Pagina's

zaterdag 24 maart 2018

Bomen horen in het bos







Een opvallend feit over de dorpsgemeente op het platteland waar ik ruim tien jaar terug mijn toevlucht uit de grote stad heb gezocht, is dat men er een hekel heeft aan bomen. Bomen horen in het bos, is een veelgehoorde uitspraak. En voordat iets een bos kan worden, wordt het snel omgezaagd, want bossen, daar is men hier ook niet zo dol op. Ik kan er maar weinig vinden tenminste. Het dichtstbijzijnde bos dat er wél is, wordt momenteel drastisch uitgedund met het argument dat de boomsoort hier historisch gezien niet voorkomt. Historisch gezien ligt ons land voor een groot deel onder water, denk ik dan, dus laat die bomen nou ook maar staan, nu ze er eenmaal staan. Gek genoeg is dat één van de dingen die ik van de grote stad het ergste mis: het bos.
Opgeruimd staat netjes, zegt men hier, als er weer ergens een rijtje bomen is verdwenen. En: wát een licht. En: wát een ruimte. Geen takjes meer op straat, geen bladeren meer op de oprijlaan. Wat een heerlijkheid.
Laatst was het weer zover. Urenlang brulden kettingzagen en houtversnipperaars onafgebroken hun lied van dood en verderf door de wijk. Het was meteen onmogelijk me nog ergens op te concentreren. Vanwege de aanhoudende herrie uiteraard, die mijn hoofd overnam en iedere gedachte de nek omdraaide. Maar ook omdat ik er niet van houd dat er maar voortdurend bomen worden omgezaagd. Ik begrijp het vaak niet. Ik houd van bomen. In het bos en in de stad. Zonder bomen is er geen bos. Zonder bomen zijn stad en straat doods.
De geluiden die ik nu hoorde gaven alle aanleiding het ergste weer te vrezen. Met een zwaar gemoed ging ik later op de dag eens poolshoogte nemen en trof inderdaad niets dan droefenis. Het enige mooie in de straat waar het allemaal gebeurde, waren altijd de bomen geweest. Vijfendertig kersenbomen, niet ouder dan de straat zelf, niet ouder dan twintig jaar. Bomen waar bij het bouwen van de straat waarschijnlijk voor was gekozen. Misschien zelfs wel in overleg met de toekomstige bewoners. Bomen die de liefdeloos lelijke, zielloze straat ieder voorjaar tijdelijk omtoverden in een mooie straat. Met een rijke, wit-roze bloesem, van voor naar achter en terug. Twee, drie lieflijke rijen dik. Lommer in de zomer en in het najaar gratis kersen. Emmers vol. Waar je in de supermarkt een vermogen voor zou betalen. Kersen die niemand wilde. Behalve de spreeuwen. De spreeuwen die op de auto’s poepten.
Zo zal het zijn gegaan. Kunnen die bomen niet weg? Is men gaan denken. Die kersen.. Die spreeuwen.. Die bloemblaadjes.. Allemaal troep op de auto. Door de bomen. Een enquête, een petitie, een brief aan de gemeente.
De bomen waren allemaal omgezaagd. Niks was er van over dan vijfendertig verwijtende stompen, die verderop in de week met grof geweld uit de straat werden getrokken. Opgeruimd staat netjes. Straks worden de gaten gedicht, de straat opnieuw betegeld. Vijfendertig extra parkeerplaatsen. Wat een heerlijkheid.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten