Pagina's

maandag 24 april 2017

Old skool




V
olkomen onverwacht vroeg zijn jongste zoon hem vandaag of hij zijn biebpas mocht lenen.
De man viel bijna van zijn stoel, toen hij dat hoorde. Zonder zich te bezeren gelukkig, omdat het alleen figuurlijk was en hij in werkelijkheid de was stond te vouwen, maar evengoed.. had hij dat nou goed verstaan? Vroeg zijn jongste zoon hem daar om zoiets analoogs en twintigste eeuws als een biebpas?
Zelf ging de man nog regelmatig naar de bibliotheek. Om papieren boeken te lenen, want dat moest je er bij zeggen tegenwoordig, dat ze van papier waren. Boeken die hij dan thuis, in een stoel, met een kopje thee ging zitten lezen. En als het een goed boek was, werd de thee koud en het huishouden vergeten. Heel old skool allemaal, maar hij deed er verder geen vlieg kwaad mee.
Van zijn jongste zoon verbaasde het hem eerlijk gezegd dat die dus nog scheen te weten dat er zoiets als een bibliotheek bestond. De meeste andere educatieve uitjes waarop hij hem als leuke jonge vader had meegenomen waren zo goed als vergeten, zo bleek vrij regelmatig. Hij had het allemaal net zo goed kunnen laten, dacht de man wel eens monkelend, al was zijn zoon nu dan toch maar mooi op weg naar de bibliotheek. Zijn vaderhart veerde op.
Tot hij het gevouwen wasgoed van de jongste in zijn kamertje legde en op zijn buro - althans.. de stapel rotzooi waaronder zijn buro voor het laatst was gesignaleerd - de doos van Assassins Creed zag liggen. Een mild-moorddadig computerspel dat enige jaren geleden, toen zijn vrouw en de man de strijd nog niet hadden opgegeven, na lange onderhandelingen als eerste echte game naast Minecraft werd getolereerd. Inmiddels speelden zich zonder enige vorm van onderhandeling vrij continu veel verschrikkelijker dingen af, op de schermen van hun jongens. Dingen waarvan de man zich dan afvroeg waarom dat eigenlijk nog een spel werd genoemd. Amusement. En wat daar dan in vredesnaam precies leuk aan was. Dingen waarvoor je, als het op het journaal kwam, gewaarschuwd werd. Dat het schokkende beelden bevatte.
Maar goed, nu begreep de man dus wat zijn zoon in de bibliotheek te zoeken had. Nieuwe games. Duh. Op de één of andere manier vond hij het ook wel weer een geruststellende gedachte. Dit paste tenminste in het plaatje.
En toen - ik verzin dit niet, zou Sylvia Witteman zeggen - kwam zijn zoon thuis met twee dikke papieren boeken met hele kleine lettertjes over de geschiedenis van het Romeinse Rijk. Want dat leek hem interessant..
Daar zat de man dan, met zijn plaatje. Wie zou het puberbrein ooit begrijpen? Hij niet in elk geval.

