Pagina's

dinsdag 25 februari 2025

De vraag



We waren te eten uitgenodigd bij een jonge vriend, in zijn nieuwe huis, in zijn eerste huis. Wij kennen de jonge vriend al vanaf dat hij bij onze oudste zoon in groep vier zat, de zomer van onze verhuizing naar het platteland. Vanaf dat hij als jongetje met onze eigen jongetjes speelde. Dat ik met hem knutselwerkjes soldeerde en timmerde in mijn mannenschuurtje. En nog zo wat van die dingen. En sindsdien, mede via onze jongens, altijd is blijven plakken. Al met al gaat hij zo al een jaar of twintig mee. Je zou kunnen zeggen: zijn hele leven. Mooi is dat. Hartverwarmend. We namen de uitnodiging dus met liefde aan.
Als cadeau voor het nieuwe huis had ik lang geleden al bedacht dat we een kunstwerk van mijn hand mee zouden nemen. Klinkt verwaand, maar ik wist dat hij het graag wilde hebben. Zijn vader gaf ik jaren geleden, in ruil voor een fiets, een werk uit dezelfde serie, dat daar nog altijd boven de piano hangt, en regelmatig kreeg ik te horen hoe cool hij dat vond. Het gaat om tekeningen die ik maakte voor mijn afstuderen aan de kunstacademie. Meteen ook de laatste tekeningen die ik ooit gemaakt heb want na het eindexamen nam mijn leven een andere wending, gaf ik de beeldende kunst er meteen weer aan en verzeilde ik in het kindertheater. Waarover later misschien wel eens meer.
Die tekeningen maakte ik destijds, we hebben het over 1992/1993, met behulp van een door mijzelf ontworpen en gemaakte tekenmachine, een gegeven dat waarschijnlijk zeer heeft bijgedragen aan de coolheid ervan. Overigens werd ik door één van de examinerende docenten achter mijn rug vilein en hardvochtig van plagiaat beschuldigd, iets dat mij na al die jaren nog altijd als een scherp botje in het verkeerde keelgat steekt en waarvan ik me afvraag in hoeverre dit van invloed is geweest op mijn beslissing de beeldende kunst aan de wilgen te hangen, maar ook dit terzijde. De tekening, ingelijst en wel, en voorzien van een gelamineerd certificaat van echtheid, viel naar verwachting in goede aarde bij de jonge vriend.
Om zeker te zijn dat ik niet ergens in het archief met de restanten van mijn oeuvre nog een cooler exemplaar had dan degene die ik nu stond in te lijsten maar waarvan ik ook meende te weten dat het de laatste in mijn bezit was, had ik ‘s ochtends mijn mappen met eigen werk tevoorschijn gehaald. Voor het eerst in lange tijd. Veel zat er niet meer in wist ik al. Het meeste had ik na jaren bewaren in een aanval van grootscheepse opruimdrift als oud papier aan de vuilnisman meegegeven. Een paar dingen waren daar aan ontsnapt, om niet meer te achterhalen redenen waar ik nu dan toch dankbaar voor ben. Eén droge naald ets, vier linosnedes, waarvan twee in kleur, en twee litho’s in de nog volledige en hoopvolle oplage van vijf. Plus honderden liefdevolle herinneringen. En een plotseling opduikend groot gevoel van gemis. Waarom in vredesnaam had ik ooit al mijn werk weggedaan? Al mijn tekeningen, etsen, litho’s, droge naalden. Met hoeveel plezier en toewijding had ik die niet gemaakt? Een brandend verlangen laaide op. Waarom in vredesnaam had ik dat aan de wilgen gehangen? Ik kon het mezelf even niet meer uitleggen.
Maar goed, wat moet ik ermee.. Moet ik er iets mee.. Wil ik er iets mee..
En..
durf ik er iets mee..
Da’s ook nog maar de vraag.

woensdag 12 februari 2025

Mighty Joe


Een voordeel van Spotify is dat je, mits je een beetje avontuurlijk playlists aanklikt, af en toe eens iets nieuws hoort. Iets dat je nog niet eerder gehoord had. Nieuwe muziek, oude muziek, klassieke muziek. Afschuwelijke muziek ook, soms. In de categorie oude muziek viel afgelopen week het nummer Mighty Joe, van Shocking Blue. Shocking Blue kende ik wel, uiteraard, maar eigenlijk alleen van het roemruchte Venus en het al iets minder roemruchte Never Marry A Railroadman en, okay, Send Me A Postcard Darling. Verder ken ik Shocking Blue omdat het een Haagse band is, waarvan ik bovendien vagelijk het verhaal heb meegekregen dat het artistieke brein Robbie van Leeuwen bij ons in de Van Lumeystraat gewoond zou hebben, maar dat kan op zijn gunstigst alleen nog zo rond mijn geboorte geweest zijn en sowieso valt er voor mij weinig roem uit te peuren natuurlijk, dus dit geheel terzijde.
Mighty Joe dus. Ik kende het niet, had het nog nooit gehoord, maar het kwam me meteen bekend voor. Ja, zeker dat gitaarloopje, waar het nummer zo’n beetje op drijft, had ik eerder gehoord. En dat zou ook best eens kunnen want van het roemruchte Venus had de roemruchte Leo Blokhuis al eens vastgesteld dat dat in elk geval niet voor de volle honderd procent uit het artistieke brein van Robbie van Leeuwen kwam, om het zacht uit te drukken. Dus. Bekend gitaarloopje. Eerder gehoord. Maar waar?
Ik had geen idee. Ik speelde het nummer nog eens af, en nog eens, maar verder dan een verre echo in de krochten van mijn geheugen kwam ik niet. Ergerlijk. Zo ergerlijk zelfs dat ik het geval voorlegde aan mijn vrouw. Wat natuurlijk een kansloze missie is want dit zijn mannenzaken, las ik van de week al in de Volkskrant. Vrouwen hebben dit soort problemen niet. Voelen niet de drang om wijsneuzig triviale muzikale weetjes in het rond te strooien, zoals mannen. Aldus dus de Volkskrant, in een diepgravende reportage over het enorme succes van het spel Hitster. Mijn vrouw luisterde op mijn verzoek welwillend naar het intro van Mighty Joe, had ook geen idee en was het alweer vergeten. In tegenstelling tot mij. Ik móest het weten.
Een weeklang dreef het mij op het puntje van mijn tong tot waanzin. Tot het gisteren, op een andere playlist, nog een keer voorbij kwam. Want zo gaat dat met Spotify, als je een nummer twee of drie keer achter elkaar aanklikt haakt het zich vast in je algoritme, krijg je het telkens opnieuw in elke playlist aangeboden en jubelen ze aan het eind van het jaar dat er één nummer was waar je dit jaar geen genoeg van kreeg. Mighty Joe, van Shocking Blue.
Nu ik het nog eens hoorde, hoorde ik het meteen. The Price Of Love, van Bryan Ferry. En ja, ik weet dat dat een cover is, al zal ik er meteen bij toegeven dat ik dat in 1976 nog niet doorhad. Ik was zestien en geen voorloper, het zij me vergeven. Ik zocht het nummer op, op Spotify, waardoor het nu een kanshebber is voor een hoge positie in mijn wrapped 2025, en inderdaad.. vrij letterlijk. Net als het origineel van The Everly Brothers, dat ik er ook even bijhaalde. Twee druppels water. Het antwoord op de vraag wie het van wie had gejat leek me nogal voor de hand te liggen, maar voor de zekerheid sloeg ik Wikipedia er even op na, je weet het nooit tenslotte. The Everly Brothers brachten het uit in 1965. Shocking Blue bestond toen nog niet. Mighty Joe is van 1969. Zaak opgelost.
Het is totaal onbelangrijk, zeker afgezet tegen wat zich allemaal in de wereld van vandaag afspeelt, waar je ook kritische stukjes over zou kunnen schrijven, met scherpe meningen, maar ik ben er zeer tevreden mee, want zo werkt het mannenbrein. En ach, ik doe er niemand kwaad mee, dus laat mij maar.

PS
Wat dan wel weer jammer is, is dat ik vrijwel direct na het schrijven van dit triomfantelijke stukje nog eens terugblader op het net, op zoek naar het hoesje van de single, en dan op wikipedia moet lezen dat “het gitaarloopje in het intro gelijkenissen vertoont met het nummer The Price Of Love van The Everly Brothers”. Waarmee mijn stukje nog wijsneuziger en onbelangrijker is geworden dan het al was. Maar goed. Nu heb ik het al geschreven. En iets bloemrijker, al zeg ik het zelf.

donderdag 6 februari 2025

Hoop, dan toch maar


Bedrukt van een rugzak vol wereldnieuws en bange vragen fiets ik naar de tuin. Het is koud maar zonnig. Of, koud.. het is fris. Fris en zonnig. Lekker. Ik heb m’n fiets nog niet tegen het hekje geparkeerd of ik hoor al een specht lachen. Vanuit de verte krijgt ie antwoord. Twee lachende spechten, dat is alvast een goed begin. Daar, in de boom, vlakbij, daar zit ie. Een haarscherp silhouet, hakkend in de stam. De boom is nog kaal, de specht wordt nog niet aan het oog onttrokken. Een tijdje sta ik te kijken, tot ie wegvliegt, in golvende vlucht. Ik meen dat het een groene was. Twee eksters werken aan hun nest, een boom verderop. Voor eksters maken ze lieve geluidjes naar elkaar. Kirrend, bijna. Ganzen vliegen luidruchtig over. Een medetuinier roept me gedag, net als een scholekster. Een wulp wil niet achterblijven. In veel schijnbaar dode struikjes en boompjes zie ik voorzichtig de eerste knoppen zwellen. Het speenkruid draagt zelfs al de eerste twee bloemen, en verdomd, daar staan ook al gele krokusjes in bloei. Ik zie nieuwe blaadjes aan de aardbeiplantjes, bollen die hun groene vingers vooruit sturen. Twee pimpelmeesjes landen op de braam, hippen wat heen en weer en zolang ik stil blijf staan trekken ze zich niet veel van mij aan. Hun belangstelling lijkt gewekt door mijn vogelhuisjes en inderdaad, daar kruipt er één naar binnen voor een korte inspectie, waarvan ik hoop dat ie gunstig uit valt. Een roodborstje meldt zich. Zit daar op de rand van een van mijn bakken op en neer te wippen, op die ijle pootjes. Ziet dat ik ‘m zie, en ik zie dat hij dat ziet. Zo staan we een tijdje naar elkaar te kijken. In te schatten wat de ander gaat doen. Dan besluit ie dat ik geen gevaar oplever en hipt ie op de vers omgewoelde grond om te zien of er wat van z’n gading te halen valt. Zo sta ik daar, in mijn bescheiden paradijs, beschenen door een eerste voorjaarszonnetje, ondanks alles gelukzalig om me heen te kijken. En me voor te stellen hoe het straks zal zijn, als alles weer in het blad staat, als alles weer gaat uitbotten en bloeien. En ik hoop dat het waar is wat ik onlangs toevallig las, in het boek op mijn nachtkastje. Ik wil dat het waar is, wil niet geloven dat het niet waar is. Dat de zachte krachten zullen winnen, in ’t eind.


De zachte krachten zullen zeker winnen
in 't eind - dit hoor ik als een innig fluistren
in mij: zo 't zweeg zou alle licht verduistren
alle warmte zou verstarren van binnen.

De machten die de liefde nog omkluistren
zal zij, allengs voortschrijdend, overwinnen,
dan kan de grote zaligheid beginnen
die w'als onze harten aandachtig luistren

in alle tederheden ruisen horen
als in kleine schelpen de grote zee.
Liefde is de zin van 't leven der planeten,
en mense' en diere'. Er is niets wat kan storen
't stijgen tot haar. Dit is het zeekre weten:
naar volmaakte Liefde stijgt alles mee.

Een gedicht uit 1918 van Henriëtte Roland Holst.

(Nou moet u niet denken dat ik de verzamelde gedichten van Henriëtte Roland Holst op mijn nachtkastje heb liggen, ik heb niet eens echt een nachtkastje, nee, ik las de eerste regel in de bundel zeer korte verhalen van A L Snijders, die ik wel op mijn niet bestaande nachtkastje heb liggen. Ik vermoed als een citaat, A L Snijders houdt van citeren. Hield van citeren, moet ik zeggen want hij leeft helaas niet meer. Toen ik het las werd ik er door getroffen. Vandaar. De rest van het gedicht heb ik er bij moeten zoeken want zo erudiet als A L Snijders ben ik niet.)