Pagina's

zondag 28 april 2024

Iets oers en mythisch


Het zou kunnen dat ik het drie jaar geleden, toen ik in totale onwetendheid met deze tuin begon, nog wel een leuk plantje vond, Heermoes. Equisetum Arvense. Paardenstaart. Of Kattenstaart. Akkerpest, Roobol of Unjer. En nog zo wat fraaie benamingen.Drie jaar geleden, zal ik er eerlijk bij vertellen, startten wij deze tuin met zijn tweeën, mijn vrouw en ik. Maar al snel besloot mijn vrouw haar handen er vanaf te trekken omdat ze geen geduld had met mijn tolerante houding ten opzichte van allerlei spontaan opkomend groen en ze ons destijds al dertig jaar florerend huwelijk niet op het spel wilde zetten. Mijn vrouw verkeerde namelijk niet in totale onwetendheid en trok uit dien hoofde voortvarend allerlei spontaan opkomend groen uit de grond. Waarover ik dan weekhartig sputterde waar dat nou weer voor nodig was. Waarop zij dan weer streng maar rechtvaardig oordeelde dat ‘we’ dat niet wilden hebben, waartegen ik verbolgen protesteerde dat ‘we’ nog altijd met z’n tweeën waren, waarna zij besloot dat we er te verschillende ideeën op na hielden om dit projekt gezamenlijk voort te kunnen zetten. Waarmee het voortaan mijn tuin was.
Het zou zomaar kunnen dat dat toen over Heermoes ging.
Zou zomaar kunnen.
Het zou ook kunnen dat ik het eigenlijk nog steeds wel een leuk plantje vind. Het is niet erg opvallend, het heeft geen protserige bloemen in aanstellerige kleuren, het heeft ook geen groot of mooi gevormd blad maar het is wel een vrolijke, ja, bijna feestelijke groene pluim.
In zijn robuuste soberheid heeft het ook zeker iets oers, dat spreekt mij ook wel aan, iets prehistorisch. Wat ook wel klopt, lees ik, aangezien dit plantje volgens de wetenschap al miljoenen jaren op aarde rondhangt. Het dinosauriërs en ijstijden heeft zien komen en gaan. Waardoor het ontegenzeggelijk iets mythisch krijgt, in mijn ogen in elk geval. Respect.
Het wordt niet echt heel groot, het vult lekker en het doet het altijd. Vraagt geen aandacht. Liever niet zelfs. Laat mij maar lekker wegvallen tegen de achtergrond. Als het niet zo’n ongebreidelde levenslust zou hebben zou je het een bescheiden plantje kunnen noemen.
Maar.
Die ongebreidelde levenslust heeft het dus wel. Zó ongebreideld dat zelfs ik, de teerhartige, die tot nog toe dus zo ongeveer alles dat uit zichzelf opkomt liefdevol omarmde en koesterde, overstag ben gegaan en het te gek vind worden. Het is teveel, het staat overal, het komt overal op, overal tussendoor en tussenin en dwars doorheen, almaar door.
Dus, oer en mythisch of niet, mijn vrouw had bij nader inzien gelijk, dit willen we niet. Nu trek ik het voortvarend de grond uit waar ik het zie. En dat is inmiddels dus overal.

woensdag 24 april 2024

De ideale man


In mijn borst huist een man die er naar snakt om alles, maar dan ook alles op orde te hebben. Niet alleen de wasmand leeg en het aanrecht afgenomen, de afwas weggeruimd, de hoognodige boodschappen in huis, maar alles. Een keurig en ordelijk bestaan waarin alles is geregeld en altijd op zijn plek ligt. Op zijn plek valt ook, en daar blijft liggen. Een man die ’s ochtends welgemoed en energiek opstaat en aan de dag begint, een dag die tot de rand is gevuld met daadkracht en doelgerichte actie. Een man die onvermoeibaar zijn takenlijst afvinkt, zijn voornemens ten uitvoer brengt en zijn projecten aanpakt en afmaakt. Die met plezier gereedschap en schilderkwast tevoorschijn haalt en de klussen in huis ter hand neemt. De nieuwe deur in de huiskamer schildert en van glas voorziet, de gang isoleert en aftimmert, de keuken opnieuw schildert en de trap naar boven, de buitenboel. De regenton aansluit op een nieuwe hemelwaterafvoer. Een kast timmert om de inbouwkoelkast, een wastafelmeubel in de nieuwe badkamer. Die de zolder, zijn werkplek, alle kasten, het hele huis uitmest en ontslakt, spik en span stofvrij tot in de kleinste hoekjes. Kraakheldere ramen, glanzende vloeren. Een man die ook zijn creatieve drang de ruimte geeft en schetst en schildert en tekent en stukjes schrijft. Liedjes en toneelstukken. Die zijn fotoarchief op orde brengt, zijn honderden verhaaltjes selecteert en bundelt. Een man die verstandig aan zijn gezondheid werkt, zijn oefeningen doet, twee keer per week gaat zwemmen, regelmatig een ochtendwandeling maakt. Die de snoeptrommel dicht laat en de drank laat staan. De ideale, de perfecte man kortom. Helaas huist er ook een man in mijn borst die daar allemaal helemaal geen zin in heeft. Een vervelende kerel die niet vooruit is te branden. Dat is jammer. Teleurstellend.

maandag 22 april 2024

Zijn wij niet allen


Ik ga nog wel eens naar de volkstuin om de harde werkelijkheid en het wereldleed te ontvluchten. Maar het valt niet altijd mee aan de harde werkelijkheid en het wereldleed te ontkomen. Direct naast het volkstuincomplex wordt de laatste weken nogal doortastend aan een noodopvang voor asielzoekers gebouwd. Om te beginnen werden drie stukken grasland met puin opgehoogd en kavelvullend gitzwart geasfalteerd, waarna er nu in rap tempo drie metershoge, spierwitte, plastic fabriekshallen op verrijzen. Aan één kant zitten steeds kleine vierkante raampjes. Het hele terrein is afgezet met bouwhekken die op hun beurt weer zijn dichtgemaakt met zeilen. De zeilen zijn bedrukt met iets neutraal beige gezelligs maar zullen waarschijnlijk ongezellig klapperen in de nooit afwezige Noordhollandse wind. Het is niet duidelijk of de zeilen bedoeld zijn om de privacy van de asielzoekers straks te beschermen tegen de blikken van de naar ontevredenheid neigende burger of om de naar ontevredenheid neigende burger de aanblik van de gelukszoekers zoveel mogelijk te besparen. Misschien dient het beide doelen, dat zou kunnen. Met betonplaten is langs de parallelweg een voetpad aangelegd waarlangs de asielzoekers straks naar het tunneltje onder de provinciale weg door kunnen lopen, om van daaraf naar het centrum te komen. Aan weerszijden van dit pad staat een hek. Ik zie dit allemaal van dichtbij gebeuren omdat ik er vrijwel dagelijks langsfiets, op weg naar mijn tuin. Ook vanaf mijn tuin is de voortgang goed te volgen. En omdat het allemaal vlak naast mijn tuin gebeurt, volg ik ook de berichtgeving in de plaatselijke sociale media. Ik wil er neutraal maar geïnformeerd in staan.
De fout die ik maak is dat ik automatisch ook de reacties lees die onder die berichtgeving worden geplaatst. Ik weet natuurlijk wel uit welke hoek de kille wind daar waait, zeker nu die wind als de heilige wil van het volk wordt afgeschilderd, en dat ik het moet negeren, maar dat lukt me niet. Het kruipt onder mijn huid, het haakt zich vast in mijn humeur. Ik zeul een smeulende doch machteloze boosheid met me mee. Die onhebbelijkheid. Die op niets gebaseerde ontevredenheid. Dat mantra van ‘alles voor de gelukszoekers en niks voor de Nederlanders’. Kijk eens goed naar wat daar gebouwd wordt. Hoe dat eruit ziet. Kijk eens goed naar die hekken. Is dat om jaloers op te worden? Die vijandigheid. Om gek van te worden. Waarom moeten we dat eigenlijk altijd maar negeren? Voor de lieve vrede zeker. Gelukszoekers. Dat we hier nou toevallig het geluk hebben dat het geluk ons met zilveren paplepels tegelijk wordt ingegoten geeft ons nog niet het recht het anderen te misgunnen.
Enfin.
Ik ga nog wel eens naar de volkstuin om de harde werkelijkheid en het wereldleed te ontvluchten, maar het valt niet altijd mee aan de harde werkelijkheid en het wereldleed te ontkomen.

