Pagina's

zaterdag 31 juli 2021

Algemeenst




Je ziet veel waar je maar weinig van weet, wandelend langs berm en beemd. Zeker als je ogen en oren de kost geeft. Er groeit en bloeit van alles. Er wordt gezongen, gefloten, geroepen, getjilpt en getjirpt en wat al niet. Er vliegt en kruipt en fladdert allerlei voor je uit en om je heen en voor je weg. En maar hoogst zelden weet je waar je mee van doen hebt. Wát je nou zo mooi vindt. Ik doe mijn best daar verandering in te brengen. Zie ik iets, hoor ik iets of vraag ik me iets af dan zoek ik het op. Leve de mobiele telefoon en het immer toegankelijk internet. En zo leer ik nog eens wat, al is dat meestal niet voor lang want ik vind het nog een hele klus om alles goed te onthouden. Het precieze verschil tussen kleine, middelste en grote bonte specht bijvoorbeeld heb ik wel geweten, maar als ik er nu één in de boom zag zitten zou ik toch weer vreselijk gaan twijfelen. Herten en reeën, ook zoiets. Sprinkhanen en krekels. Laat staan al die vreselijk op elkaar lijkende vogeltjes. Het is een hopeloze missie maar ik geef niet op en blijf onverminderd geïnteresseerd, al ontdek ik iets voor de zevende keer.
Soms denk je ook dat je iets heel bijzonders ontdekt. Tijdens mijn wandeling van vandaag bijvoorbeeld trof ik een knalrode libelle. Schitterend. Heidelibelle, had ik een klok horen luiden. Wát een kleur! Er zwermden er een stuk of drie om me heen. Ik bleef een tijdje staan om er van te genieten, hobbelde er wat achteraan in een poging er één of twee fatsoenlijk op de foto te krijgen, voor het betere determineerwerk thuis. En daar bleek dat onwetendheid ook zo gek nog niet is. Het bleek al gauw inderdaad om een heidelibelle te gaan. De bloedrode heidelibelle. Geweldige naam ook. Maar bijzonder was hij niet, volgens de geraadpleegde site van de vlinderstichting. Zeer algemeen, stond daar. En: de algemeenste heidelibel. En om het nóg duidelijker te maken liet de vlinderstichting daar nog op volgen: een van de algemeenste libellen van Nederland. Algemener kortom, kan het eigenlijk niet. Het moet raar lopen wil je er géén tegenkomen, op je wandeling.
Tja. Nou ja. Wordt het daar minder van? Mij maakt het niet uit. Ik blijf het gewoon bijzonder vinden.

dinsdag 27 juli 2021

Eén en al vriendelijk glimlachende belangstelling






Iedere dinsdagmiddag ga ik even bij mijn oude schoonouders langs. Voor een kopje thee, een praatje, een ommetje door het bos of een ritje naar het strand. Eventueel een helpende hand zo hier of daar, een klusje, een wasje. En sowieso een oogje in het zeil. Zo ben ik een klein onderdeel van een de laatste jaren steeds groeiend systeem dat er voor moet zorgen dat mijn schoonouders thuis kunnen blijven wonen, zo lang als dat gaat. En dat gaat, zo goed en zo kwaad als dat gaat. Steeds moeilijker, dat wel.
Deze dinsdagmiddag lijkt er wel iets aan de hand te zijn trouwens. Meteen als ik aan kom rijden is mijn argwaan gewekt, noem het een voorgevoel. Voor het huis van de buren staat een grote, glimmende, dure auto in de berm geparkeerd. Nu zou dat in het dorp waar mijn schoonouders wonen niet direct verbazing hoeven wekken, het is het soort dorp waar zo goed als iedereen een belachelijk grote en dure auto rijdt, maar in dit straatje valt het toch op. Hier wonen voornamelijk bejaarden. Het huis van de buren staat zelfs leeg omdat de buurvrouw van negentig onlangs in een verpleeghuis is opgenomen. Een lot dat mijn schoonouders ook als een zwaard van Damocles boven het hoofd hangt, al is dat onderwerp vooralsnog taboe. Maar goed.
Als ik langs de erker naar achteren loop en vast een blik naar binnen werp, zie ik een mij onbekende meneer in mijn stoel zitten. Een meneer die ik onmiddellijk aan de grote, glimmende auto koppel. Een keurige meneer. Gesoigneerd. Golvend grijs haar, gekapt en gekamd, beschaafd wintersportbruin, kek jasje aan. Welriekend ongetwijfeld ook nog. Eén en al vriendelijk glimlachende belangstelling.
We hebben bezoek, glimt mijn schoonmoeder mij in de gang al tegemoet, ik heb geen idee wie het is maar het is een héél aardige man. Ook mijn schoonvader is duidelijk bijzonder in zijn nopjes met de onverwachte gast, breed gebarend zit hij goedgemutst op zijn praatstoel en laat zich de welwillende aandacht goed smaken.
De deftige meneer maakt zich bij mijn binnenkomst meteen bekend als makelaar maar toch vooral als een oude klant van mijn schoonvader, die hij nu, na zoveel jaren, toch weer eens wilde bezoeken. For old times’ sake, zogezegd.
Ik weet niet wat ik er van moet denken. Dat mijn schoonmoeder niet weet wie ze voor zich heeft is inmiddels nou eenmaal de stand van zaken geworden. Mijn schoonvader lijkt erg op zijn gemak in het gesprek met de meneer en wekt de indruk dat het inderdaad gaat om een klant van vroeger, mijn schoonvader had een groothandel in koffie en dat soort zaken dus dat kan, al moet dat dan wel van ruim twintig jaar geleden zijn.
Voor ik de kans krijg de kat uit de boom te kijken is de meneer echter al uit mijn stoel opgestaan, hoeft echt geen thee meer, heeft nog bezigheden elders die op hem wachten en neemt zo snel als het fatsoen hem toelaat afscheid. Mijn schoonmoeder laat hem uit, nog altijd even glimmend. Zodra hij de kamer uit is vertrouwt mijn schoonvader mij toe dat hij zich deze meneer absoluut niet kan herinneren, maar dat het een héél aardige vent was. Nu is zijn geheugen ook lang niet onfeilbaar meer dus de meneer zal gerust ooit koffie bij hem hebben gekocht maar dat was natuurlijk niet de reden van zijn spontane bezoekje, ben ik geneigd te denken. Als mijn schoonvader vervolgens vertelt dat de makelaar naar eigen zeggen op bezoek was bij de bejaarde achterbuurvrouw, die de boel blijkbaar gaat verkopen, valt de puzzel der achterdocht voor mij in elkaar. Deze héél aardige vent is tot de verheugende ontdekking gekomen dat hier in een zeer geliefd rijke-patsers-dorp drie perceeltjes aan elkaar liggen die in eigendom zijn van hoogbejaarden. Samen één groot perceel waar de gemiddelde projektontwikkelaar wel raad mee weet. Waarop de makelaar besloot meteen maar eens even poolshoogte te gaan nemen, als héél aardige meneer. Brrr.
Als mijn vrouw de volgende dag de makelaar belt om hem namens de familie op het versteende hart te drukken dit soort bezoekjes verder achterwege te laten is deze één en al knipmessend begrip. Natuurlijk natuurlijk. Zeker zeker. Maar mocht de familie tóch van plan zijn te verkopen, dan hield hij zich uiteraard van harte aanbevolen.

dinsdag 20 juli 2021

Van bureaucratische aard





De Bulgaarse hulp van mijn schoonouders heeft een afspraak op het gemeentehuis. Het is een afspraak van bureaucratische aard, met nummers, handtekeningen, machtigingen en formulieren. Dat wil zeggen, hij dénkt dat hij een afspraak heeft. Hij weet het niet zeker. Het laatste bericht erover was een telefoontje van de gemeente dat mijn schoonvader had aangenomen. Die hoort en verstaat of begrijpt niet alles meer even precies maar is nog wel koppig genoeg om dat niet toe te geven of te willen laten merken. Op zijn verslag - vanmiddag om half drie op het gemeentehuis - durft de hulp dus niet zonder meer te varen, temeer daar hij ook, en tegelijkertijd, een email van de gemeente ontving waarin van een afspraak geen sprake was. De hulp vraagt mij de gemeente te bellen om uitsluitsel, zijn eigen poging strandde op een voor hem niet te begrijpen keuzemenu.
Ook voor mij is het tijdens het gesprek dat volgt moeilijk te begrijpen dat een eenvoudige vraag - heeft mijnheer Zusenzo vanmiddag een afspraak voor formulier ditendat? - op zoveel ambtelijke ingewikkeldheid kan stuiten. Het is duidelijk geen kwestie van even een agenda raadplegen. Daar zijn collega’s voor nodig, die in het systeem kunnen, en die momenteel niet aanwezig zijn helaas. Of vandaag niet werken helaas. De juffrouw die ik aan de lijn heb hoort mij welwillend aan, maar kan dus niet in het systeem. Helaas. Wat zij wel voor ons kan doen is een terugbelverzoek aanmaken. Dan worden wij binnen twee werkdagen teruggebeld.
Het is donderdag.
Dus nu krijgen we begin volgende week te horen of we vanmiddag een afspraak hadden. Of niet.

zondag 11 juli 2021

Het hellend vlak


De kus bracht mij in verleiding. Wekte mijn hebzucht. Ik heb het over het boek van Jan Wolkers. Ik zag het liggen in een kast in het grand café waar wij een zaaltje huurden om te repeteren met de toneelgroep, nu dat weer kan, nu dat weer perspectief lijkt te hebben, ik druk mij voorzichtig uit. De kast stond wat verdekt opgesteld op de overloop - de boeken waren voor algemeen gebruik, voor de bezoekers van het café beneden, neem ik aan.
Daar lag Jan Wolkers, met z’n rode omslag te lonken. De kus, stond er met stevige roze letters. Telkens als ik van boven naar beneden liep, of andersom, kwam ik er langs.
Het was een oud exemplaar, een paperback, vele malen gelezen. De vernislaag op de rug hing er in vellen bij. Toch trok het boek mij. Het riep mij. Ik pakte het op. Ik ben een liefhebber van Jan Wolkers, met zijn branie, zijn schaamteloze levenslust, en de kus heb ik meer dan eens gelezen, in een ver verleden. Ik herinner me dat ik het een mooi boek vond. De flaptekst zei het trouwens ook, zag ik: misschien wel het mooiste boek dat Wolkers schreef. Dus.
Opeens wilde ik het boek, dat jaren slechts vaag op de achtergrond van mijn geheugen had gebivakkeerd, opnieuw lezen.
Ik had het nooit achter mezelf gezocht maar ik kwam dus in de verleiding het mee te nemen. Ik kwam zelfs sterk in de verleiding het mee te nemen. Maakte mezelf wijs dat ik het boek er een plezier mee zou doen, dit vergeten boek dat hier duidelijk niet werd gekoesterd. Dat hier liefdeloos tussen de flutromans en de goedkope lectuur was neergekwakt. Meermaals moest ik mijzelf ervan weerhouden. Zelfs thuis dacht ik er nog aan het de volgende keer dan in mijn tas te stoppen. Niemand die het zou merken.
Na mijzelf aldus twee weken gekweld te hebben met de slechtheid die zich blijkbaar ook in de man van goede wil verschuilt, besloot ik het boek dan in godsnaam maar te kopen.
Online vond ik het tweedehands voor een tientje. Inclusief verzendkosten.
Vandaag kwam het binnen, vrolijk verpakt in kinderlijk cadeaupapier.
Voor een tientje redde ik mijzelf van het slechte pad.

maandag 5 juli 2021

Weids




Hoe vertel je deze dagen dat je naar een museum bent geweest. Het mag weer, moet je daar dan bij zeggen. En: wat héérlijk dat dat weer mag. Of: het kan weer, wat iets beter is, maar nog steeds jeukerig. Gevolgd door een statement, of een mening. Dat het toch belachelijk was dat de Action gewoon open mocht, en de Ikea, maar dat de musea en de theaters niet eens meer genoemd werden in de persconferenties. Dat je als voetbalhooligan je goddelijke gang kon gaan, maar dat de musea enzovoorts. Ik heb daar hier allemaal geen zin meer in, hoe waar het ook mag wezen. Laat maar. Ik was naar het museum en dat was fijn, na al die tijd. Ik had het gemist.
Om kalm aan te beginnen had ik het dichtbij huis gezocht, in het Stedelijk Museum Alkmaar, waar de tentoonstelling Weids een beeld wil geven van het Noordhollands landschap, het landschap dat ik, nu ik er woon, vaak bewandel en dat ik zelf ook graag mag fotograferen. Een zaal vol polders, duinen, stolpen, koeien, molens, water en zeegezichten door een bont gezelschap vaak ook Noordhollandse kunstenaars. Jaap Min, Leo Gestel, Gerrit van Blaaderen, Henk van den Idsert, Edgar Fernhout, maar ook klassiekere meesters. Zoals ik zei, het was heerlijk om weer door een museumzaal te lopen, ik had het gemist, en nu ik er weer liep voelde ik dat des te beter.
Wat ik ook bijna gemist had was de film die in het kleine eerste zaaltje werd vertoond. Bij binnenkomst liep ik er weliswaar langs, maar omdat het zich net had gevuld met een gezelschap waarvan het mij coronatechnisch niet aansprak er tussen te gaan staan, gevaccineerd of niet, besloot ik het even over te slaan. Ook half in de veronderstelling dat het misschien een nietszeggend sfeerfilmpje zou zijn, met weeë muziek, om vast in de stemming te komen. Waarna ik het bijna vergat, omdat je er door alle pijlen en looprichtingen op de grond eigenlijk niet meer langs komt. Het zou jammer geweest zijn want de vertoonde film bleek zomaar het onbetwiste hoogtepunt van mijn bezoek. Westfriese Omloop, heette de film. Hij was van de mij verder onbekende Pé Okx, wat wel een heel coole naam is trouwens.
In 2010 begon ik met mijn oudste zoon aan een wandeling over de Westfriese Omringdijk, een monumentale, eeuwenoude dijk die zich na bijna 800 jaar nog altijd zo goed als intact zeer prominent om Westfriesland sluit. We zouden hem helemaal aflopen, mijn zoon en ik, maar er kwam van alles tussen, zoals dat gaat, en we bleven na één dagmars steken bij Schoorldam. Twee jaar later besloot ik een nieuwe poging te wagen met mijn jongste zoon, maar nu op de fiets. Om onderweg toch foto’s te kunnen maken zonder steeds zo hinderlijk af te moeten stappen, had ik een cameraatje op mijn stuur gemonteerd en drukte ik al fietsend zo af en toe recht naar voren af, wat bijzondere foto’s opleverde. Ook deze tocht bleef in de beginfase steken, we kwamen niet verder dan Alkmaar.
Ik vertel dit omdat Pé Okx met zijn film laat zien wat het oplevert als je zulke plannen goed uitdenkt, doorzet, en afmaakt. Ik vertel dit omdat ik jaloers ben op Pé Okx. Hij liep, in 2009 en 2010, iedere maand één dag over de dijk, van zonsopgang tot zonsondergang, weer of geen weer, en maakte elke 12 seconden een foto. Op internet vond ik later uit dat hij met een zelfgeknutseld karretje op pad ging, een soort rijdend statief. Na twaalf wandelingen had hij de hele dijk gehad, 126 km, en 40.000 foto’s gemaakt, die hij achter elkaar monteerde tot een stop motion film van drie kwartier. Een fascinerend, hypnotiserend beeld. Stilstaand, en toch bewegend. In vliegende vaart scheer je over die imposante dijk, die zich door het weids Noordhollands landschap slingert en kronkelt. Door weilanden, dorpen en steden, langs het IJsselmeer, polders, haven en industriegebied. Je ziet het licht worden en weer donker, de seizoenen veranderen. Er ligt sneeuw, of het mist, of de zon schijnt. Wolken jagen voort, veranderen van vorm, veranderen van kleur. De bomen zijn groen, de bomen zijn kaal. De tijd vliegt, de tijd staat stil. Er is geen tijd. Je gaat over een fietspad, over een grasdijk of een drukke autoweg. Fietsers, wandelaars, hardlopers schieten voorbij. Schapen lopen voor je uit. De paaltjes van de hekken links en rechts voeren een stroboscopisch ballet uit op de schitterende, speciaal gecomponeerde muziek. En je blijft kijken. Je blijft kijken, drie kwartier lang. En je denkt: verdomme, dit wil ik ook!

De tentoonstelling Weids, het Noordhollands landschap verbeeld is nog tot 22 augustus 2021 te zien in het Stedelijk Museum Alkmaar. Er moet tot nader order een tijdslot gereserveerd worden.