Pagina's

donderdag 18 februari 2021

Een kniediep ravijn





Mijn vaste ochtendwandeling gaat door de sneeuw vandaag. Voor het eerst in jaren ligt er al twee dagen een dik pak, het vriest, er wordt straks geschaatst en iedereen is blij. En al hoeft het geen weken te duren voor mij, ben ik ook niet dol op het nostalgisch patriotterig Hollanders-onder-elkaar sfeertje dat er al snel omheen komt hangen, ik vind het eigenlijk ook wel mooi.
Nou zeg ik wel: er ligt een dik pak, maar dat verschilt nogal van plek tot plek. De wind heeft onbehoorlijk huisgehouden. Alleen bij ons in de straat al zijn er buren die de sneeuwschuiver en schop gewoon in het boetje hebben kunnen laten staan en toch een keurig schoon straatje voor de deur hebben liggen, terwijl anderen, een huis verderop, zich een weg door een kniehoog sneeuwduin moesten banen om nog een beetje als fatsoenlijk burger voor de dag te komen. Nee, eerlijk waren de lasten weer niet verdeeld. Dat was niet netjes van de wind. Al had zij in menige hoek, tegen tal van muurtjes en heggen ook verrassende, verbazingwekkende sculpturen geblazen, opgeworpen en uitgewaaid, met wonderlijke lijnen, onverklaarbare vormen en tedere contouren.
Eenmaal buiten de bebouwde kom werden de opgebouwde hoge verwachtingen dan weer niet waargemaakt. Hier leek het op het eerste oog maar nauwelijks gesneeuwd te hebben. Een zeer karig buitje, leek hier gevallen, dat de weilanden niet eens kon bedekken, het vruchtbaar zwart en groen stak er overal ruim doorheen. Tot bleek dat dit wat chagrijnige landschap werd doorsneden door hagelwitte sloten die tot de rand toe waren gevuld met sneeuw, alsof ook hier iemand met een reusachtige sneeuwschuiver en bezem zijn stoepje vrij had gemaakt, voor de vogels en de dieren des velds, en de sneeuw in de goot bij elkaar had geveegd.
De bebouwde kom verlaat ik op mijn vaste route langs een smal wandelpaadje dat zich tussen het hek om de atletiekbaan en de waterpartij rond de voorlopig laatste nieuwbouwwijk wurmt. Vanaf het bruggetje dat ernaartoe leidt zie ik dat dat paadje meer dan kniehoog is ondergesneeuwd, en in één moeite door zie ik dat daar een meneer staat, met een schop, die over de hele lengte van het paadje een dus kniediep ravijn heeft gegraven, net breed genoeg voor een wandelaar.
Ik ben misschien wel de eerste die van zijn welwillende service gebruik gaat maken en wil de meneer dus niet met een achteloze groet passeren. Ik complimenteer hem van harte met zijn goede werk en bedank hem vast bij voorbaat. De meneer lacht bescheiden en zegt er niet langer dan een uurtje mee bezig te zijn geweest. Hij knikt naar zijn schop en verklaart dat híj nog weet hoe hij daar mee om moet gaan. Ik weet niet zeker of hij hier alleen zijn vaardigheid bedoelt, maar dat laat ik voor de loop van het gesprek liever in het midden.
Als ik stel dat hij niet van de gemeente is omdat hij immers geen fluorescerend hesje draagt, beaamt hij dat gretig. Nee, als dat zo was, volgt hij licht smalend mijn spoor, dan hadden er roodwitte linten gehangen. Dan had er een hek op het bruggetje gestaan, en een bord. En dan waren er twee verkeersregelaars aan te pas gekomen.
En dan had u nu, meen ik zijn verhaal in stijl verder af te maken, dan had u nu uitgebreid uw derde rookpauze. Maar nee, daar wil de meneer niet aan. Ik rook niet, verklaart hij bokkig.

Dit bericht werd ook gepubliceerd op De Vrije Wandeling, weblog van een wandelaar

Geen opmerkingen:

Een reactie posten