Pagina's
maandag 19 mei 2025
Naar boven
Goed, wij moesten weer omhoog, de berg op. Op onze Franse fietsen. Het was de eerste dag van onze vakantie in Bretagne, we waren net aangekomen, na een lange, lange rit in de auto, in de schuur van het vakantiehuisje stonden fietsen en we hadden gedacht ons verblijf goed te beginnen met een ritje naar de verderop gelegen baai. Dat liep allemaal maar net goed af. Het waren Franse fietsen, met Franse remmen en het was een Franse helling van tien bochtige procenten naar beneden. Levensgevaarlijk, kortom, voor mensen van onze leeftijd. Maar voordat we dat hadden bedacht, waren we dus al beneden. En nu, nu onze eerste wandeling langs de Bretonse kust erop zat, nu moesten we weer omhoog.
Mijn vrouw besloot meteen al te gaan lopen, fiets aan de hand, maar ik wilde niet onderdoen voor mijn jongste zoon, de wielrenner, de hardloper, de triatleet, en stapte dapper op de fiets. Ik schakelde ratelend en krakend en onhandig slingerend naar wat ik dacht dat de laagste versnelling was, of het hoogste verzet of ik weet eigenlijk niet eens hoe dat dan heet, ging met mijn volle gewicht op de pedalen en daar ging ik. Het was het laatste, minst steile stukje van de afdaling geweest maar na amper honderd meter moest ik al zwaar hijgend afstappen voor een eerste pauze. Niet ver onder mij ploeterde mijn vrouw zich lopend een weg omhoog.
Vanaf een parkeerstrook aan de overkant werd ik onverstaanbaar toegeroepen door een local met een baard. Het zou kunnen dat hij mij aanmoedigde, het zou evengoed kunnen dat hij mij voor gek verklaarde, ik had geen idee, mijn Frans schoot ernstig tekort en ik riep dan maar in het Engels terug dat het downhill easier ging. Wat de local volgens goed Frans gebruik dan weer niet verstond, waarop hij mij schouderophalend waarschijnlijk alsnog voor gek verklaarde.
Verder ging het. Mijn snelheid met stapvoets omschrijven zou overdreven zijn, maar ik gaf niet op, ik moest en zou het halen. Waarom weet ik eigenlijk niet.
Daar kwam ik bij het steilste stuk, zwetend, rood aangelopen, hijgend als een karrepaard. Was het een hoek van vijfenveertig graden? Zou zomaar kunnen. In elk geval, na drie meter stond ik stil. Met al mijn kracht, met heel mijn gewicht duwde ik de fiets omhoog, maar hij stond stil. Ik stond stil. In wankel evenwicht. Ik moest afstappen. Dat ging ook weer onhandig, want zonder mijn tegenwerking wilde de fiets liever terug naar beneden, gehoorzaam aan de wetten der zwaartekracht.
Met een voorsprong van nauwelijks twintig meter op mijn nog altijd verstandig lopende vrouw zat er voor mij niets anders op dan het steilste stuk dan ook maar te lopen, de fiets voor mij uit duwend. Ik zal niet zeggen dat het als een nederlaag voelde, dit was gewoon te gek, maar toen het ook maar iets minder steil werd, het laatste stukje, stapte ik wel meteen weer op. Ja zeg! Fietsend bereikte ik de top. Dat wil zeggen, fietsend in de allerbreedste zin des woords.
Vanuit een tuin langs de weg werd ik opnieuw toegeroepen, deze keer door een local met een fles bier in de hand. Het was opnieuw onverstaanbaar, maar deze keer klonk het toch aanmoedigend, vond ik. Aanmoedigend genoeg om, bij gebrek aan adem voor een gevat antwoord in welke taal dan ook, mijn vuist in een solide overwinningsgebaar in de lucht te steken. Wat mij warempel nog een bescheiden maar dus slechts zeer ten dele verdiend gejuich opleverde.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Toch een applaus waard Jos.
BeantwoordenVerwijderen