dinsdag 18 april 2017

Een avond met de vertaler des Vaderlands




L
eeft die nog? Tot twee keer toe is dat de oprecht verbaasde reactie wanneer ik vertel dat ik naar een concert van Jan Rot ga. Twéé keer. Onafhankelijk van elkaar. Zo staan de zaken er blijkbaar voor, voor Jan Rot. Tjees. Terwijl zijn programma van de avond nog wel ‘Jong en veelbelovend’ heet. Wat dan wel weer meteen het andere uiterste is, maar goed, dat slaat ook meer op de ondertitel van de show: De jaren 70 van Jan Rot. En zo valt alles op zijn plek, want in de jaren 70 was Jan Rot dat inderdaad, jong en veelbelovend. Wil hij maar zeggen.
Inmiddels, bijna een halve eeuw later, heeft hij zich wel als een blijverdje bewezen. Als een soort vertaler des Vaderlands voorziet hij al tientallen jaren alles wat los en vast zit van een passende Nederlandse tekst. Van de Matthäus Passion tot en met de rockopera Tommy, en veel daar tussenin. Begin dit jaar verscheen een veelgeprezen boek met al zijn eigen liedteksten en vertalingen. Een boek zó dik dat er niet eens meer plek was voor een volledig register, wat het weliswaar weinig overzichtelijk maar niet minder indrukwekkend maakt. Gelijk het oeuvre, nietwaar?
Normaalgesproken, opent Jan Rot de avond, vraagt hij wie de jaren 70 nog heeft meegemaakt. Maar dat hij vanavond beter kan vragen wie ze níet heeft meegemaakt. Het ziet inderdaad grijs van de mensen, in de goedgevulde Amer, en de zaal lacht welwillend om het grapje. Jan Rot weet natuurlijk ook wel dat wij ook wel weten dat hij normaalgesproken heus niet in een met trendy tieners volgestampt Paradiso zijn ultrahippe ding staat te doen. Met The Streetbeats lukte dat misschien nog, in de jaren 70 inderdaad, maar met het programma van vanavond zou hij daar zeker geen deuk in een pakje Zeeuws Meisje slaan. Jan Rot zet vol in op de nostalgie, een veelgevraagd sentiment in dit bange tijdsgewricht waarin we het ook allemaal niet meer weten, zeker bij de generatie die hij vanavond voor zich heeft, dus dat is geen toeval. En dat geeft ook helemaal niet want het levert ons allemaal een buitengewoon genoeglijke avond op.
Aan de hand van krantenkoppen en hitlijsten neemt Jan Rot ons chronologisch hap snap mee door de jaren 70, met een liedje en een praatje. Af en toe doet hij een Leo Blokhuisje Light, met muzikale feitjes en weetjes die iedereen weet. Wie zong ook weer over Alice?* Wie weet nog hoe de gitarist van Roxy Music heette?** Wat was de echte naam van Bromsnor?*** Het zijn vragen die de zaal al roepend mag beantwoorden, er kan af en toe worden meegezongen op de toppers van toen, maar dan op de vertaalde tekst van Jan Rot.. het gaat erin als krentenmik met boter.
De rode draad in het verhaal is Jan Rot zelf, die in de jaren 70 opgroeide van puber tot jong en veelbelovend artiest dus. Met smakelijke anekdotes over kinderleed, de prille liefde en de eerste schreden op de weg naar de roem. Zo leren we bijvoorbeeld dat de frontman van The Sex Pistols, Johnny Rotten immers, zijn naam gewoon van onze Jan heeft gejat, tijdens een toevallige ontmoeting in Londen. That's a fuckin' good name, zou hij geroepen hebben. Of het allemaal echt waar is, wie maalt erom? Het is een mooi verhaal.
En ieder verhaal geïllustreerd met de vertaling van een toepasselijke hit. Of een eigen lied, want - dat zou je bijna vergeten - die zijn er ook nog. En dat zijn zeker niet de minste. Zeker niet. Een ontroerend moment in de voorstelling is bijvoorbeeld ‘Stel dat het zou kunnen’, dat in 2015 met de Annie MG Schmidtprijs voor het beste theaterlied werd onderscheiden.
Soms zijn de vertalingen van Jan Rot aan de melige kant, naar mijn smaak, maar in de context van deze gezellige avond in de feestzaal achter het dorpscafé, live uitgevoerd en met een sappig verteld verhaal erbij, komen ze uitstekend tot hun recht. Zelfs met de vertaling van het toch al drakerige Angie, waarin Ankie rijmt op bankie, plankie en Frankie, komt hij weg, wat mij betreft. En hetzelfde geldt voor het laatste nummer, My way, over draken gesproken. Omdat hij, besluit Jan Rot de avond, ook zomaar om kan vallen, zoals zovelen het afgelopen jaar.
Maar voorlopig leeft hij dus nog. Gelukkig.

*ǝᴉʞoɯs **ɐɹǝuɐzuɐɯ lᴉɥd ***slǝǝƃ nol

Wij zagen Jan Rot in café de Amer, in Amen, Drenthe. Kijk voor een speellijst even op janrot.nl Bezoek ook het YouTubekanaal van Jan Rot.

zaterdag 15 april 2017

Merel





T
oen ik thuis kwam, van het één of ander, lag er een merel op het tuinpad. Een vrouwtje, was het. Bewegingloos lag ze daar, aan mijn voeten. Dood was ze niet, maar veel leven leek er ook niet in te zitten. Het was een volwassen exemplaar, voor overmoedige nestvlieders is het ook nog veel te vroeg in het seizoen. Met lijdzame blik zat ze af te wachten wat komen ging. Dat was blijkbaar aan mij.
Tja. Ik wist ook niet precies wat komen ging. Dat wil zeggen, als er niets gebeurde had ik wel een vermoeden van wat komen ging, het wemelde van de katten in de straat. Ik wist alleen zo snel niet wat mij nu te doen stond.
Wat moet je met zo’n beestje? Mee naar binnen nemen en in een kartonnen doos langzaam weg laten kwijnen leek me geen optie, zelf hebben we bovendien ook een kat, een complicerende factor. En was er niet iets van een vogelziekte? De dierenambulance zag me al aankomen natuurlijk en het beest de genadeklap geven, nee, daar ben ik de man niet voor.
Maar ja, ze lag wel op mijn tuinpad. Ik wilde haar ook niet aan de wilde dieren overleveren.
Of in bloederige stukken terugvinden op de deurmat, dat ook niet.
Ik boog me eens voorover om te zien of ik kon zien wat er aan de hand was, maar veel wijzer werd ik niet. Dat ik haar bemoedigend met mijn vinger over de kop kon aaien zonder enige reactie, leek mij geen goed teken.
Verdorie, daar stond ik dan. Ik keek eens links en rechts de straat in, of daar misschien een oplossing aan kwam lopen, een minder besluiteloos iemand dan ik bijvoorbeeld, maar nee.. ik stond er alleen voor.
Alleen met de merel.
Die toen zonder enige overgang pardoes opvloog, met een energiek roefff, en in karakteristieke vlucht drie huizen verder de hoek om uit zicht verdween. In een oogwenk opgestaan uit de dood.
Later, het voorval alweer bijna vergeten, zag ik boven op de ruit van de balkondeur nog een ordeloze afdruk van wat vooraf was gegaan.

dinsdag 11 april 2017

Hannah





I
n het museum dat ik bezocht, ontmoette ik een bekende. Ze stond vlak naast me en keek naar het werk naast het mijne. Het werk naast het werk dat ik bekeek, bedoel ik dan, voordat er misschien gedacht wordt dat mijn werk in een museum hangt en dat ik daarover wil opscheppen, maar daarvan is zover ik weet geen sprake. Van een werk van mij in een museum, bedoel ik dan weer, want als daar wel sprake van was, zou ik daar zeker over opscheppen. Maar dat hoeft dus niet. Jammer genoeg natuurlijk, maar goed, het is al mooi dat ik zelf zo af en toe nog in een museum kom. Dat kun je ook niet van iedereen zeggen.
Wel van de bekende, want die stond naast me en bekeek het werk naast het mijne, als hierboven omschreven. Mijn aandacht was inmiddels van het werk tegenover mij afgeleid naar de bekende naast me, waarvan ik trouwens alleen maar de allereerste tellen vanuit mijn ooghoek dacht dat het wel eens een bekende kon zijn, tot ik mij realiseerde dat ik haar kende van tv. Van Netflix, om precies te zijn, want niets menselijks is mij vreemd en ik zit dus ook regelmatig mijn kostbare avonden te verdoen met de ene aflevering na de andere serie. Please like me, in dit geval. Een Australische comedy over dolende dertigers, of twijfelende twintigers, jonge mensen in elk geval, die voor een groot deel bestaat uit onnavolgbaar ongemakkelijke dialogen en ingewikkelde gesprekken tussen de verschillende hoofdpersonen. Ik kan hem ten zeerste aanbevelen. Een aangenaam lichte toets tussen het duistere en voortdurend op de loer liggende, naargeestige geweld van Homeland, Narcos en Designated Survivor, om maar eens wat ander binge-materiaal te noemen.
Het was Hannah, die naast me stond. Hannah, uit Please like me. Realiseerde ik mij. Maar ook dat zij dat dus niet kon zijn en dat het alleen maar iemand was die er sterk op leek. Hetzelfde wat plompe, peervormige figuur, het praktische korte haar, het zware brilmontuur, de wat afwezige, stuurse blik.. het was haar helemaal. Behalve dat ze het natuurlijk niet was. Natuurlijk was ze het niet. Ik bedoel.. Australië..
Toch had ik de aanvechting haar te groeten. Dahag.. Om vervolgens omstandig en steeds gênanter uit te leggen op wie ze volgens mij leek zeker: een plomp, peervormig, lesbisch en lethargisch depressief personage uit een serie waar ze dan waarschijnlijk ook nog nooit van gehoord had. Of die ze afschuwelijk vond, want dat kon ook nog.
Ik heb het dus maar niet gedaan, dat groeten. Jammer eigenlijk. Het had hoogstwaarschijnlijk net het soort onnavolgbaar ongemakkelijke dialoog opgeleverd dat ik in Please like me zo leuk vond.