Pagina's
dinsdag 29 maart 2016
Bromsnor
Picknicken kan alleen worden toegestaan op de daarvoor door de bevoegde autoriteiten aangewezen plaatsen. Het gebruiken van zelf meegebrachte etenswaren en/of consumpties is hier bij wijze van uitzondering toegestaan. Wij wensen u een aangenaam verblijf, en smakelijk eten.
vrijdag 25 maart 2016
De hete adem van de ongeduldige meute
Goed, wij dus naar Jheronimus Bosch, in het Noordbrabants Museum. Met het hele gezin, want de schilderijen van Bosch, boordevol uit duistere games weggelopen griezels en hellemonsters met hun obscure bloeddorstige bezigheden en onfrisse aberraties, leken ons wel geschikt om onze puberzonen weer eens iets langer een klein beetje te interesseren voor zoiets not cools als kunst. Een mooie aanleiding om ze langs de neus weg meteen iets meer te vertellen over middeleeuwse kunst en symboliek, en ze bovendien te wijzen op de verfijnde techniek en de gedetailleerde precisie van deze schilder. Hoe die de Middeleeuwen in zijn eentje ver vooruit was. Wat een vrijgevochten kunstenaar dit evengoed was, al was het een stoffige Middeleeuwer. Ik verheugde me erop dit samen met hen te ontdekken.
Dat zat er niet in helaas.
Twee puberzonen meelokken naar een museum, met het vooruitzicht van een dagje uit in Den Bosch, dat lukt nog, ze zijn van goede wil, net als hun vader. Maar ze gaan dan echt niet ook nog eens uitgebreid geduldig met papa in de rij staan om in de búúrt van één van die schilderijen te komen. En dat dan dus twintig keer of zo. Niet chill. Met een joviaal we zien je zo fladderen ze in hun eigen tempo uit beeld, de zalen door. Bezien de drukste schilderijen vanachter de mensenhaag die ervoor staat, slaan zo hier en daar misschien eens iets over en hebben waarschijnlijk het meeste oog voor de bewegende beelden op de talrijke tv schermen.
Mijn vrouw ziet in dezen evenmin heil in een poging bij elkaar te blijven en kiest ook haar eigen gang.
Ikzelf krijg als laatste door dat het inderdaad geen kwestie is van in de rij blijven staan tot je bij een schilderij bent. Er is namelijk geen rij, behalve het brave rijtje mensen zoals ik, die dat nog niet beseffen. Bij wie het maar langzaam wil doordringen dat er slechts één manier is om een glimp op te vangen van de van heinde en verre naar hier verscheepte topstukken. Dat ook hier, in de tempel der beschaving, de wet van de jungle geldt.
Er zit dus maar één ding op.
Zo beleefd als mogelijk vecht ik mij bij ieder topstuk naar voren. Sorry en pardonnend wring ik mijn schouder in iedere opening die ontstaat wanneer iemand anders de compacte samenscholing juist wil verlaten, wat al even moeilijk is. Ik negeer een voortdurend innig lijfcontact, ook op rare plaatsen, met zeer uiteenlopende mensen. Trotseer de merkwaardigste lichaamsgeuren, van bedorven pepermuntjesadem en witte wijn bij de lunch, via okselbeharing en oude dames odeur tot knoflook en zelfs een scheet aan toe, dames en heren. Alles voor de kunst. En wanneer ik eindelijk oog in oog sta met de oude meester, sta ik dapper wang aan wang met iemand anders. Rechts voel ik plotseling het raspend baardhaar van een meneer, links kriebelen de henna lokken van een mevrouw mij de neus. En in mijn nek voel ik de hete adem van de ongeduldige meute.
Wel een Jeroen Bosch waardig tafereel, feitelijk, al dat gedrang. Al die mensen, verzonken in hun koptelefoontjes, met lichtgevende schermpjes in de hand, die elkaar verdringen voor een blik op het meesterwerk, een blik die ze de ander maar nauwelijks gunnen.. het lijkt verdomd veel op een eigentijdse hel. L’enfer, c’est les autres, tenslotte. Bij De Hooiwagen loopt het geschilderd middeleeuws hebberig en afgunstig volk helemaal naadloos over in de culturele elite van de 21e eeuw. Het bewijst eens te meer dat Jheronimus zijn tijd ver vooruit was. Of dat er sinds de Middeleeuwen soms maar weinig veranderd is.
Had dat nou niet anders gekund, vraag ik mij af. Beter, bijvoorbeeld. Een meneer in een lichtblauwe trui en met deftig wit haar vindt ter plekke van wel. Met enige beschaafde stemverheffing doet hij het voorstel dat iedereen twee meter afstand tot het schilderij bewaart, zodat meer mensen het beter kunnen zien. De achterste rijen knikken instemmend en vallen de meneer mompelend bij. De voorste rijen niet. Die staan met hun neus op het glas te genieten. De meneer ziet het verbijsterd aan. ‘U heeft het niet gehoord hè?’, veronderstelt hij dan maar, machteloos sputterend. Hij kan niet begrijpen dat men doof is voor de redelijkheid van zijn idee. Terwijl het natuurlijk geen reëel voorstel is. De schilderijen zijn zo vol en rijk gedetailleerd dat ze er juist om vragen ze van dichtbij te bekijken. Je zou jezelf tekort doen door er op twee meter vanaf te gaan staan. De reden waarschijnlijk dat er geen streep op de vloer staat, of een hekje. Het Noordbrabants Museum wil de bezoeker niet tekort doen. Of dat gelukt is, staat te bezien. Deze bezoeker voelt zich in elk geval een beetje bekocht, en zou met liefde een hogere toegangsprijs betalen voor museumbezoek waarbij het wél mogelijk is het tentoongestelde ook inderdaad te zien.
woensdag 23 maart 2016
Kent geen tijd
Hoog
genoteerd op de lange, lange lijst met dingen waar de man een hekel aan had,
stond een bezoek aan de apotheek. Daar had hij zelfs niet alleen meer een
gewone hekel aan, maar een afschuwelijke, gloeiende pesthekel. Een bezoek aan de apotheek, dat betekende in het
aller-aller-allergunstigste geval minimaal twintig minuten lijdzaam staan
wachten, met je volgnummertje braaf in je hand, zonder dat je ooit een idee
kreeg waarom dat in Godsvredesnaam zo lang moest duren allemaal. Een bakker die
- en nog zonder enige vorm van verontschuldiging ook - in dit tempo zijn
klanten zou helpen, zou binnen een week failliet zijn. Al had hij nog zulk
lekker brood. Maar goed, bij de apotheek ben je dan ook geen klant. Laat staan
koning. Bij de apotheek ben je een verplicht nummer. En moet je genadebrood
eten.
Deze keer had de man echter iets slims bedacht, al vond hij het zelf. Zodat hij niet weer een halve ochtend in de zuchtende en steunende wachtrij door hoefde brengen. Het was lekker fris lenteweer en hij had bedacht dat een wandelingetje vandaag wel eens een goed en gezond idee kon zijn. Zo kon hij het nutteloze met het aangename verenigen. Of het nuttige met het onaangename, zo u wilt. Bij de apotheek had hij zijn volgnummer genomen, geconstateerd dat hij elf wachtenden vóór zich had en snel, op basis van eerdere ervaringen, uitgerekend dat hij dus zonder enig probleem of risico op zijn minst een half uur zo niet drie kwartier over zijn wandelingetje kon doen. Monter stapte hij weer naar buiten en zich verkneukelend over zijn schranderheid liet hij de zuchtende en steunende wachtrij voor wat hij was.
Toen hij veertig minuten later opnieuw binnenstapte, waren er toch nog vier wachtenden te gaan. Hij had wel een uur weg kunnen blijven ook, bedacht hij spijtig. Al was het natuurlijk lang niet zo spijtig als wanneer hij zijn wandelingetje níet had gemaakt, en hier als een brave hond op zijn bot had staan wachten, al die tijd.
Toen er nog twee wachtenden vóór hem waren, stapte er een jonge man naar binnen die de man herkende als iemand die hij kende. De jonge man herkende hem ook en zo raakten ze aan de praat, en zoals die dingen gingen.. al snel was de man nu aan de beurt.
Binnen twee minuten had hij waar hij voor kwam - hij begreep werkelijk niet waarom het met vier geopende balies bijna een uur had moeten duren om elf wachtenden vóór hem weg te werken, als één en ander blijkbaar in twee minuten zijn beslag vond - en hervatte hij nog even zijn zojuist niet afgemaakte praatje, met de jonge man, die nog zeker tien wachtenden te gaan had. Uiteraard waaierde dit praatje flink uit, zoals die dingen gingen, laat dat maar aan de man over, en voor ze het in de gaten hadden, was de jonge man ook aan de beurt. En had de man even goed een halve ochtend in de zuchtende en steunende wachtrij doorgebracht.
Deze keer had de man echter iets slims bedacht, al vond hij het zelf. Zodat hij niet weer een halve ochtend in de zuchtende en steunende wachtrij door hoefde brengen. Het was lekker fris lenteweer en hij had bedacht dat een wandelingetje vandaag wel eens een goed en gezond idee kon zijn. Zo kon hij het nutteloze met het aangename verenigen. Of het nuttige met het onaangename, zo u wilt. Bij de apotheek had hij zijn volgnummer genomen, geconstateerd dat hij elf wachtenden vóór zich had en snel, op basis van eerdere ervaringen, uitgerekend dat hij dus zonder enig probleem of risico op zijn minst een half uur zo niet drie kwartier over zijn wandelingetje kon doen. Monter stapte hij weer naar buiten en zich verkneukelend over zijn schranderheid liet hij de zuchtende en steunende wachtrij voor wat hij was.
Toen hij veertig minuten later opnieuw binnenstapte, waren er toch nog vier wachtenden te gaan. Hij had wel een uur weg kunnen blijven ook, bedacht hij spijtig. Al was het natuurlijk lang niet zo spijtig als wanneer hij zijn wandelingetje níet had gemaakt, en hier als een brave hond op zijn bot had staan wachten, al die tijd.
Toen er nog twee wachtenden vóór hem waren, stapte er een jonge man naar binnen die de man herkende als iemand die hij kende. De jonge man herkende hem ook en zo raakten ze aan de praat, en zoals die dingen gingen.. al snel was de man nu aan de beurt.
Binnen twee minuten had hij waar hij voor kwam - hij begreep werkelijk niet waarom het met vier geopende balies bijna een uur had moeten duren om elf wachtenden vóór hem weg te werken, als één en ander blijkbaar in twee minuten zijn beslag vond - en hervatte hij nog even zijn zojuist niet afgemaakte praatje, met de jonge man, die nog zeker tien wachtenden te gaan had. Uiteraard waaierde dit praatje flink uit, zoals die dingen gingen, laat dat maar aan de man over, en voor ze het in de gaten hadden, was de jonge man ook aan de beurt. En had de man even goed een halve ochtend in de zuchtende en steunende wachtrij doorgebracht.
maandag 21 maart 2016
Dichtertje
Hij was er niet op voorbereid, de man. Onaangenaam verdoofd liep hij in de supermarkt de dagelijkse boodschappen te doen, zonder al teveel acht te slaan op wat er zoal aan winkelend publiek om hem heen drentelde. Daar werd hij namelijk ook niet vrolijker van, zo over het algemeen. En zonder het te willen overdrijven zou je kunnen zeggen dat de man vandaag niet direct in zijn meest opgewekte versie ten tonele verscheen. Bovendien was hij zojuist tot de deprimerende ontdekking gekomen dat Massive Attack, één van zijn favorietste bands, tegenwoordig als muzak in de supermarkt werd gedraaid. Wat hem het verontrustende gevoel had opgeleverd dat zijn muzieksmaak blijkbaar was afgezakt tot ver beneden mainstream, omdat Toto toch echt het meest vooruitstrevende en onaangepaste was dat hij ooit in de supermarkt had gehoord. En ook verder verkeerde de man vandaag in onvrede met het waarschijnlijk ook nog wel terechte idee dat hij zich in niets onderscheidde van zijn winkelende medemens. De ingedutte, grijzende modelburger uit de provinciestad. Hij was er, kortom, niet op voorbereid dat hij plotseling werd aangesproken, door twee meisjes van een jaar of twaalf, die hem op opgewonden toon en volume toe-kwinkeleerden dat “hij toch die dichter was?”
Maar het klopte wel, de man herkende ze nu. Een paar weken geleden was hij inderdaad als dichter op bezoek geweest bij een school, om voor te lezen uit eigen werk. Het was een piepklein, zieltogend dorpsschooltje van twee klassen geweest, maar dat had het niet minder leuk en bijzonder gemaakt. Zeker niet. Zo vaak kwam het bovendien niet voor dat de man mocht voorlezen uit zijn zeer ten onrechte zo goed als onbekend gebleven oeuvre, dus dat alleen maakte het al bijzonder genoeg, voor de man. En voor de meisjes blijkbaar ook, want die hadden hem herkend, achter zijn boodschappenkar met krentenbollen en broccoli. De man maakte een vrolijk praatje met ze, totdat ze zich rennend weer bij hun moeder vervoegden.
“Mam! Die man, dat is die dichter, die bij ons op school was!” schalde het tussen de schappen door, dat iedereen het wel moest horen. Zelfs de man. Zijn humeur klaarde er helemaal van op. Inderdaad, herinnerde hij het zich weer: je zag het misschien niet aan hem, maar hij was de dichter! Dichter, dat was hij! Hoe kon hij het vergeten?
En of het nog niet genoeg was allemaal, werd op de achtergrond ook nog eens Massive Attack gedraaid. In de supermarkt!
Wat een dag!
zondag 20 maart 2016
Carrièremogelijkheden
Uit de serie: Geen Kunst
Laat u rondleiden door beeldentuin De Wereld door de gids
Je komt het tegen, op je pad. Het ís geen kunst, maar zou dat zomaar wél kunnen zijn. Het is maar net hoe je er naar kijkt. En of je het wilt zien. De wereld een beeldentuin.
vrijdag 18 maart 2016
De wonderbaarlijke David Bowie
Zou het mogelijk zijn nog één originele gedachte, een nog niet geformuleerd idee, een nieuwe invalshoek te vinden voor een stukje over het bezoek aan David Bowie Is, in het Groninger Museum? Nee natuurlijk. Bovendien, iedereen is zelf al geweest. Wie nu nog niet geweest is, wie er nog niets over gezegd of geschreven heeft, heeft waarschijnlijk niets met David Bowie. En zulke mensen bestaan niet eens. Zeker niet sinds 10 januari 2016. Dus ja..
Goh..
Bowie..
Ook al dood..
Nou.. de eerste elpee die ik van hem in huis haalde was Station To Station. Uit nieuwsgierigheid allicht. Ik was nogal een laatbloeier op muziekgebied en al dat gedoe met ooglappen en strakke panties op platformzolen was een klein beetje aan mij voorbijgegaan, of bij me weggehouden, weet ik het.. Ik was er nog niet aan toe, kan ook nog.. maar Golden Years, dat toen in de top 30 gestaan zal hebben, dat snapte ik opeens wel. Dat kwam aan. Station To Station dus. Jezus, wat vond ik dat mooi. En niet alleen Golden Years, maar alles wat er op stond. Word On A Wing, luister daar eens naar, zou ik zeggen, maar pas op, want je kunt niet meer terug. Verliefd worden op een elpee, ik weet niet of het kan, maar ik was het, destijds. Jazeker. Tot over mijn oren.
Is dat interessant? Mwah, waarschijnlijk niet. Al moet ik dus wel zeggen dat ik na de Bowie tentoonstelling, of eigenlijk al terwijl ik er zo rondliep, datzelfde gevoel weer helemaal terug had. Verliefd. Op de muziek. En op David Bowie. En dat is dan misschien niet interessant of origineel, bijzonder is het wel, want hoe vaak heb je dat nou nog? Met je cynische 55 jaar. Niet meer op die manier toch.. Dat je verdwijnt in de muziek. Dat David Bowie je aankijkt, naar je lacht, en alleen voor jou.. Dat je zelf David Bowie wilt zijn.
Dus dan heb je toch een goeie tentoonstelling gezien, of niet? Ik dacht het wel.
Of is het allemaal nostalgie? Jeugdsentiment?
Neeneenee! Jeugdsentiment, dat heb je bij Mud. Of The Sweet, of Slade. Dat je zo’n nummer nog eens terug hoort en denkt: ah ja, dat was leuk. Toen. Maar al hoor je The Jean Genie in Groningen voor de vijfde keer beginnen, of Rebel Rebel, of ieder ander nummer.. iedere keer opnieuw maakt je hart datzelfde sprongetje. En als je dan in de laatste zaal tussen die enorme videoschermen staat, met de concertopnames, en het is tijd om te gaan, je hebt ze allemaal al drie keer gehoord, maar je wilt nog niet weg.. je staat daar, met het vermoeden van een traan in je ooghoek.. dat is geen jeugdsentiment. Dat is.. ja, dat is.. Je hebt een wonderbaarlijke reis gemaakt door de geest en het universum van David Bowie. Je hebt een belevenis ondergaan. En thuis ga je gewoon weer Station To Station opzetten.
donderdag 17 maart 2016
woensdag 16 maart 2016
Ten voeten uit
Op weg naar het station werd de man staande gehouden door
een echtpaar op de fiets. Dat wil zeggen, het waren een meneer en een mevrouw
op de fiets, en niet iedere met elkaar op fietsende meneer en mevrouw zijn
meteen ook een echtpaar, en uiteraard hoeft een echtpaar ook allang niet meer
uitsluitend uit een meneer en een mevrouw te bestaan en zijn echtparen van twee
meneren of twee mevrouwen net zo normaal en vanzelfsprekend, maar.. door hoe de
ontmoeting verliep, zo kort als die geweest mocht zijn, wist de man zeker dat
het hier een oldskool echtpaar
betrof.
Op weg naar het station dus, werd de man staande gehouden door een meneer en een mevrouw op de fiets. Dat wil zeggen, voornamelijk door de mevrouw. De bijbehorende meneer fietste in onverminderd tempo door. De mevrouw, die wel vaart minderde maar niet helemaal afstapte, waarschijnlijk omdat de bijbehorende meneer zo vastberaden doorfietste en zij bang was hem anders uit het oog te verliezen, vroeg of ze zo de goede kant op gingen voor de sportvelden.
De man moest daar even over nadenken want, al was hij zelf niet van het sportieve soort, hij wist wel dat er meerdere sportvelden waren, waarbij het op enig moment verschil maakte of je links of rechts afsloeg. Eigenlijk wilde hij dus nadere inlichtingen vragen, om de route zo goed mogelijk te kunnen aanduiden, maar daar kreeg hij de gelegenheid niet voor, omdat de bijbehorende meneer, nog altijd met onverminderde vaart, bars naar achteren riep van: “Jahaa, kóm nou maar!” en de mevrouw, gehoorzaam, zonder protest naar de meneer of verontschuldiging naar de man, onmiddellijk weer vaart maakte om zich bij de barse meneer te voegen.
Dus ja, de man wist het wel zeker: dit was een echtpaar. Het was het huwelijk ten voeten uit, zogezegd.
Het was de man dan weer ten voeten uit dat hij toch nog wat goedbedoelde aanwijzingen achter ze aanriep. Van almaar rechtdoor en links aanhouden en dan wijst het zich vanzelf..
Tja.. De man.. Het was niet anders..
Op weg naar het station dus, werd de man staande gehouden door een meneer en een mevrouw op de fiets. Dat wil zeggen, voornamelijk door de mevrouw. De bijbehorende meneer fietste in onverminderd tempo door. De mevrouw, die wel vaart minderde maar niet helemaal afstapte, waarschijnlijk omdat de bijbehorende meneer zo vastberaden doorfietste en zij bang was hem anders uit het oog te verliezen, vroeg of ze zo de goede kant op gingen voor de sportvelden.
De man moest daar even over nadenken want, al was hij zelf niet van het sportieve soort, hij wist wel dat er meerdere sportvelden waren, waarbij het op enig moment verschil maakte of je links of rechts afsloeg. Eigenlijk wilde hij dus nadere inlichtingen vragen, om de route zo goed mogelijk te kunnen aanduiden, maar daar kreeg hij de gelegenheid niet voor, omdat de bijbehorende meneer, nog altijd met onverminderde vaart, bars naar achteren riep van: “Jahaa, kóm nou maar!” en de mevrouw, gehoorzaam, zonder protest naar de meneer of verontschuldiging naar de man, onmiddellijk weer vaart maakte om zich bij de barse meneer te voegen.
Dus ja, de man wist het wel zeker: dit was een echtpaar. Het was het huwelijk ten voeten uit, zogezegd.
Het was de man dan weer ten voeten uit dat hij toch nog wat goedbedoelde aanwijzingen achter ze aanriep. Van almaar rechtdoor en links aanhouden en dan wijst het zich vanzelf..
Tja.. De man.. Het was niet anders..
maandag 14 maart 2016
Iets beters
In de half verdoofde stemming die daar nou eenmaal voor nodig is, liep de man tussen de schappen van zijn vaste supermarkt de boodschappen bij elkaar te scharrelen. Gedachten op nul, blik op oneindig. Yoghurt, appeltjes, broccoli. En krentenbollen natuurlijk. Toonbeeld van sufheid, welbeschouwd, maar goed.. iemand moest het doen.
Ergens op de achtergrond van het eeuwig wat zullen we eten vandaag, hield hij zich bezig met de vraag of het nou inderdaad Massive Attack was, dat hij hoorde. Het leek hem sterk eerlijk gezegd, aangezien hij zichzelf in de supermarkt regelmatig hardop voor zich uit hoorde foeteren wat een kutmuziek ze hier toch altijd draaiden. Het soort aanstootgevend niet aanstootgevende midden op de weg muziek waar hij puisten van in zijn nek kreeg. Geluidsoverlast. Als het écht heel erg was, was het nog nederlandstalig ook. Dan zou hij de supermarkt het liefst meteen weer uitlopen. Rennen! Gillend! Zonder boodschappen desnoods. Hoe kon je in vredesnaam nadenken over een gezonde en smakelijke maaltijd, als je Jan Smit er doorheen hoorde jeremiëren? Of de 3J’s? Of Guus Meeuwis?
Maar goed, nu was het dus weldegelijk Massive Attack, dat hem op zijn gang langs de schappen begeleidde. Het min of meer op zijn stemming van toepassing zijnde nummer Better Things, herkende hij nu, van het tweede album Protection, uit 1994, met Tricky voor het laatst nog in de gelederen en Tracey Thorn, van Everything But The Girl, als gastzangeres. Ja, de man was een kenner. Een liefhebber bovendien.
Toch werd zijn stemming er niet beter op. Blijkbaar, bedacht hij somber, was het dus al zo ver gekomen dat Massive Attack geschikt werd bevonden als achtergrondruis voor het winkelend publiek dat hij hier elke dag om zich heen zag jutten en jullen. Mensen die zonder blikken of blozen zo’n gratis bekertje koffie zaten te drinken, bijvoorbeeld. Mensen die de aanbiedingenfolder in de aanslag hielden. Mensen die het áchterste pak melk pakten, vanwege de datum. Mensen die ongegeneerd een gratis stukje worst liepen te kauwen, die twéé stukjes gratis worst namen, omdat het immers gratis was. Mensen die nog nóóit van Massive Attack hadden gehóórd. Waarschijnlijk nog niet eens van Everything But The Girl. Laat stáán van Tricky.
En wat zei dat over hem? Somberde de man verder. Hoe suf was het om muziek in huis te hebben die ze in de supermarkt op bejaardendag draaiden?
Feitelijk kon het maar één ding betekenen natuurlijk. Maar de man was er nog niet aan toe die conclusie hardop te trekken.
zaterdag 12 maart 2016
Een boer in St Jacobiparochie
Voor iedere plaats waar we doorheen wandelen, langs het noordelijk deel van het Nederlands Kustpad, maken wij een limerick, zo voor de wandelschoen weg. Een wandellimerick, zogezegd. En alles kan daarvoor de aanleiding zijn. Een ontmoeting, een gesprekje, een uithangbord. Een landschap of een stadsgezicht. Veel hebben we niet nodig.
Lopend van Oosterbierum naar De Zwarte Haan zagen wij een aantal typisch Friese boerderijen, gebouwd volgens het kop-hals-romp principe. Volgens wikipedia heeft de bouwmethode die naam gekregen omdat het silhouet dat het oplevert doet denken aan een liggende koe. Hierbij is het woonhuisgedeelte de kop, het wat lagere middengedeelte de hals en de enorme schuur de romp. In St Jacobiparochie stond er één die op de oorspronkelijk bedoelde manier niet op het kavel paste. Of waarvan de bouwer wilde breken met de traditie. Omdat hij wel eens wat anders wilde. Tenminste, dat leek ons wel leuk, als dat zo was.
Een boer in St Jacobiparochie
een wandellimerick
Een boer in St Jacobiparochie
had zo zijn eigen gedochie..
Hij zei: loop naar de pomp,
met je kop, hals en romp,
ík bouw ‘m gewóón in een bochie!
vrijdag 11 maart 2016
Ik laat me niet gek maken
Uit de serie: Geen Kunst
Laat u rondleiden door beeldentuin De Wereld door de gids
Je komt het tegen, op je pad. Het ís geen kunst, maar zou dat zomaar wél kunnen zijn. Het is maar net hoe je er naar kijkt. En of je het wilt zien. De wereld een beeldentuin.
donderdag 10 maart 2016
Skeer
Zijn
oudste zoon was nog niet thuis, hij had zijn jas nog aan, of hij toeterde al
een verongelijkte klaagzang de huiskamer in, over het onrecht dat hem nu weer
was overkomen en aangedaan, op school.
Over de werkweek, ging het.
Aan het eind van dit schooljaar ging zijn oudste zoon op werkweek. Naar Spanje. Om daar een week lang te surfen, te chillen, in de zon en het zand te relaxen en wat al niet meer. Geen reden tot klagen, zou je denken. Maar wel dus, want vandaag had hij te horen gekregen dat hij in een tent moest slapen. Een tent! Tss!
Héél even voelde de man met hem mee, omdat hij ook héél even in de veronderstelling was dat zijn zoon dan blijkbaar als énige in een tent moest slapen, als hij daar zo boos over deed, terwijl de rest in luxueuze meersterren bungalows terecht kon. Net één bed te weinig, en natuurlijk moest uitgerekend zijn zoon dan in een tent. Lullig inderdaad.
Maar zo zat het natuurlijk niet. Iederéén lag gewoon in een tent. Duh!
Belachelijk vond zijn zoon dat. En stom. En skeer. Een luxe hotel, dat was toch wel het minste geweest, vond hij oprecht. Oprecht hè?
De man vroeg zich af hoe het in hemelsnaam zover had kunnen komen en probeerde zijn opvoeding in de laatste fase dan nog wat bij te sturen door zijn oudste zoon er verontwaardigd op te wijzen dat hij, de man, in zíjn tijd, hooguit een dagje naar dierenpark Wassenaar ging, bij wijze van schooluitje. Potverdorie! Nog eens aan toe!
Zijn zoon hoorde hem hoogstwaarschijnlijk al niet meer want die was, met zijn telefoontje voor zijn hoofd, al onderweg naar de keuken, en de broodtrommel, om te kijken of er nog krentenbollen waren.
Zelf had de man zichzelf wel gehoord. Heel goed zelfs. En hij wist het hoor. Hij wíst het. Maar zo was de stand van zaken nou eenmaal zo’n beetje, tegenwoordig, tussen hem en zijn jongens. Het was niet anders. Het was de natuur.
Al was het ook jammer natuurlijk.
Over de werkweek, ging het.
Aan het eind van dit schooljaar ging zijn oudste zoon op werkweek. Naar Spanje. Om daar een week lang te surfen, te chillen, in de zon en het zand te relaxen en wat al niet meer. Geen reden tot klagen, zou je denken. Maar wel dus, want vandaag had hij te horen gekregen dat hij in een tent moest slapen. Een tent! Tss!
Héél even voelde de man met hem mee, omdat hij ook héél even in de veronderstelling was dat zijn zoon dan blijkbaar als énige in een tent moest slapen, als hij daar zo boos over deed, terwijl de rest in luxueuze meersterren bungalows terecht kon. Net één bed te weinig, en natuurlijk moest uitgerekend zijn zoon dan in een tent. Lullig inderdaad.
Maar zo zat het natuurlijk niet. Iederéén lag gewoon in een tent. Duh!
Belachelijk vond zijn zoon dat. En stom. En skeer. Een luxe hotel, dat was toch wel het minste geweest, vond hij oprecht. Oprecht hè?
De man vroeg zich af hoe het in hemelsnaam zover had kunnen komen en probeerde zijn opvoeding in de laatste fase dan nog wat bij te sturen door zijn oudste zoon er verontwaardigd op te wijzen dat hij, de man, in zíjn tijd, hooguit een dagje naar dierenpark Wassenaar ging, bij wijze van schooluitje. Potverdorie! Nog eens aan toe!
Zijn zoon hoorde hem hoogstwaarschijnlijk al niet meer want die was, met zijn telefoontje voor zijn hoofd, al onderweg naar de keuken, en de broodtrommel, om te kijken of er nog krentenbollen waren.
Zelf had de man zichzelf wel gehoord. Heel goed zelfs. En hij wist het hoor. Hij wíst het. Maar zo was de stand van zaken nou eenmaal zo’n beetje, tegenwoordig, tussen hem en zijn jongens. Het was niet anders. Het was de natuur.
Al was het ook jammer natuurlijk.
woensdag 9 maart 2016
maandag 7 maart 2016
's Werelds loon
Nu overal in zijn huis de vloerbedekking lag, en ieder kamertje tot in alle hoeken in gebruik was genomen, had de man eigenlijk nergens nog voldoende ruimte om de laatste klussen te doen. Zoals nog wat plinten en aanverwanten schilderen, bijvoorbeeld. Uit arren moede had hij de boel in de huiskamer dan maar aan de kant geschoven, oude kranten over de vloer uitgespreid en daar de schragen uitgeklapt. Het moest gebeuren, tenslotte.
Uiteindelijk pakte het niet zo slecht uit trouwens, hij kon er een lekker muziekje bij opzetten, op volle kracht, en van buitenaf gezien zag het er nog reuze geïnspireerd en actief uit ook. De zon scheen door de ramen naar binnen, de man kreeg er gewoon nog een goed humeurtje van ook. Gratis en voor niks.
Oh, kijk.. daar zag hij zijn oudste zoon thuiskomen, voor wiens kamertje de plinten en aanverwanten bedoeld waren. Dat zou zijn zoon wel weten te waarderen, dacht de man tevreden, dat er, na een klein dipje, weer beweging in zat, in de afwerking van zijn kamertje. En waardering, de man zou het niet ontkennen, was precies wat hij nodig had, zo af en toe. Net als iedereen, natuurlijk.
Jammer genoeg had zijn oudste zoon daar vandaag in elk geval geen boodschap aan. Wát een giftige dampen, luchtte hij zonder verdere begroeting meteen maar zijn hart. Zíjn hart was geen moordkuil, dat was duidelijk.
En nog voor de man hem er beteuterd op kon wijzen dat het dus wel zíjn plinten waren, was zijn zoon al onderweg naar de keuken, en de broodtrommel. Om te kijken of er nog krentenbollen waren.
Maar die waren er niet, wist de man al.
Dus dat zou ook wel niet goed zijn.
zaterdag 5 maart 2016
Onder de mensen
Ruim
op tijd voor de trein naar huis, kwam ik op het perron een voetbalsupporter
tegen, in vol rood wit ornaat. Dat komt wel eens vaker voor, ik ben er alleen
nooit zo blij mee, eerlijk gezegd. Dit was er dan maar één, maar toch.. als er
één is, zijn er meestal nog wel meer ook en het zijn nou niet bepaald mijn
favoriete medereizigers, in het algemeen gesproken. Ik wil niet al te intellectueel
overkomen want dat is levensgevaarlijk deze dagen, maar van volwassen mannen
die zich vrijwillig uitdossen met lange lelijke sjaals met grote letters en
debiele petjes of rare hoofddeksels in schreeuwende hoempapakleuren, die met
geheven bierblikjes hossend en zwalkend in ongearticuleerd groepsgezang
uitbarsten, heb ik nou eenmaal nooit zulke hoge verwachtingen. Een vooroordeel,
ongetwijfeld. En het mág ook wel van mij, dat wel, natúúrlijk.. vrijheid
blijheid, zeker, wat u zegt.. maar ik hoef er niet per se mee in een trein te
zitten.
Ik hoef er trouwens ook niet per se een gesprek mee te voeren. Jammer genoeg dacht deze voetbalsupporter daar blijkbaar anders over. Ik liep recht in zijn armen, er was geen ontkomen aan. Ik probeerde het nog wel, door met een vriendelijk glimlachend boogje toch zéér afstandelijk om hem heen te meanderen, maar de voetbalsupporter was zijn praatje al begonnen en liep gemoedelijk kletsend gewoon achter mij aan, een voor het aanwezig publiek waarschijnlijk koddige situatie die echter vrij snel gênant begon aan te voelen. Het perron ontvluchten en een volgende trein nemen vond ik ook weer zoiets.. Nee, er bleef mij geen andere keuze dan maar zo goed en zo kwaad als het ging een beleefd eindje met de supporter op te kletsen, tot de trein kwam. Al weet of begrijp ik niets van voetbal.
En ach, dacht ik na een tijdje, uiteindelijk viel het ook wel weer mee. Goed, de supporter praatte een beetje moeizaam vanwege de bierlucht die hij verspreidde, en hij hád inderdaad een lelijk petje diep over zijn waterige ogen getrokken, zodat zijn haar vanachter raar omhoog stond, het petje in, en boven het bandje, door het gat dat daar zit er weer uit, met een vreemde horizontale scheiding op een merkwaardige plaats, maar dat zag je bijna niet door de wanstaltige sjaal die driedubbel om zijn nek zat gewikkeld, en verder was hij eigenlijk niet onvriendelijk. Hij babbelde goedmoedig over zijn lettergrepen struikelend door over de wedstrijd en de goals, de kansen en de verwachtingen voor de volgende week.
En omdat ik nou eenmaal toch in het schuitje zat stelde ik af en toe een belangstellend bedoelde vraag, om het gesprek dan ook maar op gang te houden. Ach ja, dacht ik, al milder.. Ach ja.. Wat kon het ook voor kwaad een praatje te maken met je medemens. Ik begon al bijna iets minder op te zien tegen wat hoe langer het praatje duurde steeds onvermijdelijker werd: een gezamenlijke treinreis. Samen knie aan knie in een bankje tot op zijn minst het eerstvolgende station. Dat moest dan maar, dacht ik zelfs al bijna, wat maakte het uit. Ik moest het maar zien als een journalistiek antropologisch avontuur, sprak ik mezelf bemoedigend toe. Je wist maar nooit wat je allemaal nog meemaakte.
Tot de supporter halverwege zijn zin een pauze inlaste om zijn wijsvinger tot aan het derde kootje in zijn vochtige neusgat heen en weer te draaien, op zoek naar Joost mag weten wat.
Toen had ik het wel weer gehad met het avontuur, de antropologie, en de menslievendheid.
Maar ja, hoe kwam ik er nu weer vanaf?
Dit stukje verscheen al eerder op dit weblog. In bovenstaande, gewijzigde, vorm las ik het deze week voor op de lokale radio.
Ik hoef er trouwens ook niet per se een gesprek mee te voeren. Jammer genoeg dacht deze voetbalsupporter daar blijkbaar anders over. Ik liep recht in zijn armen, er was geen ontkomen aan. Ik probeerde het nog wel, door met een vriendelijk glimlachend boogje toch zéér afstandelijk om hem heen te meanderen, maar de voetbalsupporter was zijn praatje al begonnen en liep gemoedelijk kletsend gewoon achter mij aan, een voor het aanwezig publiek waarschijnlijk koddige situatie die echter vrij snel gênant begon aan te voelen. Het perron ontvluchten en een volgende trein nemen vond ik ook weer zoiets.. Nee, er bleef mij geen andere keuze dan maar zo goed en zo kwaad als het ging een beleefd eindje met de supporter op te kletsen, tot de trein kwam. Al weet of begrijp ik niets van voetbal.
En ach, dacht ik na een tijdje, uiteindelijk viel het ook wel weer mee. Goed, de supporter praatte een beetje moeizaam vanwege de bierlucht die hij verspreidde, en hij hád inderdaad een lelijk petje diep over zijn waterige ogen getrokken, zodat zijn haar vanachter raar omhoog stond, het petje in, en boven het bandje, door het gat dat daar zit er weer uit, met een vreemde horizontale scheiding op een merkwaardige plaats, maar dat zag je bijna niet door de wanstaltige sjaal die driedubbel om zijn nek zat gewikkeld, en verder was hij eigenlijk niet onvriendelijk. Hij babbelde goedmoedig over zijn lettergrepen struikelend door over de wedstrijd en de goals, de kansen en de verwachtingen voor de volgende week.
En omdat ik nou eenmaal toch in het schuitje zat stelde ik af en toe een belangstellend bedoelde vraag, om het gesprek dan ook maar op gang te houden. Ach ja, dacht ik, al milder.. Ach ja.. Wat kon het ook voor kwaad een praatje te maken met je medemens. Ik begon al bijna iets minder op te zien tegen wat hoe langer het praatje duurde steeds onvermijdelijker werd: een gezamenlijke treinreis. Samen knie aan knie in een bankje tot op zijn minst het eerstvolgende station. Dat moest dan maar, dacht ik zelfs al bijna, wat maakte het uit. Ik moest het maar zien als een journalistiek antropologisch avontuur, sprak ik mezelf bemoedigend toe. Je wist maar nooit wat je allemaal nog meemaakte.
Tot de supporter halverwege zijn zin een pauze inlaste om zijn wijsvinger tot aan het derde kootje in zijn vochtige neusgat heen en weer te draaien, op zoek naar Joost mag weten wat.
Toen had ik het wel weer gehad met het avontuur, de antropologie, en de menslievendheid.
Maar ja, hoe kwam ik er nu weer vanaf?
Dit stukje verscheen al eerder op dit weblog. In bovenstaande, gewijzigde, vorm las ik het deze week voor op de lokale radio.
woensdag 2 maart 2016
Abusievelijk in Westhoek
Wandelend langs het noordelijk deel van het Nederlands Kustpad maken wij een limerick voor iedere plaats waar we door heen lopen. Iedere stad, ieder dorp of gehucht.. als het een naam heeft, krijgt het een limerick. Een wandellimerick, zoals wij ons zelf uitgevonden genre noemen. En alles kan daarbij een aanleiding zijn. Het landschap of een stadsgezicht, een ontmoeting of een praatje, een observatie, een uitzicht of een inzicht. Of de naam van de plaats zelf, zoals bij Westhoek het geval was. Want is het niet toevallig dat er in Utrecht een plaats ligt die Westbroek heet en onderdeel uitmaakt van gemeente De Bilt, terwijl hier in Friesland dus een plaats ligt die Westhoek heet en onderdeel uitmaakt van gemeente Het Bildt. Je zou je er toch ook van gaan vergissen.
Abusievelijk in Westhoek
een wandellimerick
Een dyslectische fan wilde, met handtekeningboek,
in Friesland bij zijn Utrechts idool op bezoek.
Aangebeld bij diens huis
bleek hij echter abuis
en werd opengedaan door Brenk Westhoek.
Abonneren op:
Posts (Atom)