Pagina's

woensdag 4 augustus 2021

Strooiselroof






Je zal het altijd zien. De hele dag dat je door bos en over heide loopt te wandelen kom je niemand tegen, geen hond, geen kip, geen mens, je waant je alleen op de wereld, tót je heel even iets staat te doen waar je geen toeschouwers bij nodig hebt. Dan komt er opeens een medewandelaar de hoek om zeilen. De hoek waarvan je niet gezien had dat die er was of Joost mag weten waar ze dan opeens wel vandaan komen.
Nu denkt u natuurlijk dat ik tegen een boom sta te pissen, en inderdaad, dan gebeurt dat ook heel vaak. Ongemakkelijke situaties levert dat op want ja, je staat toch een beetje voor lul natuurlijk. En je kunt nergens heen zo gauw. Hoe moet je kijken? Waar moet je kijken? Wat denkt zo iemand dat jij staat te doen? Soms loopt zo iemand dezelfde kant op als jij en kom je elkaar verderop weer tegen. Huu.. Ik hou er niet van, maar goed, soms laat de natuur je geen andere keuze.
In dit geval was het iets anders waar ik pottenkijkers bij kreeg, ik stond aan de rand van het bospad een beukje uit te graven. Voor eigen gebruik. In mijn volkstuin leg ik een verzameling boompjes aan die ik tijdens wandelingen uit het bos meeneem. Wederrechtelijk dus. Een gestolen arboretum. Strooiselroof, zoals dat heet, heb ik me ooit laten vertellen. Dat klinkt spannend en dat is het ook, voor een braverik als ik. Laatst hoorde ik dat iemand met dezelfde gewoonte het ‘het verspreiden van biodiversiteit’ noemde, wat inderdaad een positievere toon heeft, maar het blijft toch iets waar iemand anders weleens de wenkbrauwen bij op zou kunnen trekken. Iets waar je niet bij betrapt wilt worden, met je plastic zakje, en je van huis meegebrachte schepje. Iets dat de schijn van vernielzucht om zich heen heeft hangen. Al is dat ook weer reuze relatief allemaal want vanmorgen las in het plaatselijk ochtendblad nog een gedienstig trots artikel over een nieuw aan te leggen testlocatie voor onderzoek naar duurzame wegenbouw, waarvoor als eerste stap op weg naar een CO2 vrije wereld alvast 1900 bomen waren gekapt. Dus. En het zwarte beukje waar ik mijn oog nu op had laten vallen was nog maar piepklein en stond zó dicht bij het pad dat het vrijwel zeker gemaaid zou worden, vandaag of morgen. Dus.
Omzichtig keek ik naar links en naar rechts en nog een keer en toog aan het werk.
Ik had mijn boompje nauwelijks los van de grond of ik hoorde een stem achter mij vragen of ik misschien iets aan het zoeken was. Het was me een raadsel waar ze vandaan gekomen was maar daar stond een mevrouw, met een hondje. Een beetje schaapachtig hield ik mijn zakje omhoog. Dat ik een beukje had uitgegraven, voor in de tuin, zei ik zo neutraal mogelijk en hoopte er het beste van. Ach ja, glimlachte de mevrouw al even neutraal, er staan er genoeg. Ze riep haar hondje en liep door.

2 opmerkingen: