Met
een buitengewoon opgeruimd humeur en nog lang niet moe loop ik door een bos
ergens in Friesland. Al maakt het verder niet uit waar het is. Na een halve dag
zonder noemenswaardige ontmoetingen, wat heel fijn kan zijn aan een flinke
wandeling, stappen er nu, een eindje voor mij, plotseling twee mannen uit de
berm. Een tikkeltje schichtig, is mijn indruk.
Het zijn twee nogal glimmende mannen, met kaalgeschoren, opgepoetste hoofden en
rooie oortjes. Ze dralen wat maar besluiten dan toch voor mij uit te gaan
lopen. Misschien om een groet, of een confrontatie van dichterbij, waar ikzelf
eerlijk gezegd ook niet erg op gebrand ben, te vermijden.
Eén van hen draagt een rugzak maar ik houd ze niet voor wandelaars, daarvoor
lopen ze ook te langzaam. En te mooi. Een knalroze condoomverpakking, na het
aangenaam verpozen in de berm achtergelaten, bevestigt mijn vermoeden.
‘We hebben gezelschap gekregen’, hoor ik de mannen tegen elkaar kirren als ik
ze blijkbaar te dicht naar hun zin ben genaderd en ik erger me eraan dat ík me
nu gegeneerd moet voelen bij de situatie. Ik erger me er óók aan dat ik me
daarna volautomatisch afvraag of die ergernis wel past bij de tolerante
instelling die ik mijzelf toedicht. Maar ik besluit dat het wel kan. Dat het
weinig stijlvol gedrag is, en ergernis dus zeker op zijn plaats. En dat dat
verder nergens mee te maken heeft.
Ik heb geen zin om achter het tweetal te blijven hangen, en ik heb ook geen zin
om voor ze uit te lopen. Al ben ik dus nog lang niet moe, toch neem ik een
kwartier pauze. Om ze kwijt te raken. De mannen, en mijn ergernis.
Uit: Noblesse oblige, gepubliceerd op De Vrije Wandeling, weblog van een wandelaar.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten