Een etappe van het Hollands Kustpad, van Petten naar Oudesluis, gelopen op zondag 5 oktober 2014
Aan het begin van de wandeling gunnen we ons eigenlijk de tijd niet om heel even te kijken hoe het inmiddels opschiet, met het nieuwe land. Voor de Hondsbossche Zeewering immers, wordt deze dagen ruim tweehonderd meter blanke top der duinen en strand aan het vaderland toegevoegd. Bij de vorige etappe stonden we daar al met ontzag naar te kijken, naar de vanzelfsprekendheid van het gebeuren, en de voortvarendheid waarmee te werk wordt gegaan. Met hoeveel schijnbaar gemak er ook inderdaad een heel nieuw stuk land uit de zee opwelt, dat er dan meteen ook maar bij ligt of het altijd zo geweest is. En evengoed trekt het ook vandaag, het spektakel. Er wordt tenslotte geschiedenis geschreven, hier en nu, vaderlandse geschiedenis nog wel. We besluiten daarom aan het eind van de dag, wanneer we de auto op komen halen, nog even poolshoogte te nemen. Met een beetje geluk zien we dan ook meteen de zeehonden, die onlangs hun onverwachte intrek schijnen te hebben genomen, aan de nieuwe kustlijn. Nu slaan we, als we de dijk bij Petten beklimmen, om te beginnen rechtsaf, en voor ons ligt dan nog het stuk Hondsbossche Zeewering zoals die eens bedoeld was. In zijn eentje tegen de zee. Misschien is het wel voor het laatst dat we hem zo zien. Een piepklein historisch moment.
Richting St Maartenszee lopen we de Pettemer duinen in. Zanderige heuvels, grillig voorzien hier en daar van donkere samenscholingen van dennen, eensgezind kromgetrokken, weggedoken haast, in gesloten formaties, zo onopvallend mogelijk meeglooiend met het landschap en huiverend bescherming zoekend bij elkaar. Tegen weer en wind allicht, maar misschien ook wel tegen iets anders. Ze geven de duinen bij Petten iets geheimzinnigs in elk geval, met net boven de horizon ook nog de glanzende koepel en de schoorsteen van de kerncentrale. En wat doet dat vreemde blauw-witte en geblindeerde torentje daar eigenlijk? Met dat trappetje naar boven, die antenne en dat rode zwaailicht op het dak? En wat loopt daar voor griezelig gitzwart monster over het pad? Wat staat daar met zijn staart dreigend omhoog, in de aanvalshouding? Het lijkt wel een schorpioen, als je het ons vraagt. Nou goed, wel een heel kleintje dan, met zijn hooguit tweeëneenhalve centimeter. Toch houden we onze vingers voor de zekerheid zoveel mogelijk thuis als we het beest leuk boos proberen te krijgen, voor de foto. Niet helemaal ten onrechte blijkt later op internet, al is het niet de intimiderende staart waar we voor op hadden hoeven passen. Hij bijt gewoon van voren en nog onaardig bovendien, naar verluidt. Een schorpioen is het ook niet trouwens. We maken kennis met de stinkende kortschildkever. Die zijn naam dankt aan zijn blijkbaar korte dekschilden, en de niet lekker ruikende vloeistof die hij afscheidt wanneer hij zich bedreigd voelt. Nog bedreigder dan door ons.
Bij St Maartenszee draaien we het strand op en dat komt mooi uit, want daar hebben we vandaag allebei net zin in en het weer is er prima geschikt voor, hoewel dat bij het strand voor iedere weersoort geldt natuurlijk. Op het terras van de laatste strandtent van het seizoen is de voertaal Duits, de buren vieren de Dag van de Eenheid en dat doen ze blijkbaar het liefst in het buitenland, we zullen ze meer tegenkomen vandaag. Alleen aan het tafeltje achter ons wordt algemeen beschaafd Hollands gebezigd. Je moet niet zo zeuren, snauwt een keurige grijzende man zijn keurige grijzende vrouw af. Op bekakte toon, dat wel. Jij zit altijd zo te zéuren, komt er nog bestraffend achteraan. Waarna de echtelijke conversatie zonder overgang weer gemoedelijk langs ditjes en datjes door meandert. Zo kan het dus ook.
Op het strand wordt ondertussen een ingewikkeld ogend spel gespeeld. Er komen allerlei verschillende houtjes en blokjes aan te pas waarmee gegooid moet worden naar weer andere stokken, die juist in het zand gestoken staan, maar die waarschijnlijk om moeten vallen. We doen ons best, vanachter onze koffie, maar voor we erachter zijn hoe het werkt, is het spel afgelopen.
Langs onze goede vriend de zee lopen we naar Callantsoog. De hemel staat er strakblauw boven en heeft pittoreske witte wolkjes aangetrokken om er nog mooier uit te zien. Van ons beider geboortestad Den Haag is dat wat we alletwee nog wel eens missen: de zee op tien minuten afstand. Wel is het een geruststellende gedachte dat ze altijd op ons blijft wachten, omdat wij altijd terug zullen blijven komen.
Even buiten Callantsoog, we lopen weer landinwaarts inmiddels en zijn het spoor even bijster, treffen we een scharrig, uitgemergeld katje dat zonder al te veel hoop wat om ons heen draait. Het beest lijkt bij een halfslachtig in het bos weggestopte caravan te horen, die er al net zo scharrig en uitgemergeld uitziet. Misschien nog wel erger. De burgerplicht gebiedt ons nu misschien daar eens poolshoogte te nemen, maar daar voelen we toch weinig voor. Het is bepaald geen verlaten bospaadje en we zijn in Callantsoog, dus we doen als de Callantsogers, besluiten wij. Ons latente schuldgevoel kopen we af met een boterham met worst, waar het dier zich uitgehongerd op stort, terwijl wij ons, fraai is het niet, uit de voeten maken.
Richting ’t Zand lopen we over de Zijperdijk, met uitzicht over de Zijpepolder, één van de oudste polders van ons land. In elk geval was het in 1597 de grootste polder die in één keer bedijkt werd, een succesverhaal dat indertijd de weg vrijmaakte voor misschien bekendere polders als de Schermer en de Beemster. Nu we er zo doorheen lopen is het maar moeilijk meer voor te stellen hoe de zee hier ooit de baas was. Links en rechts is het grasland wat we zien. En bollenland, bedekt met grijzig zand, stro of ondergelopen met water. Het is typisch Noordhollands landschap, denken wij. Rechttoe rechtaan, functioneel, sober. Mooi, ook.
In ’t Zand steken we via de vlotbrug het Noordhollands kanaal over om even verderop weer met de Zijperdijk Oudesluis binnen te lopen. Oudesluis, de eerste sluis in het destijds nieuwe gebied, vandaar de naam. Eens lagen hier schepen van de roemruchte VOC, om via het Marsdiep naar de rest van de wereld te varen. Tot nieuwere polders de weg naar de zee versperden. Nu ligt er nog een pittoresk maar piepklein sluisje, en een groene dijk middenin het groene land.
In café De Oude Herberg is volgens het bordje op de deur alleen toegang voor 50+, een criterium waar wij ruim aan kunnen voldoen, dus vol vertrouwen stappen wij binnen. Onze bestelling, twee maltbier (wij zijn 50+ en moeten nog rijden), stelt de barvrouw echter voor een probleem, want met al die verschillende soorten bier tegenwoordig heeft ze maar zeer beperkt ruimte in de koelkast, en nu Arie zo vreselijk ziek is geweest drinkt die ook alleen nog maar malt, dus ja, dan gaat het hard, en nu heeft ze nog maar één maltbiertje in huis. En hoewel wij het serieus als grap hadden bedoeld, kregen wij zonder morren één maltbier met twee glaasjes. Veel Haagser hadden we het niet kunnen wensen.
Eerdere etappes van het Hollands Kustpad zijn na te lezen op samenuitenthuis.wordpress.com
Meer wandelverslagen zijn te lezen op devrijewandeling.wordpress.com
Geen opmerkingen:
Een reactie posten