Met een vriend deed ik een ritje op de mountainbike. Het was Pinksterweekend, we waren er een paar dagen op uit met z’n allen. Vrienden onder elkaar, kinderen, aanhang, kleinkinderen.. een heel gezelschap. Een jaarlijkse traditie die voor het eerst weer voluit gevierd kon worden. Het was zaterdagochtend, net na de koffie, het was lekker weer en er waren zojuist twee mountainbikes gehuurd. De vriend aasde op een ritje, maar de jongere garde, die daarvoor het meest in aanmerking kwam, lag nog op bed of moest nog ontbijten of gaf anderszins niet thuis. Waarop ik dan maar meldde dat ík wel een ritje met hem wilde maken. Een beetje tot mijn eigen verbazing want het is niet wat je noemt mijn ding, dat gejakker. Als wandelaar heb ik er zelfs wel eens een gepeperde mening over, over die luidruchtige roedels voortrazend, in strak en felgekleurd lycra verpakt testosteron. En nu stak ik mijn vinger op. Vreemd.
Ik was dan ook niet de enige die verbaasd was. Er viel een korte stilte over het terras van het zomerhuisje. Een vragende blik van mijn dochter, lichte spot meende ik erin te ontdekken. De vriend vroeg of ik het zeker wist, hij trok zijn wenkbrauwen er bij op. Mijn jongste zoon, allround sportman, begon zelfs schamper te lachen, ha ha ha, zijn vader op een mountainbike.. dat wilde hij wel eens zien. Kortom, vluchten kon niet meer. Quasi beledigd over zoveel nauwverholen onderschatting klom ik op de fiets en reed demonstratief mijn comfortzone uit, in het kielzog van mijn vriend.
Toen we na de eerste halve kilometer het comfortabel geasfalteerd fietspad verlieten om rechtsaf een smal en bochtig zandpaadje in te duiken, schrok ik even. Dit was nou ook weer niet helemaal mijn bedoeling geweest, ik had een wat gezapiger ritje voor ogen gehad, langs anwb paddestoelen en knooppuntborden. Nu reed ik verdorie op een mountainbikeparcours, en nog hard ook. Man!
Maar eigenlijk vond ik het wel leuk. Eigenlijk ging het best lekker. Moeiteloos nam ik hobbels en bochten, zwevend slingerde ik tussen de bomen door. Eén en al gratie en souplesse. Zie je wel, dacht ik, een tikkeltje triomfantelijk, zie je wel, een man is zo jong als hij zich voelt, al is het een cliché. En ik bedacht me dat ik dit vier jaar geleden, voor mijn grote operatie, nooit zo lang had volgehouden. Dat ik er toen om te beginnen al niet eens aan was begonnen. En moest je me nu eens zien!
Bij een klaphekje, waar we noodgedwongen even stil stonden, kregen we gezelschap van een achteropkomend drietal. Echte mountainbikers, in vol ornaat, met cijfers en letters op hun kleurige truitjes, strakke broekjes om de machtige dijen. Schoenen, helmen, bidons. Dat wij er níet uitzagen als echte mountainbikers, was hun eensluidend oordeel, na een korte blik op ons toeristisch burgermans-tenue van spijkerbroek, overhemd en wandelschoenen. Máár, liet één van de mannen er afsluitend op volgen voor ze weer verder fietsten, respect voor ons, want zíjn vader deed dit niet meer.
Ongelovig keek ik ze na. Pardon? Zijn váder? Zei hij dat nou? Wat was dit voor complilediging? Ik zag even mijn 89 jarige schoonvader voor me, krakkemikkig strompelend achter zijn rollator. Heel even maar. Toen realiseerde ik me dat de mountainbikers mannen van ergens in de dertig waren geweest. De leeftijd van mijn schoonzoon, met beginnend grijs op de slapen. En dat het wel eens zou kunnen kloppen, van die vader.
Tja.
Een man mag dan af en toe zo jong zijn als hij zich voelt.. uiteindelijk is hij natuurlijk toch ook wel gewoon zo oud als hij is.
Ik ben trots op u mijnheer van Venrooij! Dat gij het glooiende landschap per mountainbike heeft weten te trotseren en daarbij nog sjiek voor de dag heeft weten te komen. Diep respect.
BeantwoordenVerwijderenWaarvoor mijn hartelijke dank..
BeantwoordenVerwijderen