Pagina's

zaterdag 25 november 2017

Een kwestie van beschaving






Voor het eerst in lange, lange tijd vieren wij dit jaar weer Sinterklaas. Zelf had ik het jaren geleden al wel een beetje gehad met de immer aanzwellende commerciële hysterie rond de Goedheiligman, en mijn zonen hebben zich, het geloof eenmaal opgetrokken, nooit ontpopt tot enthousiaste surprisemakers en gedichtenschrijvers, dus daar ging de lol ook een beetje vanaf. En dan nog de Discussie natuurlijk. Dat hielp ook niet. Tjongejongejonge. Maar goed, nu we het weer vieren, moet ik het er toch ook maar eens over hebben. Dat zal niet meevallen. Met frisse tegenzin dan maar.
Dat we het nu weer vieren heeft uiteraard alles te maken met de kleindochter. Die er met anderhalf nog ruim te klein voor is, maar dat kan je als verse ouders niks schelen. Dat maakt het Sinterklaasfeest nou eenmaal in je los. Het is een sprong terug in het warme bad van je eigen kindertijd, via je kind, daar wil je niet mee wachten. En als grootouder ga je daar dan in mee. Daar wil je graag getuige van zijn. Ook voor grootouders wordt de klok zo genadiglijk een tijdje teruggedraaid, al is het naar een andere periode: de tijd dat je zelf nog verse ouders was.
Voor jonge ouders, bedenk ik hier en nu uit de losse pols en voor de vuist weg, zou het Sinterklaasfeest wel eens de eerste serieuze kennismaking met nostalgie kunnen zijn. Via je kind beleef je de spanning, de verwachting, de opgetogen blijdschap, het ontzag en het heilig geloof, het warme familiegevoel opnieuw, alsof dat allemaal voor even weer echt is. Je wordt voor even je eigen kind. Vandaar waarschijnlijk dat de emoties zo hoog oplopen, deze dagen. Dat gaat niet alleen over onze kinderen, dat gaat misschien wel vooral over de kinderen in onszelf. De kinderen van vroeger, die we willen beschermen, en behouden. Dat is lief. En het valt te begrijpen.
Maar.. dat gezegd hebbende.. kom op mensen.. we leven toch niet in een reservaat? Het is hier toch geen openluchtmuseum? Of een tijdsvacuüm? Alles verandert, alles beweegt, alles stroomt, continu. Nieuwe inzichten schuiven voor de oude. Zo is het altijd geweest, zo zal het blijven gaan. Over tradities gesproken.
Het was altijd lachen, met Zwarte Piet, maar nu zijn er mensen die al een tijdje aangeven dat ze het vervelend en kwetsend vinden. Mensen die hun grenzen aangeven. Hadden we daar niet ook een hooglopende discussie over? Over mensen die hun grenzen aangaven? En hoe onwenselijk het was die dan niet serieus te nemen? Of niet te geloven? En er toch overheen te gaan?
Daar begint het zo langzamerhand wel een beetje op te lijken voor mijn gevoel. Alsof ik op een feestje tussen een groepje medemannen zit die de ene vrouwonvriendelijke opmerking na de andere seksistische grap maken. De aanwezige vrouwen moeten maar even hun oren dichthouden. Je hoopt dat het snel voorbijgaat, je hoopt dat beschaving het overneemt, je wilt geen zeikerd zijn, je lacht bij de eerste twee grappen scheef en plichtmatig mee, maar uiteindelijk wordt het gênant.
Het enige beschaafde dat we hier en nu kunnen doen, is afscheid nemen van Zwarte Piet. Het is niet anders. We zijn nou eenmaal een beschaafd land. Met normen. En waarden.
Dus..

donderdag 23 november 2017

Een groot en warm geluk






Inmiddels
was zijn kleindochter alweer hard op weg anderhalf te worden. Tjongejonge. De man kon zich nog uitstekend herinneren dat hém van alle kanten werd aangeraden er maar van te genieten, toen zijn dochter anderhalf was, omdat het ‘allemaal zo snel voorbijging’, en nu moest hij regelmatig op zijn tong bijten om niet zelf met dat aftands cliché uit de hoek te komen. Tegen zijn dochter dus. Over háár dochter. Duidelijk.
Ach, het zou wel normaal zijn want zo bijzonder was hij niet, maar hij was er nog niet helemaal aan gewend, aan het opaschap. Dat ging iets minder snel. Kwam allicht ook doordat zijn dochter niet naast de deur woonde en opa’s bezoekjes van tevoren geplande ondernemingen waren, die al gauw een hele dag in beslag namen. Buitengewoon genoeglijke hele dagen overigens, waar de man, zonder dat hem dat aangeraden hoefde te worden, volop van genoot. Niet in de laatste plaats omdat het initiatief voor deze dagen ook vaak van zijn dochter kwam. De man had zo zijn redenen daar erg gelukkig mee te zijn. Zijn eigen ouders hadden, om het voorzichtig uit te drukken, nooit veel werk gemaakt van het grootouderschap en zelf was hij destijds dan ook maar liever opgehouden initiatieven te nemen. Maar dat was een ander verhaal. Dat kwam misschien nog wel een keer.
Nu had zijn dochter hem gevraagd snel weer eens langs te komen, om een fietstochtje te maken, met de kleine meid in het voorstoeltje. Dat had zijn dochter goed gezien want verreweg de gelukkigste perioden in zijn leven waren de tijden dat hij door de dagen fietste met een kleine voorop in het stoeltje. Niets kon daaraan tippen. Bijna niets. Als er een hemel bestond, hoopte de man dat het een fietspad door het bos was, waarover hij eeuwig mocht fietsen met de kleine voorop in het stoeltje. En daarop kreeg hij vandaag dus een voorschotje.
Omdat zijn dochter een verplichting had en er sowieso maar één fiets beschikbaar was, kwam het zo uit dat de man er alleen op uit trok, met zijn kleindochter. Het was een heerlijke, frisse herfstdag, de zon stond aan de blauwe lucht, welgemoed en goedgehumeurd fietste hij de wijde wereld en het nabije maar toch zo verre verleden in. Kijk, een schaapje, wees hij de kleine meid. Kijk, een koetje, kijk, een paard. En de kleine meid zag alles en wees met haar vingertje en zei die en aat en boetjeboe. Af en toe keek ze eens om, om te zien wie al die mooie verhalen vertelde, wie al die leuke liedjes zong en blijkbaar zag ze dat het goed was want verder ging de tocht, over dijkjes en polderwegen. Zijn vaderhart bleek het nog goed te doen en vulde zich gestaag met een groot en warm geluk. Niets dan toegeeflijk lachende medemensen kwamen hen tegemoet. En de man wist heus wel wat ze dachten, dat ze dachten dat ze wisten, maar het kon hem niet schelen. Hier fietste hij toch maar mooi, wat maakte het allemaal uit, van hem mocht het eeuwig duren.
Het rondje dat zich al fietsend in zijn hoofd vormde dat hij zou fietsen werd zo als vanzelf steeds iets groter. Tot hij op een wel erg lange, rechte weg langzaam begon te begrijpen dat dat rondje helemaal niet bestond. Dat hij nu op een lange, rechte weg fietste die voorlopig nog wel rechtdoor zou gaan, steeds dieper een onbekende verte in waar hij de weg niet wist. Dat het binnenkort wel eens een beetje zou kunnen gaan schemeren. Dat hij verder niks bij zich had, aan kinderbenodigdheden. Dat het misschien wel eens een goed idee zou kunnen zijn om, geheel tegen zijn principes in, om te keren en dezelfde weg terug naar huis te nemen. Als hij die nog kon vinden tenminste, want daar was de man ook al niet zo goed in, in de weg vinden.
Om te zeggen dat de paniek toesloeg zou erg overdreven zijn, maar helemaal gerust op de goede afloop was hij ook niet. Vooral niet toen eenmaal omgekeerd bleek dat hij best een lekker windje in de rug had gehad al die tijd. Een fris windje bovendien. De terugweg bleek al gauw een stuk langer dan hij de heenweg had onthouden en ondertussen verdween bij zijn kleindochter duidelijk merkbaar de aandacht voor schaapjes, paardjes en koetjes. Die viel niet meer te paaien met liedjes of lieve woordjes, die had het koud, die wilde naar huis. Met een smartelijk huilende kleine voorop haastte de man zich terug, zo hard hij kon. Weliswaar werd er nog altijd toegeeflijk naar hem geglimlacht, door tegenliggers op zijn pad, maar het voelde anders. Een stuk minder triomfantelijk. En eenmaal weer thuis restte er ook niets anders dan een bedremmelde overhandiging van een kleine meid in tranen aan haar bezorgde ouders, die zich dapper laconiek hielden maar waarschijnlijk gewoon gedacht zullen hebben wat kinderen dan zo over hun ouders denken.

woensdag 22 november 2017

Twee vliegen in één klap





Mijn vredig dorpsbestaan op het platteland wordt regelmatig bruut verstoord door opdringerig verontrustende geluiden van de plaatselijke gemeentelijke groendienst. Eens in de zoveel weken trekt een in felle kleuren en lichtgevende strepen uitgedost eskader onduidelijk door straat en buurt, met bladblazers en bosmaaiers . Om geluidsoverlast te maken. Dat is in mijn bescheiden beleving tenminste het enige dat tot stand wordt gebracht: een hele ochtend pokkeherrie. Het zijn er altijd minstens drie maar vaker nog meer en het zijn altijd mannen die, zoals dat heet, een afstand tot de arbeidsmarkt hebben. Het tempo waarin ze doen wat ze dan blijkbaar van iets of iemand moeten doen, doet vermoeden dat ze die afstand wel nooit meer zullen overbruggen ook. Mij maakt dat verder niet uit, bij mij is de arbeidsmarkt tenslotte zo langzamerhand ook wel uit beeld verdwenen, ik vraag me alleen altijd af waarom het zo’n afschuwelijk kabaal moet maken. Waarom het allemaal gemotoriseerd moet, met zo’n gekmakend nerveus gashendeltje van hengjengjengjengjeng! Waarom het, als het blijkbaar toch niet uitmaakt hoelang het duurt en met hoeveel man eraan gewerkt wordt, niet gewoon met een schoffel en een bezem en een schop kan gebeuren. Dat maakt tenminste niet zo’n teringherrie en het ziet er meteen lekker jaren vijftig uit, het tijdvak waarnaar we deze dagen immers zo innig terugverlangen. Als we die gasten dan ook nog een pet met een veer opzetten en pikzwart schminken, met knalrode lippen en een paar gouden oorbellen, is helemaal iedereen tevreden. Twee vliegen in één klap, zou ik zeggen.

zondag 19 november 2017

Met bezwaard gemoed





Onze zonen hadden ons niet gemist trouwens, in de herfstvakantie, al waren ze de hele week op zichzelf en elkaar aangewezen geweest. Totaal niet, zelfs. Nou ja, zo gek is dat niet natuurlijk, voor jongens van achttien en negentien. Die kijken hooguit rond etenstijd eens wat verstoord op, waar het blijft – oh ja, fuck, daar moeten we zelf voor zorgen – en voor de rest is het alleen maar lekker rustig. Je hoopt iets anders misschien, als vader, maar zo staan de zaken er voor op die leeftijd. Dat snap ik heus wel. Dat herinner ik me heus wel. Zelf was ik met achttien de deur al uit, met achterlating van de hele klotezooi, om er al heel gauw nooit meer terug te komen, dus ik mag nog in mijn handjes knijpen, met mijn trouwe kinderschaar.

Wat wél een beetje gek is, is dat ik mijn zonen óók niet gemist heb. Totaal niet zelfs, zou ik bijna zeggen. Dát is wel een beetje gek. Zo ken ik mezelf niet. Ik ben altijd een watje geweest, op dat gebied. Zeker toen ze nog klein waren, liet ik ze niet anders dan met bezwaard gemoed achter in de zorg van iemand anders. Al was het hun eigen moeder, mijn vrouw. Maar ook later doolde ik met mijn ziel onder mijn arm door de dagen tot ze er weer waren. Of was ik blij dat ík weer thuis was. Ik heb me altijd incompleet gevoeld wanneer ik voor langere tijd van één of meer gescheiden was. Maar deze keer dus niet. Het klinkt harteloos, in elk geval in mijn eigen oren, en ik durf het nauwelijks op te schrijven zo schuldig voel ik me erover, maar ik vond het wel lekker rustig.

donderdag 16 november 2017

Geknipt en geschoren






Mijn baard
heb ik weer afgeschoren. Nou ja, baard. Het is meer dat ik niet zo van scheren houd en er dus over het algemeen wat je noemt ongeschoren bijloop. Dat staat me ook beter dan helemaal glad. Vind ik zelf in elk geval. Het past me beter. Een echte baard wil ik dan weer niet, zeker niet nu dat opeens weer hip is geworden. En om het met een tondeuse op steeds dezelfde ongeschoren lengte te houden, dat neigt mij veel te veel naar ijdelheid. Niet dat die mij vreemd is, maar het moet er niet te dik op liggen.
Nu was het herfstvakantie, waren we van huis, en zulke dagen ben ik er nog wat gemakzuchtiger in, zodat na verloop van tijd iets ontstaat dat je voorzichtig een baard zou kunnen noemen. Mijn jongste zoon vindt het cool, en heimelijk vind ik dat leuk. Ben ik benieuwd hoe het zou staan, maar tegelijk vind ik het bij een bepaalde lengte dus aanstellerig worden en eenmaal weer thuis scheer ik het zonder pardon af. Als teken dat de vakantie voorbij is, en het normale leven weer begint.
Of eigenlijk niet zozeer het normale leven. Eerder markeert het de start van een nieuw leven. Waarin alles anders en beter zal gaan. Want in zo’n stemming kom ik vaak, nee, altijd terug van vakantie. Dat ik het anders en beter ga aanpakken. Alles. Wat dom is, omdat het gedoemd is te mislukken en dus onherroepelijk tot frustratie leidt, maar vooral toch omdat het natuurlijk helemaal zo beroerd niet gaat, allemaal. Toch trap ik er elke keer weer in. Ook deze keer.
We hadden een uitstekende week vakantie overigens, op het Drentse land. Met zijn tweeën, zonder de jongens, in een bedaard tempo door de dagen. Enigszins en niet onprettig gereguleerd door het voedingsschema van de paarden en de kippen die aan onze zorgen waren toevertrouwd. Met veel boeken mee in de tas, voldoende tijd en herfstig weer om er ook in te lezen, verfrissende wandelingen en kalme uitstapjes naar een museum links of rechts.
En zo kom ik dan overlopend van positieve energie weer thuis. Met ook de stellige behoefte van alles en nog wat voor elkaar te krijgen. Op orde en op de rails. Alles. Teveel. Waaronder de schrijverij.
Vanavond vraag ik mijn vrouw of ze mijn haar wil knippen. Dat moet ook hoognodig gebeuren.

zaterdag 11 november 2017

Waar een wil is





Al wandelend over een zeer smal pad langs een weinig uitnodigende sloot zie ik van de andere kant een dame aankomen met twee enorme honden. Van een bedenkelijk merk, ook nog.
Ik vrees dan al snel het ergste. Ik ben niet dol op honden als verschijnsel. Daar kunnen de honden meestal niet zo veel aan doen, het zijn honden tenslotte. Redeloze dieren, niet begiftigd met al te veel intelligentie of enig verantwoordelijkheidsgevoel. Die kun je hun gebrek aan beschaving niet kwalijk nemen. Maar hondeneigenaren houden er ook vaak wat merkwaardige ideeën op na wat betreft beleefdheid en sociale omgang. Zodat je als wandelaar regelmatig in, laten we zeggen, nogal uitdagende situaties terecht kunt komen, zeker wanneer je daar met ongeschonden humeur vanaf wilt komen.
Om mijzelf de bek niet open te breken ga ik daar nu niet verder op in en dat hoeft ook helemaal niet want deze dame toont zich een dame, die weet hoe het hoort. Zij lijnt haar honden kort aan en laat ze met zachte dwang in de berm zitten tot ik ongehinderd gepasseerd ben.
Het kan dus wel, wil ik maar zeggen. Het is niet onmogelijk. Ik heb het zelf gezien.

Uit: Wandelen naar de twaalfde stad, gepubliceerd op De Vrije Wandeling, weblog van een wandelaar.