Pagina's

dinsdag 7 december 2021

Een routinegesprekje






Om de mantelzorg voor mijn hoogbejaarde schoonouders wat te vergemakkelijken waren er invalideparkeerkaarten voor hen aangevraagd, bij de gemeente. Zodat wie daarvoor de beurt had de auto bij de ingang van het ziekenhuis, de huisartsenpraktijk, het zwembad, de fysiotherapeut, het gemeentehuis.. op een invalidenparkeerplaats kon zetten. Zelf hebben mijn schoonouders, nog altijd tot hun eigen verontwaardiging maar ons aller opluchting, geen auto meer dus het moesten kaarten op naam worden. Niet op kenteken.
Natuurlijk en vanzelfsprekend worden die kaarten niet zomaar aan Jan en Alleman uitgedeeld, daar zou een controlegesprek aan voorafgaan. Met een onafhankelijk extern medisch bureau, dat van onze belastingcenten zou beoordelen of de situatie wel ernstig genoeg was om daar ons belastinggeld aan te besteden. Je kunt vrijwillig en zelfredzaam mantelzorgen wat je wilt, als eenvoudig burger die een beroep doet op een bestaande overheidsregeling ben je nou eenmaal een fraudeur tot het tegendeel uitputtend bewezen is. En omdat we in barre tijden leven zou dat gesprek via een videocall plaatshebben. Of we vanaf half drie maar klaar wilden zitten met een stabiele internetverbinding en alle ingevulde formulieren en id-kaarten bij de hand.
Dus daar zaten we, met een kopje thee en ieder een half mini-Brosreepje. Elke vijf minuten vroeg mijn schoonmoeder ongedurig opgeprikt wanneer de dokter nou kwam en ook mijn schoonvader had zijn nette jasje aangetrokken in de veronderstelling dat er een gestudeerd iemand op bezoek zou komen, al probeerde hij, toen hij het eenmaal doorhad, zo achteloos mogelijk net te doen alsof hij wel begrepen had dat het via de laptop zou gaan.
Even na drieën kwam er een vrouwenhoofd in beeld dat goedemiddag riep op een toon die ruimte liet voor de veronderstelling dat zij liever had gehad dat wij een half uur aan tafel naast de laptop op haar hadden gewacht. Nu moest er eerst zeer moeizaam uit een stoel worden opgestaan, een rollator gepakt en krakkemikkig naar de tafel gestommeld worden, en weer even moeizaam in een stoel neergezegen. Een strategie waarvan wij dachten dat die iedere discussie overbodig zou maken maar die dus als oneerbiedig werd opgevat. Mijn schoonmoeder vroeg paniekerig of zij er ook bij moest komen zitten maar het vrouwenhoofd schudde zich in digitale blokken uiteen en verordonneerde dat dát niet de bedoeling was. Dat het twee afzonderlijke dossiers waren. Twee afzonderlijke gesprekken ook. Dat mijn schoonmoeder maar even ergens anders moest wachten tot zij aan de beurt was. De toon was gezet.
En zaten mijn schoonvader en ik nog trouwhartig klaar voor een routinegesprekje over een duidelijke zaak, al snel bleek het een bars en langdurig politieverhoor, met ons in het verdachtenbankje. Hoe ver hij nog kon lopen, wilde het vrouwenhoofd wel eens weten, van mijn schoonvader. Hoeveel meter, exact? Hoe vaak hij dan wel epileptische aanvallen had? Hoeveel per maand, precies? Of hij wel per se begeleiding nodig had, als hij ergens werd afgezet? Of hij het niet alleen afkon? Of hij anders niet even tien minuutjes voor de deur op zijn rollator kon zitten wachten tot de auto elders was geparkeerd? Een wantrouwig salvo werd op mijn schoonvader afgevuurd. En waar die zich gedienstig verloor in breed uitwaaierende, zwalkende monologen die de gestelde vraag misschien wel als uitgangspunt hadden maar ook al gauw neigden naar een levensverhaal - mijn schoonvader is blij met elke gelegenheid zijn hart te kunnen luchten - werd hij ruw onderbroken met het gesnauwd bevel de vraag te beantwoorden. Hoeveel meter kon hij lopen? Hoeveel aanvallen had hij per maand?
Toen deze hardvochtige ondervraging ruim een half uur geduurd had, was de onafhankelijk medisch expert nog altijd niet op de toch voor de hand liggende gedachte gekomen dat zij wel eens in gesprek kon zijn met een 89 jarige man die het misschien niet allemaal meer even snel begreep. Die de goede woorden allicht niet allemaal meer meteen paraat had. Dat die schoonzoon er misschien ook niet helemaal voor niks naast zat.
Die schoonzoon zat trouwens vreselijk zijn best te doen zich niet met het gesprek te bemoeien, omdat hij zijn schoonvader in zijn waarde wilde laten maar vooral ook omdat hij niet van voorzeggen en voorgekookte antwoorden beschuldigd wilde worden, iets dat hem bij deze mevrouw niet onwaarschijnlijk leek. Zijn lichaamstaal, hij zag het zelf ook in het kleine schermpje van de videocall, was echter duidelijk genoeg en blijkbaar zag de mevrouw uiteindelijk ook dat hij op het punt stond haar aan haar haar door het scherm te trekken want plotseling, na een vruchteloze lijdensweg van 40 minuten, kreeg ik, de schoonzoon, het woord. Hoe ik de situatie zag.
Het erge is natuurlijk dat je dan beleefd moet blijven. Het erge is dan dat je, waar je schoonvader bij zit, hardop moet zeggen wat hij nog altijd niet wil horen. En dat je, als je je parkeerkaartjes wilt hebben, dus niet kunt zeggen wat een onsympathieke, niet empathische en onprofessionele domme trut je haar vindt.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten