Pagina's
donderdag 22 mei 2025
Chiens sans chaines sans gêne
Op vakantie in Bretagne loop ik langs het Sentier des Douaniers. Het Smokkelaarspad, in het Nederlands, en van de andere kant van de wet bezien. De GR34. Een lange wandelroute die zeer nauwkeurig de grillige kustlijn van Bretagne volgt, langs baaien, inhammen en stranden. Een avontuurlijke wandeling over meestal zeer smalle paadjes, rakelings langs rotswanden en metersdiepe kliffen. Het is een prachtige dag, ik heb een geweldig humeur, het is schitterend weer. En hoewel de GR34 bekend staat als een zeer populaire wandelroute, kom ik nauwelijks medewandelaars tegen, dat is ook niet slecht.
Ik zeg nauwelijks want als ik even door de knieën moet om mijn veters opnieuw te strikken, het is of de duvel er mee speelt, komt een gezelschap met maar liefst drie honden de hoek om. Uiteraard lopen de honden los want al staan er bordjes dat de hond aangelijnd moet zijn, ook in Frankrijk gelden die alleen voor mensen zonder hond, opdat die weten dat het eventueel is toegestaan zich aan loslopende honden te ergeren, mits in lijdzame stilte.
Daar zit ik dus, in geknielde houding, met twee honden die nogal intimiderend in mijn gezicht staan te blaffen. Het zijn van die vervaarlijke vechthonden, ook nog. Waren het wolven geweest, hadden ze nu met Europese wetgeving in de hand als probleemwolf afgeschoten kunnen worden. Maar ja, het waren honden. En die genieten nog steeds de strikt beschermde status van de heiligheid. Kijk maar hoe de eigenaar van de honden vertederd toekijkt hoe zijn schatjes mij lief bedreigen. Er blijkbaar vanuit gaat, zoals veel hondeneigenaren doen, dat ik zijn hondjes ook wel leuk zal vinden.
Maar ik vind het helemaal niet leuk. Geagiteerd spring ik op, met mijn armen in de hoogte, maar weet in het Frans zo gauw niets beters te verzinnen dan een zeer hartgrondig Je n’aime pas les chiens!, wat niet helemaal recht doet aan mijn ware gevoelens maar zulke dingen leerde je vroeger nou eenmaal niet, op de middelbare school. Het levert me ook niets anders op dan een onverminderd vrolijk bonjour van de heer des gezelschaps, al wenden de bijbehorende dames hun blikken eensgezind in kille, stilzwijgende verontwaardiging af.
Heel even loop ik nog in goed Nederlands na te briesen van hou je fucking kuthond vast, maar het is zinloos, het zal nooit veranderen. En de dag is te mooi om hem te laten verknoeien door mensen met honden.
Uit: Terug op het smokkelaarspad, gepubliceerd op De Vrije Wandeling, weblog van een wandelaar.
maandag 19 mei 2025
Naar boven
Goed, wij moesten weer omhoog, de berg op. Op onze Franse fietsen. Het was de eerste dag van onze vakantie in Bretagne, we waren net aangekomen, na een lange, lange rit in de auto, in de schuur van het vakantiehuisje stonden fietsen en we hadden gedacht ons verblijf goed te beginnen met een ritje naar de verderop gelegen baai. Dat liep allemaal maar net goed af. Het waren Franse fietsen, met Franse remmen en het was een Franse helling van tien bochtige procenten naar beneden. Levensgevaarlijk, kortom, voor mensen van onze leeftijd. Maar voordat we dat hadden bedacht, waren we dus al beneden. En nu, nu onze eerste wandeling langs de Bretonse kust erop zat, nu moesten we weer omhoog.
Mijn vrouw besloot meteen al te gaan lopen, fiets aan de hand, maar ik wilde niet onderdoen voor mijn jongste zoon, de wielrenner, de hardloper, de triatleet, en stapte dapper op de fiets. Ik schakelde ratelend en krakend en onhandig slingerend naar wat ik dacht dat de laagste versnelling was, of het hoogste verzet of ik weet eigenlijk niet eens hoe dat dan heet, ging met mijn volle gewicht op de pedalen en daar ging ik. Het was het laatste, minst steile stukje van de afdaling geweest maar na amper honderd meter moest ik al zwaar hijgend afstappen voor een eerste pauze. Niet ver onder mij ploeterde mijn vrouw zich lopend een weg omhoog.
