor en zie ik niets anders dan een vage flits. Ze zien mij een stuk eerder dan ik hen, zoveel is duidelijk, en aan pottenkijkers hebben ze geen behoefte.
Aan de kant van de weg zie ik een flinke kraai die een kapot gevallen ei staat leeg te vreten. Met zijn kop schuin gebruikt hij zijn snavel als lepel. Slim inderdaad, maar wat zijn het toch klotebeesten, kan ik niet nalaten te denken. Ik weet wel, het is de natuur en kraaien moeten ook eten en hun jongen ook, en ik weet niet wat voor ei het is maar als er nooit eens iets wordt opgegeten worden het er ook gewoon wel weer teveel misschien, maar sneu vind ik het ook.
Ergens hoop ik dan maar dat het het ei van een koekoek is, want het is natuurlijk gewoon asociaal zoals die hun enorme ei bij een klein vogeltje in het nest dumpen, er zelf verder hun vleugels van aftrekken om in de volgende boom de hele lente lang een beetje gezellig koekoek naar elkaar te gaan zitten roepen. Dat die kraai nu op het randje van datzelfde nest heeft gezeten en heeft gedacht: ik pak lekker de grootste, die kleintjes laat ik liggen. Maar ja, wat kan zo’n ei daar dan weer aan doen?

Ook gepubliceerd op De Vrije Wandeling, weblog van een wandelaar.

maandag 3 juni 2019

Plek voor twee







Na een lange dag wandelen nemen mijn jongste zoon en ik de trein terug naar huis. Het was een warme dag ook nog, het leek verdorie wel zomer. We zijn moe en tevreden. Met onze rugzakken voor ons uit stappen we een redelijk gevulde coupé in, het is een doordeweekse dag, we zitten nog in de spits, de randstedelijke leegloop richting het noorden. Hoe noordelijker we komen hoe rustiger het zal zijn, maar nu is het nog even zoeken naar een plaatsje waar we kunnen zitten. Naast elkaar, ook nog, liefst. De nodige zitplaatsen zijn in beslag genomen door bagage, zoals dat gaat, in een beschaafd land als het onze, waar normen en waarden immer hoog in het vaandel staan. De ervaring leert dat de bagage alleen na mondeling aandringen met de grootst mogelijke tegenzin op schoot zal worden genomen of tussen de voeten op de grond zal worden gezet. De bagage betekent eigenlijk: rot op, laat me met rust, ik wil hier alleen zitten, zoek maar een andere plek, ga maar in het halletje staan. Tja. Wij hebben geen zin in mondeling aandringen en onwillig zuchtende medepassagiers op een mooie dag als deze en dat hoeft gelukkig ook niet want verderop is nog plek voor twee, zien we.
Verderop zit ook een parmantig appende meneer in korte broek die ons aan ziet komen lopen en een beleefd gebaar meent te maken door zijn voeten van de bank tegenover hem te halen. Om plaats voor ons te maken. Zijn blote voeten. Zijn blóte voeten. Dat wij dus wel mochten gaan zitten op de bank waar híj net nog zijn blote zweetkakken had liggen. Die hij nu weer in zijn sandalen heeft gestoken. Zwijgend wegkijkend bedanken wij voor de eer en nemen plaats op de bank aan de andere zijde, schuin tegenover hem. De meneer werpt ons een verongelijkte blik toe, waarschijnlijk ook in antwoord op ons nauwelijks onderdrukt misprijzen, legt dan zijn voeten, zijn blote voeten, weer terug op de bank tegenover hem en hervat zijn parmantig appen. De hele reis naar huis blijven de voeten hardnekkig in onze ooghoeken plakken.

De illustratie bij dit stukje is een detail van het schilderij 'Vincent in Londen' van Emo Verkerk.