Pagina's

vrijdag 24 februari 2012

Moet je kijken

Voor het eerst in lange tijd was hij vandaag met zijn jongste zoon mee naar zwemles. Vroeger, toen ze nog gewoon klein waren, was dat wekelijkse prik geweest, zwemles. Tjongejonge, dat híeld maar niet op, vroeger. Minstens twee jaar duurde het altijd, per kind, voor ze een béétje konden zwemmen. Hij had heel wat kleffe uurtjes doorgebracht, in galmende chloordamp, op ongemakkelijke natte bankjes aan de kant, of op de tribune, terwijl zijn dochter of één van zijn zonen bibberend aan de kant niet stond te willen en niet stond te durven. Of, in een later stadium, aan de kant de lijn hing te trekken of de clown uit hing te hangen. Maar wel altijd even kijken of papa er nog zat. Of papa nog wel keek. Hoe goed hij al plat op zijn buik kon duiken. Hoe ver ze al onder water kon. Ach.. hij had er nooit echt een hekel aan gehad, eigenlijk. Welnee, het hoorde erbij. Tussendoor even naar huis fietsen was trouwens de moeite niet, dus dat was nogal makkelijk. En er was altijd wel een leuke moeder om even een praatje mee te maken.
Maar ja, nu had hij alle diploma’s en was hij groot genoeg om alleen te fietsen en zat hij trouwens ook helemaal niet meer op zwemles maar op snorkelen, tussen de andere grote jongens, dus papa hoefde heus niet meer mee heen en weer. Al was het natuurlijk wel leuk dat hij vanavond een keertje kwam kijken. Hoe goed hij al kon buddy-breathen. En papa was zeer onder de indruk. Niets deed hem nog denken aan het bibberende jongetje van weleer. Met zijn trillende lipje. Zijn zoon was stoer met de stoeren. Misschien zelfs wel de stoerste. Maar één ding was nog niet veranderd. Vóór hij zich als een volleerd duiker koprol achterover in het water liet vallen, keek hij eerst even of papa wel keek.

woensdag 22 februari 2012

@#DD

Eindelijk had zijn oudste zoon twitter. Daar had hij al een tijdje behoorlijk op zitten vlassen, want er waren nogal wat vriendjes die het al lang en heel erg breed hádden. En nu had hij zijn vader dan eindelijk zover dat hij het ook mocht.
Ach ja, zelf zat de man ook al een tijdje met groeiend plezier te twitteren en te tweeten dus zeg dan nog maar eens nee, met goed fatsoen. En erger dan Hyves kon het toch al niet meer worden, dacht hij. Hij begreep het ook wel. Ze werden groter, zijn jongens. Het werden al aardige pubers, en ze groeiden op in de moderne tijd. Dit soort dingen hoorden er dan bij, als je erbij wilde horen. Dat hield je toch niet tegen, als overbezorgde vader. Het groter worden niet, en de moderne tijd al helemaal niet. Dus dan kon je ze er maar beter goed mee leren omgaan, nu het nog kon.
Toch nog wat beschermend misschien hielp papa zijn zoon met een anonieme profielfoto, een nietszeggende artiestennaam, een coole achtergrond en nog zo wat van die dingen. Plus natuurlijk de nodige waarschuwingen en bindende adviezen over wat er allemaal niet mocht en niet kon en ja, dat begreep zijn zoon allemaal heel goed hoor pap.
En nu had hij dus zijn eerste tweet verstuurd, jubelde de puber door het huis.
Naar Donald Duck.
Want die had een tip gevraagd voor een carnavalskostuum.
Ga als brandweer, had hij getwitterd.

maandag 20 februari 2012

Pisboogjes

Dan moeten we maar in de sloot pissen, bravourde zijn jongste zoon, mede namens zijn vriendje. Ze hadden blijkbaar samen hoge nood en uit de wc klonk inderdaad al een tijdje een weinig hoopgevend geneurie en geritsel van stripboekjes van iemand die zich duidelijk niet liet opjagen. En door de achtertuin van hun huis op het platteland líep dus een sloot. Vandaar: dan moeten we maar in de sloot pissen. En vandaar ook pissen, want in een sloot plas je niet, daar pis je in. 
Hij toeterde het stoer de kamer in, om indruk te maken op zijn lachende vriendje en waarschijnlijk in de geruststellende veronderstelling dat papa hier toch zijn ‘niks daarvan’ over uit zou spreken. En dan had hij het toch maar mooi gezegd. Maar dat deed papa dus niet. Papa zei: je gaat je gang maar. In de even geruststellende veronderstelling waarschijnlijk dat ze dat toch niet zouden durven.
Dus daar stonden ze. Met z’n tweeën. Aan de rand van de sloot, in de bekende houding. Het jongensachtig geklater werd ruimschoots overstemd door een meisjesachtig gegiechel.

vrijdag 17 februari 2012

Appeltjes

Tegenover hem in de trein zaten een jongen en een meisje. Een jaar of twintig waren ze, dacht de man, misschien nog niet eens. Naast hem stonden, hoogopgestapeld, hun plastic tassen. Van kledingwinkels. Ze waren wezen shoppen, in de stad. Op het tafeltje van de vierzitter stond een aangebroken plastic verpakking voorgesneden fruit, er zat nog een bodempje in. De rest was opgegeten, waarschijnlijk. Toch zagen ze er niet heel gezond uit, de jongen en het meisje. Bleek, waren ze, met een slechte huid. Alsof ze leefden op een ranzig dieet van marsen en nutsen en broodjes hamburger met friet en bier en sigaretten. Maar dat was dus niet zo, want ze aten ook fruit, al was het uit plastic.
De jongen had precies goed iets te lang haar, net niet rood, dat geheel volgens de geldende regels vanuit één punt op het achterhoofd zoveel mogelijk naar voren was gekamd. Af en toe ging zijn bleke hand er zorgvuldig, bijna liefkozend doorheen, om te checken of het nog wel raar genoeg zat. Hij was gekleed in een hip geruit jasje dat veel te koud was voor de tijd van het jaar en een ooit felgekleurd maar nu verwassen t-shirt. Als hij opstond zou zijn spijkerbroek uiteraard afzakken.
Het meisje had een grote bos onwillige, wijduitstaande peper en zout krullen die ze steeds opnieuw met mollige vingertjes achter haar oren probeerde te houden, maar het was te veel, en te onwillig. Ze had een beetje een mopsneus en droeg een strakke glimmende rok over een strakke glimmende broek, een poncho-achtig wintergewaad  met ook nog heel veel gehaakte sjaal. Alles zwart. Zwart als haar blik.
Ze hoorden bij elkaar, de jongen en het meisje, maar dat was nú al niet meer van harte. Met donkere, boze ogen keek het meisje de nacht in, buiten, achter het raam. Ze had een ontevreden trek om haar mond, die daar zo te zien al een tijdje zat. Nee, dat was niet van vandaag alleen. Die zat daar al een tijdje. Als die er nog maar af ging, dacht de man. En de jongen dacht het misschien ook wel. Misschien dat hij daarom wat hulpeloos, geslagen bijna, met een lege, lijdzame blik de andere kant op zat te kijken. Een beetje zakkig, eigenlijk. Dat zou dus ook zomaar de reden van de ontevredenheid van het meisje kunnen zijn. Die eeuwige lijdzame blik. Die zakkigheid. De man wist het niet. De jongen ook niet. Hij stak maar eens een stukje fruit in zijn mond. Het meisje zag het nurks gebeuren, ze wierp één blik van weerzin opzij, naar de jongen, en keek toen nóg verbetener naar buiten, waar niets te zien was dan haar eigen ontevredenheid.
‘Zit niet zo te vréten’, spuwde zij dan toch fluisterend haar gal. ‘Je bent toch geen koe?’
De jongen keek blanco voor zich uit. Hij had geen andere keus dan kauwen. En slikken.
‘Je lijkt wel een koe’, ging het meisje verder. Ze pakte het fruitbakje op en hield het de jongen onder de neus, of eigenlijk meer onder de kin. ‘Ben je soms een koe?’, schudde ze het bakje voor hem heen en weer.  ‘Eet het dan op..’
Voorzichtig schudde de jongen zijn hoofd. Hij hoefde niet meer.
‘En waarom laat je alle appeltjes liggen?’, bitste ze door, maar antwoord hoefde ze niet. ‘Als je maar niet denkt dat ik die straks allemaal weg ga gooien’.
Ze zette het bakje weer neer, nog altijd ontevreden. Maar ze had voor nu haar zin, wat het ook geweest was.

donderdag 9 februari 2012

Nipt

Ja, gut, zelf kon ze er niks aan doen natuurlijk. Ziek is ziek, nou eenmaal. Dat wordt niemand voor zijn eigen lol. Maar goed.. de man zat er toch ook maar weer mee. De hele dag zijn vrouw over de vloer. Zijn eigen vrouw, natúúrlijk. Maar óók zíjn vloer. Hij moest voorzichtig zijn met wat hij hierover losliet.. het was geen ramp natuurlijk, het was niet dat de Elfstedentocht niet doorging of zo, om meteen maar het ergste te noemen, maar het zorgde wel voor wat sneeuw op de planning. Waar hij normaal het koninkrijk alleen had, zat nu opeens de hele dag de koningin op de bank, te hoesten. En naar hem te kijken, want toen hij dan maar ging stofzuigen, vroeg ze spottend of hij nú opeens ging stofzuigen. Nu zij hier op de bank zat. Dus dat bedoelde hij maar. Hij kon zijn eigen gang maar moeilijk gaan. Laat staan dat hij aan zijn werk kon want probeer maar eens iets te schrijven met het idee dat er iemand over je schouder meeleest. Dat is nog erger dan een krappe deadline. Dus toen zijn vrouw aan het eind van de tweede dag liet doorschemeren dat zij morgen maar weer aan het werk ging, had de man bíjna een vreugdesprongetje gemaakt. Bijna. Want gelukkig kwam toen net zijn oudste zoon thuis uit school. Hoestend. En jammerend. Dat hij zich niet lekker voelde. Net op tijd, was dat.

maandag 6 februari 2012

Sparta

Hij had er ook weinig ruchtbaarheid aan gegeven hoor, eigenlijk, maar de man was de eerste week van januari dus weldegelijk begonnen met het voornemen weer eens een paar kilo kwijt te raken. In alle stilte snoepte hij niet meer, dronk hij zijn wijntje niet meer en at hij slechts licht en verstandig. Verliet het huis minstens twee keer per week voor een fikse wandeling en strafte zichzelf daarbij ook nog eens met een zelfverzonnen programma aan rek, strek, rug en buik en beenspieroefeningen. En water hè? Véél water. Want dat scheen ook te moeten.
Enfin, het één kostte hem meer moeite dan het ander en leuk was het allemaal niet, maar daar stond onmiskenbaar tegenover dat hij zich toch ook wel iets fitter en energieker ging voelen. Jawel. Zijn broeken pasten weer wat makkelijker en sommige overhemden durfde hij nu ook wel weer aan. Hij meende het zelfs aan zichzelf te zien, in de spiegel.
Zijn gezin zag helemaal niks. Die hadden het veel te druk met hun dikke stukken ontbijtkoek te beboteren om te zien dat híj de dag dus nooit meer begon met zo’n lekkere boterham vol pindakaas. Maar met een cracker met dunne jam. Dat hij nooit meer een koekje of een chocolaatje of een toetje nam.. het viel niemand blijkbaar op. Zelfs dat hij alleen nog maar water dronk aan tafel bleef oorverdovend onopgemerkt. De enige die hem zág, en een hart onder de riem stak, was zijn vriend, de weegschaal. Drie kilo, was er inmiddels af. En vanochtend meende de man dat dan toch maar eens met enige trots aan de ontbijttafel te moeten melden. Drie kilo!
De bijval waar hij op hoopte bleef uit. Zijn jongens lazen onverstoorbaar door in hun stripboeken, en zijn vrouw vroeg hem, louter voor de vorm en zonder uit de krant op te kijken, tot hoever hij door zou gaan. En kijk, dat vond de man dus niet leuk. Hij snapte het wel, haar eigen pogingen struikelden altijd over het eerste het beste koekje of gebakje dat haar pad kruiste, maar toch..
Om de zaken dan maar op scherp te zetten sloeg de man dus zijn vuist op tafel dat hij doorging tot zijn lijf er weer net zo uitzag als toen hij twintig was. Superslank, was dat, voor de duidelijkheid.
Zijn vrouw trok slechts een zéér ongelovige wenkbrauw op en beet in haar roombotercroissant.
Nóg bonter maakte zijn jongste zoon het, door hardop te vinden dat dat buikje hem nou juist zo léuk stond.
Gelukkig deed de man het állemaal alléén maar voor zichzelf!

donderdag 2 februari 2012

Altijd

Niet voor nederlands, maar voor een vak dat naar de onbegrijpelijke afkorting levo luisterde, moest zijn zoon een rondeel schrijven, als huiswerk. Voor iemand die hij wilde bedanken. Als een brave en verstandige zoon had hij daar zijn vader voor uitgekozen. Daar kon hij zich ook meteen geen buil aan vallen.
Dat zijn vader, de man dus, de beste vader was. Stond daar tot drie keer toe zwart op wit in het rondeel. Welja. De man had er wel oren naar. Waarom dat zo was, werd ook herhaaldelijk vermeld, in het rondeel, want zo werkte dat kennelijk, met rondelen. Als je eenmaal een goeie regel had, gebruikte je hem meteen een paar keer, anders was het zonde. De beste vader was hij, let op, omdat hij altijd vrolijk was.
Nou, het was niet dat de man daar géén oren naar had, maar hier leek hem de wens eerlijk gezegd de vader van de gedachte.

woensdag 1 februari 2012

Cool afscheid

Naar school brengen hoefde hij zijn jongens natuurlijk allang niet meer, nu de één naar de middelbare school ging en de ander ook alweer bijna. En ach, hij vond dat af en toe misschien best wel eens een beetje jammer, in het kader van wat gaat het toch snel allemaal, maar hij miste het nou ook weer niet zó verschrikkelijk erg als hij van tevoren gedacht had. Zeker als het koud en donker en zeikerig weer was, vond hij het eerlijk gezegd wel best, om nog heel eventjes aan de ontbijttafel te blijven hangen. Met de krant en een kopje thee, en alle mogelijkheden nog open. Als het géén koud en donker en zeikerig weer was trouwens ook wel. Hij was nou eenmaal geen ochtendmens. Nooit geweest. En het was zoals het was, nou eenmaal.
Maar hij zwaaide zijn jongens nog wel uit, als ze voor een nieuwe dag naar school vertrokken, dat wel. Zó ontaard was hij nou ook weer niet. En zijn jongens stelden dat zeer op prijs, want die zwaaiden allebei terug tot ze uit zicht verdwenen waren. Misschien nog wel iets langer, vleide de man zichzelf, want vooral zijn oudste maakte er een uitgebreide vertoning van. In het laagst mogelijke tempo reed hij slingerend en half omgekeerd op zijn fiets de straat uit om maar zo lang en zo goed en zo breed mogelijk te kunnen zwaaien. Dag pap, tot vanmiddag, dag! Vlak voor hij de bocht nam, botste hij er zelfs nog bijna voor tegen de linkerstoeprand om het nog even te rekken, het zwaaien.
Behalve vanmorgen. Toen er een hele zwerm kwetterende meisjes vlak achter hem reed. Toen bleef het bij één kort en cool opgeheven arm. Doei. Daar moest de man het voor vandaag maar even mee doen.