Pagina's

maandag 29 februari 2016

Die goeie ouwe Karel Appel




Misschien romantiseer ik het verleden wel teveel hoor, daar heb ik wel een handje van namelijk, zeker nu ik wat ouder word, maar in mijn roze herinneringen loop ik nog wel eens op mijn gemakje alléén door een museumzaal te kuieren. Met vrij uitzicht op het gebodene. Dat is er tegenwoordig niet meer bij. Máánden van tevoren al moet je je dure kaartjes reserveren, in een strak afgebakend tijdslot, en met een beetje pech sta je dan nóg een uur in de rij voordat je binnen een glimp van het tentoongestelde kunt opvangen, tussen het zwarte vierkant van de kunstminnende menigte door.
Nou goed, in het geval van Karel Appel in het Haags Gemeentemuseum is dat allemaal een tikkeltje overdreven gezeur. Tijdsloten of reserveringen komen er niet aan te pas en met mijn museumjaarkaart loop ik langs de rij zo naar binnen, maar een rij staat er dus wel en eenmaal binnen is het voor ieder schilderij dringen geblazen. Dat had je vroeger niet, in mijn herinneringen dus. In mijn herinneringen was vroeger alles beter.
Vroeger rotzooide Karel Appel bijvoorbeeld ook nog gewoon maar wat an. Dat is ook al niet meer. Tenminste, dat is de insteek van deze tentoonstelling. Dat Karel Appel toch echt een groot schilder was die weldegelijk precies wist wat hij deed, en allerminst maar wat an rotzooide, die zelfs voorstudies maakte.
Dat hij precies wist wat hij deed is inderdaad wel meteen goed te zien in het filmfragment uit de documentaire van Jan Vrijman, waarmee de expositie opent. In een permanente loop staat Karel Appel daarin snuivend en fronsend en moeilijk kijkend met verf te smijten en te smeren en vreselijk zijn best te doen om zoveel mogelijk op de maar wat an rotzooiende Karel Appel te lijken. Met onze door gescripte talkshow, realitysoap en docudrama geperverteerde blik is het bijna lachwekkend om te zien hoe schattig dat er in 1961 nog aan toe ging, zo’n imago neerzetten. Knullig, zou je bijna zeggen, als je niet ook wist dat dat imago 45 jaar later dus nog altijd dapper standhoudt. Al duurt dat, wat het Haags Gemeentemuseum betreft, dan niet lang meer.
Van mij had dat niet gehoeven, die serieuze insteek. Als gezegd, het kan zijn dat ik het verleden teveel romantiseer, maar ik vond Karel Appel eigenlijk leuker toen hij nog wel gewoon maar wat an rotzooide. Dat was nou juist zo aardig aan Karel Appel, vond ik. Dat laconieke motto. Serieuze kunst, met een grote k en de bijbehorende blabla, daar is er al zoveel van. Karel Appel, die had daar tenminste schijt aan, die smeerde gewoon maar raak. Hoppeta, wéér een schilderij af. En nu ik dat dan opeens als het werk van een groot schilder moet gaan bekijken, zie ik het eigenlijk niet zo goed meer. Het ligt aan mij hoor, dat zal echt wel zo zijn, de andere bezoekers hebben er duidelijk veel meer verstand van en lopen eerbiedig fluisterend van zaal naar zaal. Kleurige dames wijzen elkaar op het volgende doek en verzuchten hoe prachtig het is, vallen zowat in katzwijm, zo mooi, zo mooi. Ik heb het na een tijdje wel gezien, al die pasteuze, harkerige grote gebaren.
Geboeid raak ik pas weer als ik bij het CoBrA werk ben aanbeland. Vooral de zogenaamde kindertekeningen weten mij altijd weer te raken. Die krachtige zwarte lijnen op vergeeld papier, die verouderde wasco kleuren in onbeholpen vlakken, die aandoenlijke koppoters, ontroerende dieren en vragende kinderogen.. ik kan er naar blijven kijken. Noem me behoudend of ouderwets, steeds opnieuw vind ik het mooi. Al jaren lang. En toch kijk ik er, dankzij de insteek van het Gemeentemuseum, vandaag ook anders naar. Want inderdaad, zie ik nu, híer rotzooit Appel zeker niet maar wat an. Daar zijn deze tekeningen veel te trefzeker voor, en veel te raak. An rotzooien is hij later pas gaan doen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten