In de stoel rechts naast mij in het theater zat een mevrouw
onbedaarlijk te lachen. Telkens weer. Gierend boog ze voorover, zó leuk vond ze
het. Oh God! kreunde ze er soms, naar adem happend, nog tussendoor. Het had
bijna iets orgastisch, zo nu en dan. En het wás ook leuk. De voorstelling,
bedoel ik. Zeker. Ik vond het ook leuk. Ik moest ook lachen. Alleen niet zo
hard. Eigenlijk moest niemand in de zaal zó hard lachen als de mevrouw in de
stoel rechts naast mij. Misschien was het daar de voorstelling ook niet naar. Ik
dacht eerlijk gezegd van niet, geloof ik. Al was de mevrouw het daar vast niet
mee eens, want na afloop wendde ze zich in vertrouwen tot mij met de verbaasde
vaststelling dat er vanavond nou niet bepaald uitbundig was gelachen. Tja. Ik dacht
daar dus het mijne van, maar wilde haar dat nou ook weer niet meteen zo
betweterig onder de neus wrijven en stelde haar dan maar gerust met de gedachte
dat mensen natuurlijk ook plezier kunnen hebben zónder heel hard te lachen. En
dat het in elk geval niet aan háár had gelegen.
Het publiek in Amsterdam, verzekerde ze mij toen op besliste toon, was toch echt héél anders.
Gut, dacht ik, wat een merkwaardige mededeling. Wat wilde de mevrouw hier nou eigenlijk precies mee zeggen? vroeg ik mij af. Zou ze misschien een studie maken van de verschillende soorten publiek in Nederland? Reisde ze alle theaters af, op zoek naar overeenkomsten en verschillen tussen het publiek in Meppel, Zwolle, Leersum en Middelburg? En had ze nu net Amsterdam en Alkmaar gehad? Waardoor ze nu deze tussentijdse conclusie vast kon trekken? Waarschijnlijk niet. Hoogstwaarschijnlijk bestond er alleen Amsterdams publiek en niet-Amsterdams publiek. En het publiek in Amsterdam, zoveel was duidelijk, was het betere publiek. De mevrouw wilde laten doorschemeren dat ze nu weliswaar in een provinciaals theatertje in Alkmaar zat, maar dat ze het beter gewend was. Dat ze toch heus iemand van de wereld was! Dat ze namelijk regelmatig in Amsterdam kwam. Dat ze het Amsterdams publiek op haar duimpje kende. Dat zij zelf eigenlijk ook Amsterdams publiek was. Het betere publiek, dus. In tegenstelling tot de rest van de zaal.
Mij restte niets anders dan het hoofd buigen, in deemoedige schaamte.
Sorry, voor ons.
Het publiek in Amsterdam, verzekerde ze mij toen op besliste toon, was toch echt héél anders.
Gut, dacht ik, wat een merkwaardige mededeling. Wat wilde de mevrouw hier nou eigenlijk precies mee zeggen? vroeg ik mij af. Zou ze misschien een studie maken van de verschillende soorten publiek in Nederland? Reisde ze alle theaters af, op zoek naar overeenkomsten en verschillen tussen het publiek in Meppel, Zwolle, Leersum en Middelburg? En had ze nu net Amsterdam en Alkmaar gehad? Waardoor ze nu deze tussentijdse conclusie vast kon trekken? Waarschijnlijk niet. Hoogstwaarschijnlijk bestond er alleen Amsterdams publiek en niet-Amsterdams publiek. En het publiek in Amsterdam, zoveel was duidelijk, was het betere publiek. De mevrouw wilde laten doorschemeren dat ze nu weliswaar in een provinciaals theatertje in Alkmaar zat, maar dat ze het beter gewend was. Dat ze toch heus iemand van de wereld was! Dat ze namelijk regelmatig in Amsterdam kwam. Dat ze het Amsterdams publiek op haar duimpje kende. Dat zij zelf eigenlijk ook Amsterdams publiek was. Het betere publiek, dus. In tegenstelling tot de rest van de zaal.
Mij restte niets anders dan het hoofd buigen, in deemoedige schaamte.
Sorry, voor ons.
Schamen, ja, lijkt me wel.
BeantwoordenVerwijderenJa, erg hè?
Verwijderen