Pagina's

maandag 21 maart 2022

Het einde van de regenboog






Een paar weken geleden schreef ik een stukje over de regenboogstoep op het stationsplein van ons vriendelijke stadje op het platteland. Een boos stukje was het. Niet omdat ik bezwaar tegen een regenboogstoep zou hebben, al vind ik het niet per se mooi, en al helemaal niet omdat ik me niet zou kunnen vinden in waar die stoep voor staat. Integendeel, zou ik zeggen. Waar ik me boos over maakte, in mijn stukje maar ook daarbuiten, was het feit dat de regenboogstoep bijna geheel was ondergekliederd met dikke strepen zilverkleurige spuitbusverf. Er was behoorlijk werk van gemaakt want hoewel het een flinke regenboog was, was er maar een klein stukje ongemoeid gelaten, waarschijnlijk omdat de spuitbussen leeg waren. De regenboog was zo goed als uitgewist. En dat was de bedoeling geweest. Een daad van intolerantie. Kleinzielig homofoob vandalisme.
Precies het soort haatgedrag waartegen het stadsbestuur zich sterk zegt te maken, met de regenboogstoep. En ook langs die weg maakte ik mij boos want dit statement van solidariteit, dat wij als stad hebben willen maken, dit symbolisch hart onder de riem van onze lhbtiqa+ gemeenschap lag er nu al een flink aantal weken aldus gevandaliseerd bij. En zo lag er dus, ik citeer even mijn eigen stukje, al wekenlang een heel ander statement dan oorspronkelijk bedoeld aan ieders voeten, bij het verlaten van het station en het binnenlopen van ons vriendelijke stadje. Het statement namelijk dat we best een leuk regenboogstoepje willen verven, wanneer de tijdgeest daarom vraagt en we ons daarmee als moderne grote stad kunnen profileren, maar dat als aan die stoere stellingname gevolg moet worden gegeven, we niet thuis zijn.
Want waarom wordt die stoep niet dezelfde week nog opnieuw in de regenboogkleuren geschilderd? En de week erna desnoods nog een keer? En nog een keer? Net zo vaak als blijkbaar nodig. Principes kosten geld, zo is het nou eenmaal. Maar als we te beroerd en te krenterig zijn om ons warme solidariteits-statement vrij van homofobe smetten te houden, dan zijn onze principes niets waard. Dan is het niet meer dan modieuze, holle mooipraterij. Politieke scoringsdrift. PR. Stadsmarketing. Een loos, schijnheilig gebaar. En dat mogen wij ons best aanrekenen.
Ik plaatste mijn boze stukje op de socials, ik tagde daarin de gemeente, ik maakte via de website van het stadsbestuur langs officiële weg een officiële melding van vandalisme, met mijn boze stukje als toelichting in het daarvoor bestemde tekstvakje, en heb andere mensen aangespoord hetzelfde te doen. Tot nog toe heb ik daar geen reactie op gekregen, al is de melding van de site verdwenen.
Deze week, het was de dag van de gemeenteraadsverkiezingen, liep ik van het stembureau terug naar huis en kwam daarbij, het was niet helemaal toevallig, langs de regenboogstoep. Of het met de verkiezingen te maken heeft, wie zal het zeggen, dat het een gevolg is van mijn stukje zal ik zeker niet beweren, maar met een hogedrukreiniger of ander grof dan wel chemisch geweld was het zilverkleurig vandalisme grondig verwijderd, inclusief de gehele regenboog. Mijn vorige stukje eindigde ik met: als we het niet belangrijk genoeg vinden, haal het dan maar weer weg. En zo is het blijkbaar gegaan. De anonieme homofobe grote bek heeft gewonnen. Het einde van de regenboog.
Maar het is niet alsof die er nooit geweest is. Alle vierkante betonnen steentjes die er deel van hebben uitgemaakt zien er weer spiksplinternieuw en brandschoon uit. Door het kleurverschil met de rest van de stoep ligt er nu duidelijk zichtbaar een geheel uitgewiste regenboog. Een monument voor onze labbekakkerigheid.

Lees hier eventueel het eerste stukje over de regenboogstoep

Update: Inmiddels is bekend geworden dat de regenboogstoep op initiatief van een medestadsbewoner en betaald door een plaatselijk schildersbedrijf opnieuw zal worden geschilderd, met een betere antigraffiti-laag. Een mooi, sympathiek en positief gebaar. Het is fijn te weten dat dat ook nog bestaat.

dinsdag 8 maart 2022

Het wereldleed






Omdat het wild om zich heen grijpend wereldnieuws ons al sinds het ochtendblad bedrukte, waren wij ’s middags naar het strand gereden, in een poging de ellende wat van ons af te schudden. Het wereldleed even te vergeten. Het strand en de zee zijn daar meestal wel goed voor. De zon op je bol, de wind in je haar, de blik op de einder. Zo liepen we een rondje door de duinen en een eindje langs de branding, tot we het te koud kregen van de wind en maar weer eens op huis aan gingen. Ik zal niet zeggen dat het wereldleed vergeten was, je doet wat je kan. In elk geval was de stemming tijdelijk iets minder bedrukt.
Zeer tijdelijk.
Op een verder verlaten kruispunt met vrij uitzicht over een uitgestrekt polderlandschap werden wij over het hoofd gezien door een auto van links die, toen dat eenmaal duidelijk was, niet meer te ontwijken viel. Met veel geraas boorden wij ons in de rechterflank van wat inmiddels de tegenpartij heet en seconden later stonden beide auto’s zwaar beschadigd in de berm. Total loss, weten we inmiddels van ons eigen lieve autootje.
Waarna zich een overvloed aan gebeurtenissen ontrolde.
Uit de andere auto stapte een in paniek huilend en telefonerend meisje, dat nauwelijks vijf minuten later door haar moeder in de troostende armen werd gesloten. Een grote woede maakte zich in mij los. Een omwonende kwam nurks, met de handen in de zakken vertellen dat dit op deze kruising dus wel vaker voorkwam. Een passerende jongeman keerde zijn Alfa Romeo sportauto, parkeerde tussen de wrakken in de berm en verleende troost aan alle betrokkenen, zonder aanzien des persoons. Een brede, kale politieman met ‘hondenbegeleider’ op zijn rug arriveerde en interviewde iedereen op kalmerende en crisisbestendige toon. Mijn borstbeen, vier jaar na mijn operatie nog altijd een gevoelige plek, deed pijn door de klap van de gordel. Mijn vrouw huilde en werd getroost door de jongeman van de Alfa Romeo. De agent vond het beter, gezien mijn klacht en verleden, dat er een ambulance kwam. Een meneer met een camera maakte overal foto’s van. Dezelfde meneer waarschuwde dat de airbag zich alsnog kon openen, dat het verstandiger was wanneer ik de auto toch verliet. Ik wilde de auto niet verlaten. Ik verliet de auto, ik moest het portier ervoor open trappen. De agent zei dat het meisje het niet met opzet had gedaan. Dat niemand de deur uitgaat met het plan zijn auto in de prak te rijden. De ambulance kwam, met loeiende sirenes. Niemand had een schadeformulier. De moeder zei tegen het huilende meisje dat ze zich om de auto geen zorgen moest maken - het was de auto van de moeder - de verzekering zou het betalen. Ik was onverminderd boos. Ik moest de ambulance in. Mijn vrouw huilde weer even. De ambulancebroeder knoopte mijn overhemd open. Dat vond hij niet erg, zei hij. Er waren drie broeders. De sleepdienst werd gebeld. Ik werd onderzocht. Mijn vrouw had pijn aan haar pols, die bleek later gescheurd en zit nu in het gips. De sleepdienst arriveerde. De jongeman van de Alfa vroeg of we het verder zouden redden. Dat zouden we. De auto van links werd op de trailer gereden. We bedankten de jongeman met de Alfa. Onze auto werd met gaffertape bij elkaar geplakt en achter de trailer gehangen. De sleepdienst bracht ons naar huis. De chauffeur deed rijdend de administratie op zijn telefoon en hield niet op met praten. Weer thuis begon het grote appen en telefoneren. En het verzekeringscircus.
Dus ja, het wereldleed, dat waren we toen wel even vergeten. Al was dat ook maar weer tijdelijk.

vrijdag 4 maart 2022

Goed geregeld




Ik had een bus verf nodig. Beits eigenlijk. Blackwash, om precies te zijn. De bus in mijn werkplaats was zo goed als leeg, ik gebruik het dan ook graag. In de schappen van de bouwmarkt was het om één of andere reden niet meer te vinden. Vele gradaties wit en bruin, maar geen zwart. Wel antraciet, maar dat is een moeilijk woord voor grijs, en grijs is geen zwart. Laat staan black.
Toch wilde ik het hebben. Gelukkig leven we in moderne tijden, online bleek het nog wel te bestaan, al was het, volgens de site van de bouwmarkt, schaars. Snel plaatste ik één van de laatste bussen in mijn virtuele winkelwagentje, lichtte als gevraagd mijn doopceel, betaalde en de bus was van mij. Ideaal. Zodra ik hem af kon halen bij mijn bouwmarkt zou ik een berichtje krijgen, werd mij beloofd.
Dat berichtje was er met een halve dag, of nog sneller, waaruit ik de voorzichtige conclusie trok dat mijn bus niet van ver weg uit één of ander centraal magazijn had hoeven komen maar dat mijn eigen bouwmarkt de schappen gewoon niet zo nauwkeurig bijvult. Maar goed, mijn bus verf stond klaar.
Of ik de afhaalcode bij me had, vroeg het meisje achter de balie. Dat had ik niet. Niet uit recalcitrantie, wat best had gekund, maar omdat het me niet was opgevallen dat die erbij zat, bij het berichtje.
Op welke naam het stond en om welk artikel het ging, vroeg het meisje daarna. Vragen die ik wel kon beantwoorden en niet veel later stond het meisje achter de balie met mijn bus verf in haar handen. Aan de bus zat een gevouwen a4 geplakt waarop met grote viltstiftletters mijn naam stond geschreven en de geprinte informatie was hoogstwaarschijnlijk mijn doopceel, dat ik online dus niet helemaal voor niets had gelicht. Alles kwam goed.
Of ik de afhaalcode bij me had, vroeg het meisje toen naar de bekende weg.
Even viel er een stilte. Het was een korte maar ongemakkelijke stilte, beiden wachtten we op wat komen ging. Het meisje met mijn bus verf, ik met lege handen.
Dat ze het artikel helaas niet mee kon geven zonder de afhaalcode, moest het meisje mij tot haar spijt mededelen. Ook niet als ik, zoals ik praktisch aanbood, ter controle mijn id liet zien. Dat mijn naam in koeienletters op het papier stond maakte niet uit. Dat mijn volledig adres op het papier stond maakte ook niet uit. Dat ik al betaald had, dat ik immers precies wist wat ik kwam halen.. het meisje was onvermurwbaar. Het kon niet want het kon niet, dus het kon niet.
Toen ik een uurtje later zwijgend mijn afhaalcode aan hetzelfde meisje overhandigde, ging zij in de computer kijken om welk artikel het ging. En op welke naam het stond. Niet veel later overhandigde ze mij mijn bus verf. Beits, eigenlijk. Blackwash, om precies te zijn.