Pagina's

donderdag 8 januari 2015

Kip, ik heb je!

Kippen zijn te dom om te vliegen, dacht ik altijd. Misschien wist ik het wel zeker ook. Maar nu blijkt dat kippen óók te dom zijn om dat zélf te weten. Dat ze niet kunnen vliegen dus, want kijk: er zit er één op het dak van buurvrouw.
Buurvrouw roept het ook, vanachter de schutting: “Hé, er zit een kip op mijn dak”.
“Wil je je veren nog terug?”, roept ze ook nog. Er klinkt enig sarcasme in door, maar ach, het is buurvrouw. Die klinkt al snel zo. En misschien verbeeld ik het me maar.
Blijkbaar was de kip over de schutting gefladderd, de tuin van buurvrouw in, om eens te kijken wat daar te beleven viel allicht. En geef haar eens ongelijk, de wereld is groter dan steeds maar dezelfde achtertuin. Had aan gene zijde echter kennisgemaakt met de hond van buurvrouw, die al een tijdje op zo’n kans had zitten hopen, en in allerijl een goed heenkomen gezocht op het dichtstbijzijnde hoogste punt, het dak van buurvrouw. Met een hoop gekrakeel. Het gekrakeel waar buurvrouw en ik allebei op af waren gekomen, ieder aan onze eigen kant van de schutting.
Het is de kip van mijn oudste zoon. Die heeft kippen, sinds de zomer. Maar dat is een verhaal apart, daar hebben we nu geen tijd voor, want nu zit ie op het dak, die kip. Paniekerig om zich heen te kijken. Hoe kwam ze hier in hemelsnaam terecht? Zo hoog? En, erger nog, hoe kwam ze hier weer weg? Oh ja, vliegen natuurlijk! En hop, daar ging ze weer, de lucht in. De verkeerde kant op uiteraard, want zo gaat dat met kippen. Die beginnen gewoon te vliegen en dan zien ze achteraf wel waar het heengegaan is. Fladderend en kakelend verdwijnt het beest uit het zicht, ergens achter de bomen en de struiken, aan de andere kant van de sloot. Of misschien wel erin, wie zal het zeggen. In elk geval blijft het daarna onheilspellend stil. Op het verontwaardigd gepoekel na van de twee achterblijvers, die het er dus niet mee eens zijn.
“Heb je ze niet gekortwiekt?”, roept de stem van de buurvrouw een op dit moment nogal irritante vraag over de schutting, waar ik voor de lieve vrede en mijn eigen gemoedsrust maar niet op in ga.
Verdorie, dit komt me wel heel slecht uit. Ik sta net in mijn kluskleren een emmer muurverf open te trekken om de keuken opnieuw te schilderen. Overal liggen ouwe kranten uitgespreid, ik bruis van de positieve werklust, ik wil dit klusje vandaag afhebben.. kan ik nu opeens weer achter die kip aan zeker, de rest van de ochtend. In een tot de rand toe volgeregende boot, ook nog.
Ik besluit van niet.
Dat beest komt vanzelf wel terug als het honger krijgt, zo werkt dat immers bij huisdieren. De liefde gaat uitsluitend door de maag. Goed, het kost nog even wat moeite om die andere twee kippen voor de zekerheid toch maar in de ren op te sluiten, maar dan kan ik aan het werk.
Al besluit ik ook om mijn oudste zoon het gebeurde vast te sms’en, zodat hij zich kan voorbereiden.
En je zult het altijd zien, normaalgesproken kun je ze sms’en, bellen, appen of inspreken tot je beltegoed een ons weegt zonder dat je enig teken van leven hoeft te verwachten, nu ontwikkelt zich onmiddellijk een zeer levendige en vanwege al dat priegelige tikken nogal tijdrovende discussie over de vraag of hij nu maar niet beter metéén naar huis kan komen. Omdat hij toch alleen nog maar engels en economie heeft. Niet echt belangrijk dus.
En zo moeilijk als hij normaalgesproken tot het ondernemen van enige noodzakelijke actie is te porren, nu staat hij geheel op eigen initiatief toch echt binnen een kwartier op de stoep, met een verhitte kop van het harde fietsen, om in zijn pauze te doen wat een man moet doen. Heeft hij zelfs binnen vijf minuten de volgeregende boot gehoosd, een karweitje waar anders minstens drie weken zuchten en strijd aan voorafgaat, áls ik er al over dúrf te beginnen, en is hij voor ik het goed en wel in de gaten heb vertrokken, in de richting waarin ik zijn kip heb zien verdwijnen. Ik roep hem nog na dat hij een dekentje mee moet nemen, om eventueel over de kip heen te gooien, en hij roept ja, maar vaart gewoon door. Hij heeft geen tijd te verliezen.
Ik trouwens ook niet meer, bedenk ik dan maar, en trek mij terug op mijn oude kranten, en mijn keukentrap. Al kan ik het ook niet laten, uiteraard, daar ben je huisvader voor, om af en toe even de tuin in te lopen, om poolshoogte te nemen. Zeker naarmate de tijd dat hij weer op school moet zijn begint te naderen.
Nee, of ik het voorgenomen klusje ook inderdaad volgens plan vandaag af ga krijgen, is zeer de vraag. Mopper ik in mijzelf. Verdorie.
Maar net als ik voor de zoveelste keer het trapje afdaal en de kwast neerleg, een tikkeltje kribbig inmiddels, staat hij voor de deur: rood aangelopen, bezweet en met ontbloot bovenlijf, een buitengewoon laconieke kip zorgzaam in zijn t-shirt gewikkeld, fonkelende jongensogen en een opgeluchte jubelgrijns van oor tot oor. En die aanblik, dames en heren, is goud waard. Je zou er verdorie toch elke dag een kip voor over de schutting gooien.

2 opmerkingen:

  1. Prachtverhaal!
    Mijn werk heb ik laten liggen om bij jou te lezen en reageren.

    Ik kom nog eens over de digitale schutting kijken.

    Vrolijke groet,

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. Voel je welkom, dank voor je bezoek. Maar nu weer aan het werk!

      Verwijderen