Pagina's

dinsdag 15 december 2015

Het zwanenmeer



















Uit de serie: Geen Kunst
Laat u rondleiden door beeldentuin De Wereld door de gids

Je komt het tegen, op je pad. Het ís geen kunst, maar zou dat zo maar wél kunnen zijn. Het is maar net hoe je er naar kijkt. En of je het wilt zien.

woensdag 9 december 2015

Van billen en blaren

Alsof zijn verbouwing nog niet eeuwigdurend genoeg was, was er van de week ook nog eens een ruit uit zijn sponning gestormd. Met een knal en een vloek was het raam uit zijn hand gewaaid. Honderdduizend scherven. Vette pech. En extra werk dus. Hij zat er niet op te wachten, maar goed, het moest wel gebeuren natuurlijk. Tijdelijk zeiltje ervoor, honderdduizend scherven verzamelen in een doos, van overal en nergens, vegen, stofzuigen, waarschuwen voor blote voeten. Raam eruit, schragen uitklappen, laatste brokstukken uit de sponning wrikken en trekken, voorzichtig voor zijn handen, glaslatten stopverfzooi wegbikken, de sponning schoon en dan een nieuwe ruit erin.
Bah.
De man had een hekel aan glas. Gevaarlijk eigenwijs, weerbarstig materiaal waar hij niks mee kon. Al was het handig dat je er doorheen kon kijken natuurlijk. Dat wel.
Voordat hij een nieuwe ruit bestelde, bij het plaatselijk schildersbedrijf, mat hij de lege sponning nauwkeurig op. En omdat meten bij hem nou niet per se altijd weten was, mat hij de lege sponning voor de zekerheid nog zeker twee keer extra op. En extra nauwkeurig. Het zou bepaald niet de eerste keer zijn, in zijn jarenlange kluscarrière, dat er iets te lang of te kort of te groot of te klein was. Eerder was hij verbaasd wanneer het een doodenkele keer eens wél in één keer klopte.
Na drie keer meten met telkens hetzelfde resultaat durfde hij het aan de bestelling door te geven. 104,5 x 56,5. Dat moest het zijn. Met potlood had hij het op de muur geschreven, die was toch nog niet af.
Toen hij de ambachtelijk door de vakman gesneden ruit vanochtend in de sponning wilde leggen, paste dat niet. Dat scheelde een paar strepen, om met zijn klussende buurman te spreken, die zo’n vakterm achteloos op zak had.
Verdorie. Echt verbaasd was de man dus eerlijk gezegd niet, maar hij had wel een beetje de smoor in. Om niet te zeggen behoorlijk. Wat was dat toch met hem, foeterde hij op zichzelf. Was het nou zó moeilijk om iets fatsoenlijk te meten? Drié keer, nota bene, en nóg was het fout. Wat wás hij voor klusser? Hij kon het beter aan de buurman overlaten, dat was duidelijk.
Met lange tanden zette de man zich aan de oneervolle en zeer bewerkelijke taak om dan in vredesnaam de sponning maar een beetje uit te beitelen, want een nieuwe ruit ging hij er niet voor aanschaffen. Wie zijn billen brandde moest op de blaren zitten, het was zijn eigen schuld. Zo was het nou eenmaal.
Hoe het kwam wist hij eigenlijk niet meer, maar toen de sponning een halve ochtend later eindelijk paste, kwam de man op het idee de ruit eens na te meten. Die dus 105 x 56,8 was. Dat scheelde een paar strepen, kijkt u maar even terug. De strepen namelijk die hij net met veel moeite, mokkend en mopperend uit zijn sponning had staan hakken.
Godgloeiende! Zat hij hier een beetje op andermans blaren te zitten!
Goed, hij wist nu dan in elk geval wel dat hij dus niet de enige sukkel was die niet kon meten.
Maar een opluchting was dat niet.

dinsdag 8 december 2015

Don't keep me hangin' on


















Uit de serie: Geen Kunst
Laat u rondleiden door beeldentuin De Wereld door de gids

Je komt het tegen, op je pad. Het ís geen kunst, maar zou dat zo maar wél kunnen zijn. Het is maar net hoe je er naar kijkt. En of je het wilt zien.

zondag 6 december 2015

De benen van de bruid




R
uim anderhalf miljoen bezoekers trekt de Zaanse Schans, gemiddeld, per jaar, de laatste jaren. Anderhalf miljoen toeristen die van over de hele wereld eens een kijkje komen nemen in het Nederland van weleer. Het romantisch reservaat voor het Hollandsch ideaalbeeld waar zo naar terug wordt verlangd, deze bange dagen. Nu zullen ze niet alle anderhalf miljoen met de trein komen, zoals ik vandaag, maar die het wel doen krijgen op NS station Koog Zaandijk toch een merkwaardige eerste indruk. Wat een haveloze treurnis! Wat een vervuilde, verwaarloosde en afgekloven bende. Toeristen schijnen over het algemeen geen bijzonder accuraat idee te hebben van waar Nederland nou precies ligt, eenmaal uitgestapt op Koog Zaandijk zullen de meesten er stellig van overtuigd zijn dat het ergens in de diepste krochten van Oost Europa moet zijn. Eind zeventiger jaren bovendien. Zelfs ikzelf ga even twijfelen. Ik maak me snel uit de voeten. Gelukkig is het mooi weer. Aan de overkant van de Zaan ligt Zaanse Schans opgepoetst te glimmen in de zon, daar ligt het niet aan.
Hoewel Zaanse Schans weldegelijk door echte mensen echt wordt bewoond, bestaat het eigenlijk niet. Tenminste.. het is niet het authentieke Zaanse dorp dat de tand des tijds dapper heeft weerstaan, al die eeuwen, waar je het ook voor zou kunnen houden, als je niet beter wist. In werkelijkheid is het een openluchtmuseum. In 1961 is men begonnen oude houten Zaanse huisjes en schuren en molens, waarvoor elders vanwege de oprukkende moderne tijd geen ruimte meer was, naar deze plek aan de overkant van de Zaan te verplaatsen. Om ze te behouden voor de toekomst.
Wat mensen beweegt er te willen wonen is mij onduidelijk, het moet vreselijk zijn. Ook vandaag, een onbijzondere doordeweekse dag buiten welk seizoen dan ook, wemelt het van de toeristen. Voornamelijk Japanners. Veel bleke, onpraktisch uitgedoste meisjes die het Holland van vroeger uitsluitend via de selfiestick bekijken, zichzelf prominent op de voorgrond, met modieuze gezichtsuitdrukkinkjes. Een authentiek ogende man staat zijn voordeur te schilderen, drie Japanse meisjes hangen schaamteloos over het hek in de hortensia’s, om zichzelf te fotograferen met dit rustieke tafereel in de linkerbovenhoek. De man doopt zijn kwast nog maar eens onverstoorbaar in de verf. Het lijkt of ieder die hier rondloopt de wereld vooral via het schermpje waarneemt. Zelf heb ik ook een camera op zak, maar al zou ik dus allesbehalve uit de toon vallen, ik voel vreemd genoeg teveel schroom om foto’s te maken.



Een paar honderd meter verder houdt het op. Daar staan geen molens meer, geen houten huisjes en toeristenwinkeltjes. Daar rest alleen het landschap. Woest en ledig. Met aan de overkant van de Zaan de industrie. Glimmende silo’s, leidingen en schoorstenen met hier en daar nog een stukje uit rood baksteen gemetseld verleden. Absoluut hoogtepunt wat dat betreft is zeepziederij De Adelaar. Voor de toerist is het te ver, ik vind het een adembenemend uitzicht, al zie ik het niet voor het eerst. Ik loop vandaag een rondje Trekvogelpad, van Zaanse Schans naar Zaanse Schans, omdat de bedenkers van dit pad hier twee mogelijkheden bieden, en ik niet kan kiezen. Ik wil ze allebei. Vandaar een rondje, waarvan een klein stukje dus voor de tweede keer. Niet het minste stukje.
In noordelijke richting loop ik door Bartelsluis onder Wormer door, langs de ringvaart om de Enge Wormer, een droogmakerij uit 1638, met aan de andere kant de Wijde Wormer, die rond 1626 uit zichzelf droogviel. Het verschil is goed te zien. Rechts is het maaiveld twee meter lager, liggen smalle, kaarsrechte sloten met wiskundige precisie naast elkaar. Links staat het water in brede grillige sloten nagenoeg even hoog als de dijk waarover ik loop. Weiland en water lopen er zo goed als naadloos in elkaar over.
Zo opgepoetst en aangeharkt als Zaanse Schans is, zo grof en ongepolijst is het omringend landschap. De industriële horizon uiteraard, met zijn rookpluimen, die de hele wandeling in het oog blijft springen, maar ook tal van half vervallen loodsen en schuren, rommelige erven en schijnbaar aan hun lot overgelaten stukken land. Mij doe je er een plezier mee. Hoogtepunt is een wat afgezonderd erf met een dichtgetimmerd huis, een sterk vervuilde silo en een verzameling verzakte, nog net niet ingestorte boetjes en bouwsels, sommigen eigenlijk nog niet eens afgebouwd, met als stralend middelpunt een pipowagen waarvan de rode luiken in stuitende typografie vrolijk beweren dat men open is. Het is jammer dat ik toch niet verder naar binnen durf.
Nog weer verder, langs de Kalverpolder, tref ik een huisje, ik zie het van verre al staan, met op het dak een enorme windmolen. Veel groter dan het huisje zelf. Het is het soort windmolen dat je soms in een weiland ziet staan, van een gelig soort kunststof, vier wiekjes plus een staartstuk dat de boel in de wind houdt. Maar dan veel en veel groter. Metershoog torent het boven het landschap uit, 32 wieken in een  reusachtige cirkel. Mijn fantasie slaat onmiddellijk op hol. Hier woont een excentrieke uitvinder, een professor die in de verlatenheid van de Zaanse polder een geheimzinnig experiment voorbereidt. Die een allesverwoestende wind wil opwekken en zo de wereldheerschappij in handen denkt te krijgen. Of juist een groot gevaar denkt af te kunnen wenden, en de wereld te redden. Door juist op tijd de koers van de aarde te veranderen, waardoor het gevaar uit de ruimte ons op een haar na mist. Of.. het is een moderne Noach, die zijn huis op wil laten stijgen, en weg, ver weg wil vliegen van dit land in verwarring.


Met een boog loop ik terug naar de Zaan. Tenminste, dat is de bedoeling. In ’t Kalf - een fantasieloze buitenwijk van lage apenrotsflats en piepkleine, haastig uit grindbetonblokken opgetrokken huisjes en woonerven met betegelde tuinen - verdwaal ik jammerlijk, terwijl ik mild bedenk dat het hier dan eigenlijk wel begrijpelijk is dat mensen het gefiguurzaagde woord HOME pontificaal in de vensterbank zetten. Je zou je anders inderdaad kunnen gaan afvragen wat je hier deed, in deze vreugdeloze gribus.
Het Jagersveld, waarvan ik, door de naam misschien, het idee had dat het een natuurgebiedje zou kunnen zijn, blijkt al snel een zeer aangelegd stadspark van grazige ligweiden langs tekentafelwatertjes met designerstrandjes en geometrisch meanderende betonpaden. Er is zelfs een trimbaan, met bij ieder toestel een bordje dat geïllustreerd en al precies uitlegt wat je er moet doen, en hoe vaak. Aardig misschien, zo’n park, als her en der leuke jonge moeders met hun kroost in het gras op aanspraak zitten te wachten, vandaag is het praktisch uitgestorven. Een opa zit er, met zijn drie kleinkinderen, lijdzaam te wachten tot het erop zit. Een moeder met een hoofddoek snauwt tegen haar kind, een magere man wandelt met twee hazewinden. Bejaarden op elektrische fietsen. Ik maak dat ik wegkom.
Wanneer ik de cirkel bijna rond heb, wandel ik Haaldershoek in, en dat is een aangename verrassing. Dit is ongeveer het authentiek Zaanse buurtschapje dat Zaanse Schans probeert te zijn. Een stuk eenvoudiger, dat is waar, veel minder pracht en praal, maar ook zonder toeristen. En daardoor toch bijzonderder misschien, voor mij in elk geval. Schoolkinderen fietsen er achteloos doorheen, met hun modieus op de knieën gescheurde broeken en hun veel te grote kratten met niks erin aan het stuur. Die zien het niet, hoe mooi dit is. Die zien alleen elkaar, wat ook weer mooi is natuurlijk.
Betoverd loop ik een extra rondje. Houten huisjes, strak en glimmend groen met wit in de lak, met luiken aan de ramen en versierde makelaars in de nok. Smalle klinkerstoepjes langs sloten en klassieke tuintjes, en bruggetjes die te smal zijn voor iets anders dan een wandelaar.
Terug in Zaanse Schans verbaas ik me nog één keer over de toeristenmenigte, die dus nooit zal weten hoe lieflijk en stil het er tien minuten verderop bijligt.
Een bruidspaar laat zich fotograferen met de Tinkoepel op de achtergrond. Genadig valt het tegenlicht door de bruidsjurk, en verklapt dat de benen van de bruid er mogen zijn.

Een rondje Zaanse Schans, onderdeel van het Trekvogelpad, gelopen op dinsdag 29 september 2015

donderdag 3 december 2015

Hollandse Friezen







V
oor iedere stad en ieder dorp langs het noordelijk Nederlands Kustpad een limerick. Zo hebben wij dat bedacht, al wandelend. Ieder gehucht, ieder buurtschap, elke vlek op de kaart.. als het een naambord heeft, krijgt het van ons een limerick. Een wandellimerick, want zo noemen wij ons genre. Jaja..
Alles kan daarbij een aanleiding zijn: een ontmoeting, een gesprekje, een observatie.. een uitzicht of een inzicht. Of een vraag, zoals bij Harlingen. Vóór we er binnenlopen hebben we er al één, namelijk: wie is de Stenen Man? Eerst zien we hem op de kaart al staan en later ook in het echt, op de dijk. De Stiennen Man, zoals de Friezen zeggen, of.. ja.. het zijn er eigenlijk twéé, zien wij nu. Twee gebeeldhouwde koppen met haar, besnord en bebaard, die - de weelderige krullen in elkander verstrengeld - elk een andere kant op kijken vanaf een monsterlijke pilaar op een al even lelijke sokkel van gemetselde kinderhoofdjes, zoals die bonkige keien nou eenmaal heten. Het is wel twee keer dezelfde man, zien we nu. Maar wie? En waarom?
Het blijkt te gaan om Caspar de Robles, van 1568 tot 1576 stadhouder van Friesland, Groningen en Drenthe in dienst van de Koning van Hispanje, ons welbekend. Hoewel wij toch zeker menen te weten dat die in die jaren een stuk minder geliefd was. Dus waarom hier dan een beeld staat van een Spanjaard, een vijand.. wij hebben geen idee. Rare jongens, die Friezen.
Het beeld blijkt te herinneren aan de Allerheiligenvloed van 1570, die Friesland grotendeels onder water zet en grote schade aanricht, onder meer aan de dijken rondom Harlingen.
Dat de trotse Friezen in het diepst van hun Friese harten weldegelijk echte Hollanders zijn, blijkt uit het feit dat de vernielde dijken in eerste instantie niet gerepareerd worden omdat de Friezen het niet eens kunnen worden over wie dat allemaal zal betalen.
Het is Caspar de Robles die de kibbelende, beknibbelende partijen toch aan tafel krijgt en er zo voor zorgt dat de zeedijken weer gedicht en versterkt worden, om nieuwe rampen te voorkomen. Ook over het onderhoud worden sluitende afspraken gemaakt: het noordelijk deel komt voor rekening van de binnendijkers, het zuidelijk deel is voor de buitendijkers. Op de grens van die twee delen werd voor alle duidelijkheid een pilaar opgericht. Met het beeld van Caspar de Robles. Die zo tot in lengte van eeuwen naar het noorden en het zuiden blijft toezien op het nakomen van de gemaakte afspraken. Want het blijven Hollanders, die Friezen.


Stadhouder Caspar de Robles
Een wandellimerick

In Harlingen steekt men de loftrompet
van de man die het land van de zee heeft gered.
De vraag die ons kwelt,
is waarom deze held
dan toch als een steen aan de dijk is gezet..


Kijk ook op samenuitenthuis voor meer wandellimericks en wandelverslagen.

dinsdag 1 december 2015

Vieze Verza

Weinig trefzeker liep ik met mijn wagentje over de groente-afdeling van de supermarkt te draaien, te dralen en te zwenken, want wat zouden we vanavond nou weer eens eten? De eeuwige vraag van vandaag. Eerst ging ik dan maar eens op weg naar de tomaten, bedacht ik, om de beslissing nog wat uit te stellen. Tomaten zijn altijd goed. Tomaten houden geen definitieve keuze voor een menu in. Tomaten kunnen overal bij en komen altijd van pas.
Op het laatste moment en net op tijd echter besloot ik van richting te veranderen, naar het fruit, de appels en de mandarijnen, omdat bij de tomaten een raar vrouwtje stond, waar ik geen zin in had, om daar naast te gaan staan.
Het vrouwtje had een merkwaardige, blauw geruite jas aan en die was dan wel niet scheef dichtgeknoopt maar dat had makkelijk gekund, want zo'n jas was het wel. En zo'n vrouwtje was het ook. Haar blonde haar, haar slordig geblondeerde haar, was weldegelijk érg scheef geknipt en zat half door de war en stond half overeind. Ze had een uitdrukkingloos gezicht met een grote scheve neus, waar 's winters waarschijnlijk wel permanent een grote druppel nattigheid aan zou hangen, en doffe lodderogen met rode randjes. Ze zou wel stinken ook, vermoedde ik ongerust. Hu!
En ze blééf maar bij de tomaten staan. Ondertussen had ik met mijn omtrekkende en afwachtende bewegingen al uitgebreid een zak appeltjes gepakt, vijf grapefruits, een doos champignons, een zak spruitjes, een krop sla, een zak sperzieboontjes, een bakje walnoten en vooruit maar, om tijd te rekken ook nog wat kiwi's, ik had alles zorgvuldig afgewogen en dichtgeknoopt en –gevouwen.. ik hoefde alléén nog tomaten.
Met de moed der wanhoop ging ik dan toch in vredesnaam maar naast het vrouwtje staan.. dat meteen schichtig twee tomaten pakte en zich in gebogen krabbegang uit de merkwaardige voeten maakte, met haar beduimelde boodschappentas op wieltjes.
Wel had ik nog snel even gezien waaróm het vrouwtje zo lang bij de tomaten had staan dralen: ze had zo goed als iedere tomaat in haar heksenhanden gehad en er met een nagel in staan prieken, of hij wel hard of zacht of Joost mag weten wát genoeg was. In bijna elke tomaat stond het boogje van haar ranzige nagel gedrukt.
Gedverdemme.
Dan kon ik nu dus een beetje elke tomaat die ik beetpakte na gaan staan kijken of ze er wel van af was gebleven, met haar rare-vrouwtjes-klauwen. Dat kon wel eens een tijdje gaan duren. Tomaat na tomaat liet ik inspecterend door mijn handen gaan. Meer dan de helft kon ik weer in de bak terugleggen, die hoefde ik niet in mijn salade, mopperde ik in mijzelf.
Vanuit mijn ooghoek zag ik een vrouw met een winkelwagentje mijn kant op komen. Op het laatste moment echter besloot ze van richting te veranderen naar het fruit.


Dit bericht verscheen, in iets andere vorm, reeds eerder op dit weblog. Zoals het hierboven staat las ik het voor als column op de lokale radio.