Vanaf een parkeerstrook aan de overkant werd ik onverstaanbaar toegeroepen door een local met een baard. Het zou kunnen dat hij mij aanmoedigde, het zou evengoed kunnen dat hij mij voor gek verklaarde, ik had geen idee, mijn Frans schoot ernstig tekort en ik riep dan maar in het Engels terug dat het downhill easier ging. Wat de local volgens goed Frans gebruik dan weer niet verstond, waarop hij mij schouderophalend waarschijnlijk alsnog voor gek verklaarde.
Verder ging het. Mijn snelheid met stapvoets omschrijven zou overdreven zijn, maar ik gaf niet op, ik moest en zou het halen. Waarom weet ik eigenlijk niet.
Daar kwam ik bij het steilste stuk, zwetend, rood aangelopen, hijgend als een karrepaard. Was het een hoek van vijfenveertig graden? Zou zomaar kunnen. In elk geval, na drie meter stond ik stil. Met al mijn kracht, met heel mijn gewicht duwde ik de fiets omhoog, maar hij stond stil. Ik stond stil. In wankel evenwicht. Ik moest afstappen. Dat ging ook weer onhandig, want zonder mijn tegenwerking wilde de fiets liever terug naar beneden, gehoorzaam aan de wetten der zwaartekracht.
Met een voorsprong van nauwelijks twintig meter op mijn nog altijd verstandig lopende vrouw zat er voor mij niets anders op dan het steilste stuk dan ook maar te lopen, de fiets voor mij uit duwend. Ik zal niet zeggen dat het als een nederlaag voelde, dit was gewoon te gek, maar toen het ook maar iets minder steil werd, het laatste stukje, stapte ik wel meteen weer op. Ja zeg! Fietsend bereikte ik de top. Dat wil zeggen, fietsend in de allerbreedste zin des woords.
Vanuit een tuin langs de weg werd ik opnieuw toegeroepen, deze keer door een local met een fles bier in de hand. Het was opnieuw onverstaanbaar, maar deze keer klonk het toch aanmoedigend, vond ik. Aanmoedigend genoeg om, bij gebrek aan adem voor een gevat antwoord in welke taal dan ook, mijn vuist in een solide overwinningsgebaar in de lucht te steken. Wat mij warempel nog een bescheiden maar dus slechts zeer ten dele verdiend gejuich opleverde.
woensdag 7 mei 2025
Op fietse
Er waren fietsen inbegrepen bij het gehuurde vakantiehuisje in Bretagne. We hadden net meer dan tien uur in de auto gezeten, met Liber-t en Flux Libre over de péage, het was eind van de middag, nog lang niet donker, de zon scheen.. we besloten de vakantie meteen te beginnen met een fietstochtje naar de baai verderop. Als beloning voor de lange reis.
De fietsen stonden in de garage. Het waren er drie. Het waren ouderwetse fietsen, zonder accu’s, maar met dérailleurs, en een mandje aan het stuur. Op één of andere manier kon je zien dat het Franse fietsen waren, maar wat maakte het uit, dat verhoogde alleen maar het vakantiegevoel. Daar gingen we, wat onwennig lawaaierig schakelend de straat uit, de hoek om, een vriendelijk heuveltje op. Geen vuiltje aan de lucht, de banden vol met wind, wie doet ons wat.
Na het vriendelijke heuveltje zette de afdaling in, de bochtige en zeer steile afdaling naar de baai. Daar hadden we naïef genoeg misschien niet helemaal op gerekend maar daar vlogen we al. Mijn eerste uitgelaten, jongensachtige gedachte was: whoooo, dat gaat lekker hard. Onmiddellijk gevolgd door de tweede, meer praktisch ingestelde typisch Hollands ontnuchterende gedachte: dit moeten we straks ook weer omhoog zien te fietsen. Waarna die twee razendsnel werden ingehaald door een peloton van ronduit oude-mannen-gedachten als: hoe lang duurt deze afdaling nog, als er maar geen auto aankomt; houden die remmetjes het wel; ik heb geen fietshelm op; ik knijp nu al uit alle macht in die remmen; als ik maar niet uit de bocht vlieg; wat slingert die fiets..
Eenmaal beneden zo goed als op zwaartekracht en luchtweerstand tot stilstand gekomen, constateerden we met trillende knieën en dus achteraf dat er inderdaad wel iets op de remmen viel aan te merken. Bij één van de fietsen hing er zelfs een kabeltje los. We konden onszelf wel voor de kop slaan dat we ons met zoveel achteloze overmoed op een paar gammele fietsen van een Franse berg hadden gestort. Hoe oud en volwassen waren we eigenlijk. Jezus! Dat had heel anders af kunnen lopen, bekenden we elkaar schuldbewust. Maar enfin, nu was het dus niet anders afgelopen, en dat zou je toch ook een goed begin kunnen noemen.
Abonneren op:
Posts (Atom)