dinsdag 9 april 2024

Eend en ei


Er zat een eend in de tuin, toen ik er aankwam. Een mannetjeseend. Een woerd, zoals dat dan heet. Tussen de alweer wild om zich heen grijpende braamstruik en de bak met longkruid, akelei en ander spul dat nog een plekje moet krijgen, daar zat hij. Ik zag hem en hij zag mij. Ik probeerde nog voorzichtig en omzichtig te doen, om hem niet te verjagen, want zo ben ik. Ik voel me dan vereerd dat zo’n dier mijn tuin uitkiest, om zich op zijn gemak te voelen. Jaja, wereldvreemd, ik weet het, maar laat me nou maar. Bovendien, dacht ik, eet hij tijdens het aangenaam verpozen nog wat slakken, want met slakken heb ik dat niet, dat ik me vereerd voel dat ze mijn tuin uitkiezen. Slakken zijn de uitzondering op bijna elke regel.Hoewel eenden ook de nodige schade kunnen aanrichten, heb ik ondervonden. Tuinbonen bijvoorbeeld, of kikkererwten, zijn ze dol op en wippen ze zo uit de grond als je er even niet bij bent om vertederd naar ze te kijken. Maar goed, ik dwaal af.
Net als de eend, die niet zonder meer van mijn goede bedoelingen uit wilde gaan en luid snaterend opvloog. Verontwaardigd, leek het, maar zo klinkt het al snel, bij eenden.
Een voorval van niks, ik was het alweer bijna vergeten toen ik een dik uur later drie eieren aantrof in mijn hooiberg. Eendeneieren. Nou ja, hooiberg is een overtrokken woord. Naast mijn compostbakken heb ik een heuphoog bergje dood gras, dat ik zo in de loop van de tijd uit de grond trek en bewaar, om er in de winter bijvoorbeeld de Gunnera mee af te dekken, tegen de tegenwoordig immer uitblijvende vorst. Of het mondjesmaat aan de composthoop toe te voegen, zoals nu. Of, als het teveel wordt, er plaggen van te draaien, als biologisch afbreekbare erfafscheiding. Enfin, ik dwaal weer af.
Op dat heuphoog bergje dood gras dus, lagen drie eieren. Eendeneieren. In een nauwelijks noemenswaardig kuiltje. Een kuiltje dat waarschijnlijk was ontstaan door drie eieren in een bergje dood gras te leggen. Daar was weinig inspanning aan verloren gegaan.
Ik kon me zo gauw niet herinneren of er nou ook een vrouwtjeseend was opgevlogen toen ik aankwam - hoe heet eigenlijk een vrouwtjeseend? Of heeft die geen aparte naam? En zo nee, waarom niet? - dus.. of ik het broedproces had verstoord. Maar voor ik me daarover schuldig kon voelen herinnerde ik mij ooit ergens te hebben gelezen dat eenden eerst een paar dagen elke dag een of twee eieren leggen en pas gaan broeden als er een hele doos in het nest ligt. Dat ze de boel tot die tijd onbeheerd aan het lot overlaten. Min of meer onbeheerd, denk ik nu, want die mannetjeseend zat natuurlijk op wacht. Voelde ik me toch nog een beetje schuldig. Al besloot ik ook dat het op zijn minst een buitengewoon onhandige plek was om een nest te beginnen, middenin in een van menselijke activiteit bruisende volkstuin, open en bloot op een heuphoog bergje dood gras, als op een presenteerbladje voor de alomtegenwoordige eksters, kauwtjes en andere rovers. Dat is vragen om moeilijkheden. En die hadden ze meteen ook gekregen want één van de drie eieren was al opengehakt of opengebeten, vermoord in elk geval, al zat de dooier er nog in.
Ja, kijk, en dan ga ik me dus betrokken voelen. Verantwoordelijk. Dat worden dan mijn eieren. Mijn eenden. Dan zie ik de pulletjes al bijna schattig en donzig door mijn tuin scharrelen. Dus ik verwijderde het kapotte ei, verschikte wat aan het hooi, dat het er iets minder open en bloot bij lag en hoopte er het beste van. Maar ja, zo’n ekster of zo’n kauwtje is ook niet achterlijk natuurlijk, die weet heus nog wel dat daar meer dan één eitje lag, in dat hooibergje. En inderdaad - ik was er speciaal vóór mijn andere plannen uit voor naar de tuin getrokken - trof ik de volgende ochtend slechts de resten van een feestmaal aan. In de tegenoverliggende tuin zag ik twee eenden rondscharrelen. Of het mijn eenden waren wist ik niet. Of ze net zo teleurgesteld waren als ik, kon ik ook niet zien.