Pagina's

dinsdag 9 april 2024

Eend en ei


Er zat een eend in de tuin, toen ik er aankwam. Een mannetjeseend. Een woerd, zoals dat dan heet. Tussen de alweer wild om zich heen grijpende braamstruik en de bak met longkruid, akelei en ander spul dat nog een plekje moet krijgen, daar zat hij. Ik zag hem en hij zag mij. Ik probeerde nog voorzichtig en omzichtig te doen, om hem niet te verjagen, want zo ben ik. Ik voel me dan vereerd dat zo’n dier mijn tuin uitkiest, om zich op zijn gemak te voelen. Jaja, wereldvreemd, ik weet het, maar laat me nou maar. Bovendien, dacht ik, eet hij tijdens het aangenaam verpozen nog wat slakken, want met slakken heb ik dat niet, dat ik me vereerd voel dat ze mijn tuin uitkiezen. Slakken zijn de uitzondering op bijna elke regel.Hoewel eenden ook de nodige schade kunnen aanrichten, heb ik ondervonden. Tuinbonen bijvoorbeeld, of kikkererwten, zijn ze dol op en wippen ze zo uit de grond als je er even niet bij bent om vertederd naar ze te kijken. Maar goed, ik dwaal af.
Net als de eend, die niet zonder meer van mijn goede bedoelingen uit wilde gaan en luid snaterend opvloog. Verontwaardigd, leek het, maar zo klinkt het al snel, bij eenden.
Een voorval van niks, ik was het alweer bijna vergeten toen ik een dik uur later drie eieren aantrof in mijn hooiberg. Eendeneieren. Nou ja, hooiberg is een overtrokken woord. Naast mijn compostbakken heb ik een heuphoog bergje dood gras, dat ik zo in de loop van de tijd uit de grond trek en bewaar, om er in de winter bijvoorbeeld de Gunnera mee af te dekken, tegen de tegenwoordig immer uitblijvende vorst. Of het mondjesmaat aan de composthoop toe te voegen, zoals nu. Of, als het teveel wordt, er plaggen van te draaien, als biologisch afbreekbare erfafscheiding. Enfin, ik dwaal weer af.
Op dat heuphoog bergje dood gras dus, lagen drie eieren. Eendeneieren. In een nauwelijks noemenswaardig kuiltje. Een kuiltje dat waarschijnlijk was ontstaan door drie eieren in een bergje dood gras te leggen. Daar was weinig inspanning aan verloren gegaan.
Ik kon me zo gauw niet herinneren of er nou ook een vrouwtjeseend was opgevlogen toen ik aankwam - hoe heet eigenlijk een vrouwtjeseend? Of heeft die geen aparte naam? En zo nee, waarom niet? - dus.. of ik het broedproces had verstoord. Maar voor ik me daarover schuldig kon voelen herinnerde ik mij ooit ergens te hebben gelezen dat eenden eerst een paar dagen elke dag een of twee eieren leggen en pas gaan broeden als er een hele doos in het nest ligt. Dat ze de boel tot die tijd onbeheerd aan het lot overlaten. Min of meer onbeheerd, denk ik nu, want die mannetjeseend zat natuurlijk op wacht. Voelde ik me toch nog een beetje schuldig. Al besloot ik ook dat het op zijn minst een buitengewoon onhandige plek was om een nest te beginnen, middenin in een van menselijke activiteit bruisende volkstuin, open en bloot op een heuphoog bergje dood gras, als op een presenteerbladje voor de alomtegenwoordige eksters, kauwtjes en andere rovers. Dat is vragen om moeilijkheden. En die hadden ze meteen ook gekregen want één van de drie eieren was al opengehakt of opengebeten, vermoord in elk geval, al zat de dooier er nog in.
Ja, kijk, en dan ga ik me dus betrokken voelen. Verantwoordelijk. Dat worden dan mijn eieren. Mijn eenden. Dan zie ik de pulletjes al bijna schattig en donzig door mijn tuin scharrelen. Dus ik verwijderde het kapotte ei, verschikte wat aan het hooi, dat het er iets minder open en bloot bij lag en hoopte er het beste van. Maar ja, zo’n ekster of zo’n kauwtje is ook niet achterlijk natuurlijk, die weet heus nog wel dat daar meer dan één eitje lag, in dat hooibergje. En inderdaad - ik was er speciaal vóór mijn andere plannen uit voor naar de tuin getrokken - trof ik de volgende ochtend slechts de resten van een feestmaal aan. In de tegenoverliggende tuin zag ik twee eenden rondscharrelen. Of het mijn eenden waren wist ik niet. Of ze net zo teleurgesteld waren als ik, kon ik ook niet zien.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten