Pagina's
vrijdag 18 april 2025
Ten prooi
Er lag een meerkoet voor mijn huisje, op de tuin, voor de deur. Dood. De grote grijze poten stijf uitgestrekt. Het lijf was opengescheurd, er hing het een en ander uit. De kop lag verderop, een tikje verbaasd. Later vond ik nog een bloederig uitziend klompje vlees waarvan ik dacht dat het wel eens een hart kon zijn, of een orgaan. Ik ben niet per se dol op meerkoeten, dominante agressievelingen zijn het vaak, dictators van de sloot, maar dit vond ik overdreven. Niet leuk ook. Een rotgezicht.
Het beestje was duidelijk niet voor mijn huisje gaan liggen om rustig een natuurlijke dood te sterven, dat was op gewelddadige wijze, met enige wellust om het leven gebracht. De vraag was door wie. Ik meende pootafdrukken van een kat te zien, op mijn zwarte plastic tuinkist, dus dat zou het geweest kunnen zijn. Meerkoet scharrelt rond op de tuin, let even niet op en wordt gegrepen door de kat van het huis verderop. Katten zijn ook moordlustige kutbeesten, uiteindelijk.
Ik raapte de meerkoet bij elkaar in een emmer en legde hem verderop in de bosjes, waar de natuur er dan verder wel raad mee zou weten, het sterft hier van de eksters en de kauwtjes.
Een paar dagen later lag er een meerkoet voor de kas van de achterbuurman, zag ik. Ook dood. Twee meerkoeten dood in een paar dagen tijd. Dat vroeg om een ander scenario, dat ik meteen paraat had. Lagen er een tijdje geleden niet ook twee dode ratten in korte tijd? En heerste er niet een wat hysterische stemming over ratten op het complex? Zou het niet kunnen, speculeerde ik, dat er met rattengif gestrooid werd en dat deze meerkoeten daar ook van gegeten hadden?
Ik hield het voor mogelijk. Leer mij de mensen kennen. En het heet wel rattengif, maar het is natuurlijk gewoon gif. Gif is onverschillig. Het maakt het gif geen reet uit wie of wat er dood gaat, net zo min als degene die het rondstrooit.
Inmiddels was de achterbuurman ook op zijn tuin, zag ik. Zijn hond stond de dode meerkoet in zijn bek heen en weer te schudden. De achterbuurman besteedde daar geen aandacht aan, vreemd genoeg, dus, bezorgd om de gezondheid van zijn hond, deelde ik mijn theorie met hem. Maar nee, lachte de achterbuurman mijn zorgen weg, die meerkoeten had zijn hond gesloopt. Want die ving nog wel eens wat. Want een hond, vond hij, moest toch wel een beetje hond kunnen zijn.
Ik stond met mijn bek vol tanden. Ik viel ten prooi aan een redeloze maar ingehouden woede. Want de mensenhater in mij wilde onmiddellijk een beetje mensenhater kunnen zijn, maar de bescheten lafbek had natuurlijk weer de overhand. Dat de meerkoet misschien ook wel liever meerkoet was gebleven, stamelde ik, machteloos. Waar de achterbuurman dan weer hartelijk om kon lachen. En dat ik hoopte dat zijn hond dan toch in elk geval niet de hazen zou grijpen, die op het complex leefden. Mijn hazen, dacht ik erbij. Daar ging de achterbuurman verder niet op in. Hij hulde zich in omineuze stilte.
Vandaag zag ik ‘m inderdaad liggen, in de berm, bij de tuin van de achterbuurman. De haas. Er was niet veel meer van over. Ik kon wel janken.
donderdag 17 april 2025
Haas
Opeens stond ik oog in oog met een haas. Het was op de tuin. De haas huppelde nietsvermoedend door het hoge gras in de buurtuin, ik liep achter de braam langs mijn eigen tuin op en opeens zagen we elkaar. Ik zie wel vaker een haas op het complex, maar meestal heeft die mij al veel eerder gezien en maakt ie zich uit de voeten. Zie ik hem alleen uit de verte. Nu overvielen we elkaar.
We reageerden ongeveer hetzelfde, we stokten in onze beweging, we bleven zitten waar we zaten en verroerden ons niet. De blikken strak op elkaar. De haas zat op misschien zes meter afstand. Dichterbij dan ik ooit een haas had gezien. Dicht tegen de grond gedoken, de oren plat op het lijf deed hij net of hij een graspol was. Alleen het neusje bewoog nerveus. Ik had mij voor de gelegenheid als boom vermomd, of als een flinke struik, haalde alleen de hoognodige adem. Graag had ik mijn telefoon uit mijn binnenzak gehaald om een foto te maken, om dit moment vast te leggen, maar dan zou de haas er meteen vandoor gaan, met het moment, dus ik deed het niet. Ik legde het moment zonder foto vast, want dat kan ook*.
Zo keken we naar elkaar, de haas en ik, en probeerden hoogte van elkaar te krijgen. De haas overdacht zijn kansen, schatte in of er gevaar te duchten viel, van deze plotseling opduikende struik in een leren jas. Ik probeerde uit te stralen dat er van mij niets te vrezen viel. Dat ik hier effe wezen moest.
Na een tijdje leek de haas zich iets te ontspannen. Hij kwam wat omhoog, de oren gingen weer rechtop en zijn blik leek van angstig in onderzoekend te veranderen. Hij had voorzichtig de conclusie getrokken dat ik in vrede was gekomen en wilde nu wel eens weten wat dit voor vreemde struik was. Ik zag een nieuwsgierige blik. Ja, in mijn ogen was zijn blik zelfs vriendelijk geworden. Alsof we elkaar herkenden. Als vreedzame wezens. Als elkaars medeschepselen. Een warm geluksgevoel welde in mij op. In kortstondige harmonie met de wereld. De haas en ik. Het was een moment dat onmogelijk op een foto kon worden vastgelegd.
Hoe lang zal het geduurd hebben, een minuut, een eeuwigheid, ik weet het niet, de haas had genoeg gezien en hupte weer verder, verdween achter een hek, waarachter een tweede haas bleek te zitten, en met z’n tweeën dartelden ze ervandoor, de toekomst tegemoet. Doe maar voorzichtig, riep ik ze in stilte na. En kijk uit met oversteken. Want bij elke liefdeloos in het asfalt gereden haas voel ik een steek in mijn hart.
*De foto van de haas maakte ik vorig jaar al een keer, en heb ik er voor de gelegenheid bij gezocht. Dat u niet denkt dat ik hierboven zit te liegen, over momenten vastleggen zonder foto.
Lees meer korte berichten van de volkstuin op mijn gelijknamig blog
woensdag 9 april 2025
Samen delen
Bent u bekend met ons concept? Als je die vraag krijgt, weet je al waar het op uit draait. Shared dining. In het Engels natuurlijk want onze eigen taal valt allang niet meer binnen de categorie tradities waar we trots en zuinig op zijn. Shared dining. En inderdaad, de geheel hip in het zwart gestoken jongedame aan onze tafel legde geroutineerd uit dat de kaart bestond uit allemaal kleine gerechtjes, die we dan lekker met elkaar konden delen.
Je zou toch blij verrast zijn als je eens werd uitgelegd dat het concept eruit bestond dat ieder zijn eigen gerecht bestelde. Dat hen dat ook helemaal zelf op mocht eten, van hun eigen bord. Dat hen hooguit, bij wijze van romantisch gebaar, één hapje aan hun partner aanbood, over het tafeltje heen, om te proeven. Maar nee. Shared dining.
Dat de gerechtjes zelfs nog iets kleiner waren, voegde de jongedame er opgewekt aan toe, zodat er meer was om lekker met elkaar te delen. Het leek ons een wiskundig curiosum, om ook maar eens in het buitenlands voor de dag te komen, maar vooruit. Zes à zeven gerechtjes per ronde, was het advies, voor vier personen. Een snelle blik op de kaart leerde ons dat zes à zeven gerechtjes met nog vier drankjes al snel een bedrag opleverde dat je beslist óók graag lekker met elkaar wilde delen, laat staan met nog een tweede ronde erachteraan. Maar dat was van later zorg. Grootmoedig bestelden wij zeven gerechtjes.
Het eerste gerechtje dat moederziel alleen voor ons op tafel werd gezet, met het obligaat geniet er lekker van, stelde ons qua lekker met elkaar delen meteen voor een rekenkundig probleem, want hoewel we dus met z’n vieren waren, lagen daar nu drie gambaspiesjes op een schaaltje, op een soort warmhoudertje waar geen vuur in brandde, met aan ieder spiesje twee niet al te groot uitgevallen gamba’s. We wachtten het nog even af, misschien zouden de andere zes gerechtjes er zo worden bij gezet, of een gedeelte ervan, zodat er inderdaad meer zou zijn om lekker samen te delen, maar dat gebeurde niet. De jongedame had zich teruggetrokken achter de bar en had tenslotte ook het geniet er lekker van gesproken en dat betekende meestal dat er iets als voorlopig afgerond beschouwd kon worden. We stortten ons op de gamba’s, we hadden trek en ze zouden maar koud worden. Degenen die er van gegeten hebben kunnen bevestigen dat ze erg lekker waren.
Wat volgde, de rest van de avond, waren nog tien gerechtjes, verdeeld over twee rondes, die inderdaad allemaal ruim voldeden aan de omschrijving klein. Het lekker samen delen viel soms alleen op te lossen met een loting wie het gerechtje dan maar alleen op zou eten, maar het is waar, ook dat is een vorm van delen. Sociaal uitdagend bovendien.
Bij het afrekenen ten slotte pinden we een bedrag waarvan ik meestal de boodschappen voor de hele week voor het hele gezin betaal, maar ach, we hadden lekker gegeten, het was gezellig geweest, we hadden lekker genoten kortom, dus wat maakte het uit allemaal. Yolo, zoals dat heet. Of waarschijnlijk vroeger heette.
Toen we na een uurtje weer met z’n tweeën thuis op de bank zaten, vroeg mijn vrouw of ik ook een tosti wilde. Graag, zei ik, doe er maar twee, dan hebben we meer om lekker samen te delen.
Abonneren op:
Posts (Atom)