Pagina's
donderdag 16 januari 2025
Rook vrij
Bij ons om de hoek staat een school. Een middelbare school. Voor verschillende vormen van vmbo. Niet een bijzonder grote school, geen leerfabriek voor honderden leerlingen, maar ook geen onbeduidend dorpsschooltje. Gewoon een school. Een verzameling lokalen, een gymzaal, een kantine en een hal, een schoolplein en een fietsenstalling voor de elektrische fietsen. En nog een flinke kas, een tuin en een weitje met wat dieren, want zo’n school is het. Met een groen profiel. En, zoals het hoort, het is een rookvrije school. Want, aldus het bordje, we zijn op weg naar een rookvrije generatie. Tenminste, dat beweren we. De praktijk is weerbarstiger, lezen we al in de kranten en horen we al in onrustbarende berichten her en der.
Hier is dat niet anders natuurlijk. Dus in pauzes en tussenuren trekt de jeugdige goegemeente al tiktokkend en duwend en trekkend luidruchtig de wijk in om daar naar hartelust te roken en te vapen. Want daar mag het wel. Blijkbaar.
Althans, dat denk ik, omdat onlangs van gemeentewege – de buurt zal geklaagd hebben over overlast - een bankje is geplaatst, op verwaarloosbare afstand van de school, ironisch genoeg pal naast maar wel met de rug naar het sportveld, waarop en om sindsdien zeer regelmatig een groot deel van het leerlingbestand zich nog even luidruchtig in zoete dampen hult. De school plaatste naast het bankje, als gebaar naar de buurt waarschijnlijk, nog een geïmproviseerde prullenbak waar de dames en heren scholieren hun drugsafval eventueel in kwijt zouden kunnen, als het hun belieft. Tot overmaat van tolerantie is er op de spitsuren dan nog voorzien in in gele hesjes gestoken toezichthouders, die dus namens de samenleving toezicht houden op alles behalve het rookgedrag van de nu nog minderjarige rookvrije generatie.
Tja.
Het is trouwens niet het onderwijzend personeel dat daar in gele hesjes de orde staat te bewaken. Dat staat namelijk aan de achterkant van het schoolgebouw in gezellige groepjes net buiten de hekken oldskool sigaretten te roken.
woensdag 8 januari 2025
Albert Camus
Omdat het eindelijk even niet regende, het zelfs een beetje licht leek te zijn geworden, in deze donkere dagen van dry january, kon ik de verleiding niet weerstaan om even een frisse neus te gaan halen op de tuin. Tussen al het zenuwachtig, onbetaald gestress dat ik dan werken noem door. Alleen maar even kijken. Alleen maar even het compostemmertje legen, alleen maar even wat nieuw vogelvoer verspreiden.
Bij aankomst vlogen er meteen luid schreeuwend een stuk of vier, vijf eksters op van mijn aards paradijs. De vetbollen, dacht ik nog, zullen wel alweer verdwenen zijn. En dat was ook zo, maar deze eksters hadden iets beters gevonden, zag ik al gauw, want daar lag een dooie rat, naast m’n paadje, tussen m’n nog armetierige, kale struikjes. Eergisteren zag ik er ook al één liggen trouwens, een stuk verderop, en nog maar nauwelijks herkenbaar. Maar nu dan één in mijn eigen tuin. Nog zeer herkenbaar. Erg lang lag ie er nog niet, al was ie al wel behoorlijk opengehakt. Al was er al wel het een en ander uit zijn bontjasje tevoorschijn getrokken, door zijn mededieren. Zijn ondanks alles lieve pootjes, handjes bijna, staken zacht, in een hulpeloos verweer omhoog. De staart, die hem zo onsmakelijk maakt, in een verstijfde maar sierlijke krul.
Twee ratten in een paar dagen. We hoeven natuurlijk niet meteen aan Albert Camus te denken, om maar eens literair uit de hoek te komen, maar het is wel een bewijs dat ze er dus zijn. Niet dat ik daar aan twijfelde. Waar sloten zijn, zijn ratten. En sloten genoeg tenslotte, op het boerenland. Maar ik dacht ook, toen er van de zomer op het complex wat reuring over een vermeende rattenplaag ontstond, dat er misschien wat werd overdreven. Dat werd er trouwens ook.
Maar goed, dan is nu de vraag: hoe komen die beesten dood? Het lijkt me niet dat die eksters dat voor elkaar hebben gekregen. Ze zijn er brutaal en koelbloedig genoeg voor waarschijnlijk, maar de rat mag ook niet onderschat. Roofvogels nemen hun prooi mee naar elders, denk ik. Nemen bovendien niet alleen maar het relatief bescheiden hapje dat er nu van de rat genomen is. Een kat? Zou kunnen. Er loopt een buurtkat rond op het complex, maar het was ook best een grote rat. En neemt zo’n kat die dooie rat dan niet mee, om hem thuis bij zijn baasjes als geschenk op de deurmat te leggen, zoals het een huiskat betaamt? En twee ratten in drie dagen?
Ik mag toch hopen dat mijn medetuinders niet met gif in de weer zijn geweest, maar ik houd mijn hart vast, er zijn erbij die nergens voor terug deinzen. Die kwistig in het rond gaan met de gifspuit om alles wat ze niet bevalt, alles wat ze niet besteld hebben drastisch uit te roeien. Die het de pis niet lauw maakt dat alles wat van die vergiftigde rat eet zelf hoogstwaarschijnlijk ook het loodje legt. Want het heet misschien wel rattengif, maar het is gewoon gif. En gif is gif. Dat weet nergens van.
Zelf deins ik er dan weer wel voor terug om een dooie rat op te rapen, als er van alles lillend uithangt. Dat dan ook weer wel. Met m’n grote mond.
maandag 6 januari 2025
Pad
Godver, ik heb dit weekend een pad vermoord. Het was op de tuin, dat spreekt. Het ging per ongeluk, dat spreekt ook. Ik probeer er een diervriendelijke tuin op na te houden. Ik spit niet en ik spuit niet. Ik laat inheemse bloemen en planten, die anderen soms als onkruid bestempelen, gewoon staan, gewoon bloeien. Plant struiken die hagen moeten worden en boompjes die bomen moeten worden. Een vijver, een insectenhotel en vogelhuisjes. En rommelige hoekjes waar je kijkt. En dan dit. Een dode pad, door mijn toedoen. Daar ligt ie, op zijn rug. Op mijn handschoen. Doodstil. De zachte, gespikkelde buik omhoog, de korte armpjes en de lange benen gevangen in een stille laatste sprong. Op het eerste oog ongeschonden, bij nadere beschouwing heb ik ‘m waarschijnlijk toch net op z’n kop geraakt, met m’n schop, of spit of spade, of hoe zo’n graafding ook heet. Want dat was ik aan het doen, graven. Een groot en diep gat om een flinke bessenstruik, die in de achtertuin in ongenade was gevallen, een tweede kans te geven. Twee veel te grote graspollen, van een soort pampagras, die ik tot op heden had gedoogd maar waar ik verder niet dol op was, moesten er voor wijken. De schop moest er een paar keer flink voor de zompige grond in. Precies op de plek dus die de pad had uitgekozen voor de winterslaap. Waar ie nu nooit meer uit wakker zal worden. Ik heb m begraven, onder één van mijn boompjes, wat kon ik anders. Ik voel me ellendig, het arme beest. Dacht hier een diervriendelijke tuin te hebben gevonden.
Abonneren op:
Posts (Atom)